De gedichten van Anna Bijns
Anna Bijns is afkomstig uit de Antwerpse middenstand: haar ouders hebben een kleerwinkel. Na de dood van haar vader, Anna is dan 24, richt ze samen met haar broer een school op in Antwerpen. Ze blijft haar hele leven vrijgezel. Wanneer haar broer trouwt begint ze een eigen schooltje, "Het Roosterken", waar ze tot haar tachtigste les geeft in godsdienst, lezen, schrijven en rekenen. Haar kernspreuk "Meer suers dan soets" kan verwijzen naar haar eigen moeilijke strijd om het bestaan. Anna Bijns komt over als een onafhankelijke en vrijgevochten vrouw die niet op haar mondje gevallen is.
Via haar vader die wel eens een refrein neerpende, komt de jonge Anna thuis in contact met bevriende rederijkers. Ze ontdekt haar eigen literair talent door deel te nemen aan wedstrijden van de Antwerpse rederijkerskamer, waarvan ze als vrouw geen lid mocht zijn. De rederijkers bewonderen haar taalvirtuositeit en vormbeheersing. Haar populariteit onder haar tijdgenoten is groot. Bijns correspondeert in vlotte refreinen met rederijkers in binnen- en buitenland.
Anna Bijns moet heel productief geweest zijn, maar veel van haar verzen zijn verloren gegaan. In totaal hebben we 222 teksten van haar, hoofdzakelijk refreinen. Naast drie gedrukte Refreinenbundels hebben we ook twee lijvige handschriften met het lichtere werk. Verder duiken er refreinen van Bijns op in verzamelhandschriften met rederijkersgedichten.
Haar werk kun je inhoudelijk onderverdelen volgens drie thema's:
int vroede : over het zuivere geloof, tegen de afvallige Lutheranen en tegen misbruiken in de Roomse moederkerk
int amoureuze : hartstochtelijke liefdeslyriek
int zotte : kloosteramusement, grove onderbroekenlol.
Taalvirtuoos Bijns beschikt over een ruime woordenschat en beheerst perfect de meest ingewikkelde versvormen. Dat rijmtechnisch vernuft combineert ze met een sappige volkstaal die fel, sarcastisch en soms ronduit schunnig is. Haar toon is afwisselend stichtend , hartstochtelijk , geestig en spottend . Later lijkt ze meer berustend.
Anna Bijns heeft haar internationale faam mee te danken aan de drukpers. Antwerpen is op dat moment het centrum van de boekdrukkunst. De Antwerpse minderbroeders die vlak in de buurt van haar schooltje hun klooster hebben, liggen mee aan de basis van haar populariteit. Zij stimuleren haar schrijverschap en helpen haar met het uitgeven in druk van drie bundels stichtende refreinen, in 1528, 1548 en 1567. Daardoor raakt haar werk tijdens haar leven verspreid tot ver buiten de Nederlanden.
Hoewel de paters haar groot literair talent erkennen, gebruiken ze maar al te graag haar vlot leesbare, striemende pamfletten voor hun propagandaoorlog tegen het Lutheranisme. Theologische argumenten bevatten Anna Bijns' strijdrefreinen niet, maar haar felle aanvallen op Luther komen de minderbroeders bijzonder goed van pas in hun strijd tegen de reformatie.
Lees vooral het pamflet: Nog schijnt Merten van Rossom de beste van tween
Meer over Luther, Calvijn en de contra-reformatie op www.literatuurgeschiedenis.nl : Gouden Eeuw - Thema's - Leven en sterven voor het geloof - over geloofstwisten
Vermoedelijk won zij op haar negentiende een prijs in een wedstrijd van de Brusselse rederijkerskamer in 1512, met lofdichten op de heilige Maria.
Literatuur als wapen
De reformatie begint in 1517 met Luther en bereikt ook de Nederlanden. In de literatuur wordt volop strijd geleverd tussen voor- en tegenstanders. Vooral Anna Bijns bestrijdt Luther in felle bewoordingen.
Maarten Luther had het in 1517 gewaagd om de kerk van Rome en de paus openlijk te bekritiseren. Dat was wel eerder gebeurd, bijvoorbeeld door Geert Grote en Erasmus, maar Luther deed dit met grote vasthoudendheid. Bovendien raakte Luther de kerk in het hart door zijn kritiek op de corruptie van hoog tot laag. Zelfs een plaats in de hemel was te koop, als je sommige priesters mocht geloven.
Luther maakte gebruik van de drukpers voor de verspreiding van zijn ideeën. Kort nadat zijn geschriften in het Duits waren gepubliceerd, verschenen ze ook in het Nederlands, gedrukt in Antwerpen. Nu kon ook hier het gevecht beginnen.
De felste bestrijder van de hervorming was Anna Bijns, een dichteres die haar hele leven in Antwerpen woonde en werkte. Ze was onderwijzeres en had een eigen schooltje. Maar ze kon vooral ook erg goed schrijven en deed dat in de stijl van de rederijkers. Al gauw werden haar gedichten ook gedrukt, niet in de eerste plaats vanwege hun literaire waarde, maar vooral omdat ze daarin zo fel van leer trok tegen Luther en zijn kornuiten:
Princen en princessen, als u Luters ghespuys
Wilt genaken, maect geringhe een cruys,
Geeft hem geen geloove, haer fondament is wack [...]
Luegenachtich spreken sij met twee monden,
Men soude haer bedroch niet meten met ellen.
Al dat sij soecken, is vrijheit in sonden.
Tsijn eertsce duvels, die de menschen quellen
Met Anna Bijns' gedichten had de centrale overheid weinig moeite, maar des te meer met de geschriften van iedereen die de kerk bekritiseerde. Liedjes, toneelstukken en gedichten werden uiterst kritisch bekeken en er was volop censuur. Een boek dat niet officieel was goedgekeurd, mocht niet verschijnen.
Grote problemen ontstonden rond de grote rederijkerswedstrijd te Gent in 1539. Alle steden die daar verschenen, hadden een spel geschreven op de vraag: Wat biedt de meeste troost aan een stervende mens? Dat was in die tijd een gevoelige vraag. De aanhangers van Luther en katholieke kerk verschilden precies op dit punt sterk van elkaar. De gestelde vraag was dus bewust provocerend, en datzelfde geldt voor de inhoud van verschillende spelen die in Gent werden opgevoerd. Toen ze kort daarna in druk verschenen, werden ze dan ook meteen door de overheid verboden. Wie het boek met deze spelen verkocht of in bezit had was een ketter en kon worden vervolgd en uiteindelijk op de brandstapel terechtkomen. Literatuur was niet zo onschuldig.
Het is goet vrouwe syn, veel beter heere;
ghy maechden, ghy wyfkens, onthout dees leere.
Niemant hem te seere // om houwen en spoeye;
Men seyt: daer gheen man en is, daeren is geen eere;
maer die gecrygen can cost & cleere,
niet haest haer en keere // onder eens mans roeye.
Dits mynen raet, want soo ic vermoeye,
dagelycx vernoeye //, men siet dat gemeene.
Al is een vrouwe noch soo ryck van goeye,
sy crycht haest een boeye // aen haer beene,
ist dat sy trout; maer blyft sy alleene,
& sy haer reene // & suyver gehouwen can,
sy is heere & vrouwe: beter leven geene.
Ic en acht niet cleene // thouwelyck; nochtan:
ongebonden best, weldich wyff sonder man.
Dichtvormen van de rederijkers ook door Anna Bijns gebruikt
HET REFREIN
een van de Franse ballade afgeleide dichtsoort - niet gezongen maar gesproken of geprononceerd
het schrijven van refreinen behoorde tot de kern van het rederijkersbedrijf (steden in Vlaanderen, Brabant, Holland en Zeeland)
Elke strofe: minstens acht versregels
Elke strofe: beëindigd op dezelfde regel - zgn. stock
stock: toont de grondgedachte van het gedicht
Rederijkers: deelname aan wedstrijden
Tijdens de meeste liederenwedstrijden - refreinwedstrijden
Het organiseren van een refreinconcours binnen de kamer op geregelde tijdstippen - de manier waarop de rederijkers zich van andere stedelijke literaire gezelschappen onderscheidden
vele interlokale wedstrijden- refreinfeesten waar in het begin alleen met refreinen een prijs te winnen was
het referein gezien als een belangrijker genre dan het lied (de hoogste prijs bestemd altijd voor een refrein)
b) HET ACROSTICHON - NAAMDICHT
De beginletters van de opeenvolgende strofen vormen samen de naam van de persoon aan wie het gedicht is opgedragen
Bv. Het Wilhelmus
Anna Bijns - Refreinen - drie refreinenbundels
2 belangrijkste onderwerpen van de gedichten:
Godsdienstig werk (ook in druk verschenen)
de anti-protestantse strijdlust
stellingname tegen Maarten Luther gezien als duivel, kwaadaardige ketter, de grootste vijand van Anna Bijns' katholieke geloof
het optreden tegen de misbruiken en het verval van de eigen (katholieke) kerk
b.v. Zulk zoekt de goei nachten en verliest de goei dagen
Profaan werk (bewaard in handschriften in de Brusselse Koninklijke Bibliotheek en de Universiteitsbibliotheek Gent)
amoureuze refreinen: lof der geliefde, klachten over de ontrouw, schelden op het huwelijk, slavende of bazige vrouwen, rol van de vrouw (huwelijksthematiek vaak aanwezig in de werken van de rederijkers)
b.v. Refrein XVI: Het es goet vrouwe sijn, maer veel betere heere
Kenmerken van de poëzie van Anna Bijns
grote taalvirtuositeit
heel goede vormbeheersing: zij beheerst de veeleisende en tot rijmvernunft uitnodigde refreinstrofe
3