De Middelnederlandse epiek
In de Nederlandse literatuur en cultuur van Middeleuwen kunnen we twee perioden onderscheiden. De eerste - ridderlijke - valt van ca. 1170 tot 1300; de tweede - burgerlijke - vanaf 1300 tot 1500.
De teksten hebben alleen in fragmenten overgebleven. We weten waarover ze gaan uit latere vertalingen en bewerkingen. In de eerste periode hebben we te maken met ridderroman en dierenverhaal.
Er zijn vier soorten van ridderroman: frankische, klassieke, keltische en oosterse. De eerste behoort tot voorhoofse epiek en draait rond Karel de Grote. Het beschreef trouw en verraad en prijsde de moede en dappere, maar ook de wreedheid. In de hoofse epiek, waartoe de andere soorten behoren, wordt de brute kracht door gevoeligheid vervangen. Ridder wordt beschaaft en dient voor hooggeboren dame. Hij strijdt om haar liefde te verdienen. Ook de visie op vrouw verandert: zij wordt gewaardeerd en gerespecteerd, ze staat niet meer in de schaduw van haar man.
Wat die soorten ondercheidt is de bron:
frankische roman, genoemd ook de Karelepiek, beschrijft de daden van de ridders van de kring van Karel de Grote. Themas: veldtochten en de botsing tussen trouw en verad van de feudal vorst. Voorbeelden: Karel ende Elegast, Roelandslied
In de klassieke roman thema wordt door antiek geinspireerd. Meestal van Franse teksten over Aleksander de Groteen en Trojan Oorlog aangepast. Voorbeeld: Eneide Hendrik van Veldeke, Historie van Troien en Alexanders Gheesten van Jacob van Maerlant
keltische roman, Arthurroman; het ontsond in Frankrijk in de tweede half van 12de eeuw, na de aanraking van hoofse cultuur met rijke traditie van Britse legenden. De helden - fictief koning Arthur en de ridders van de Ronde Tafel. Walewein
oosterse roman wordt geinspireerd door de byzantijnse cultuur, waarmee de europese ridders tijdens de kruistochten hebbenn samengekomen. Het kwam tot Nederlandse literatuur ook uit Frankrijk. In tegenstelling tot Christelijke Europe wordt islamse oost als iets slechts voorgesteld. Floris ende Blanchefloer
Karel ende Elegast neemt het een speciale plaats in Karelepiek; Karel de Grote vertolkt immers de hoofdrol, terwijl hij in andere karelromans eerder een nevenfiguur is. De auteur is onbekend. Het is omstreeks 1250 geschreven in Brabant. Het verhaal bestaat uit circa 1400 verzen. Het is de enige Middelnederlandse karelroman waarvan men vandaag de dag nog een volledige tekst bezit.
Karel wordt door een engel drie keer (goddelijke cijfer) gewakt en gewaarschuwd dat als hij niet vlucht, zou hij worden doodgemakt. Dus hij vlucht en ontmoet Elegast in het bos. Hij zegt niet wie hij is en geeft een voorstel om keizerlijke hof te beroven. Elegast is trouw en wil niet dat doen. Ze beslissen om Eggherik,de keizers zwager, te beroven. In het kasteel blijkt het dat Eggherik Karel wil vermoorden. Volgende dag valt Eggherik met zijn mensen het keizerlijke kasteel aan, maar Elegast doodt Eggherik en krijgt Karels zus voor een vrouw.
Geschiedenis wordt met fantasie gemengd. Sprekende namen: Elegast=edele gast
Dierenverhaal stamt enerzijds uit oudgermanse bronnen, anderzijds uit kloosterstraditie, die bracht de antieke Griekse en Latijnse dierenverhalen over. De antieke schrijvers: Aesopus (Ezop) (6de eeuw V.C.); Babrios (1/2de eeuw na C..) opvolger van Aesopus; Flavius Avianus (4-5de eeuw n.c.) vertelde verhalen van Aesopus en Babrios tot Latijn.
Een dierdicht is een verhaal of een verzameling verhalen over dieren, die echter de diverse karaktereigenschappen, zwakheden of slimmigheden van mensen vertonen. Spreken kunnen ze doorgaans ook. Heeft het verhaal een moraal of een boodschap, dan spreken we ook wel van een fabel, of, preciezer, van een dierfabel.