Ziel 1, SYNTAXIS - zinsleer (hoe men zinnen bouwt)


SYNTAXIS - zinsleer (hoe men zinnen bouwt)

houdt zich bezig met de verbinding van woorden tot:

---> huodt zich dus ook bezig met de woordvolgorde

ONTLEDEN --> ontleding (rozczłonowanie, analiza)

zinsontleding = rozbiór zdania

ONTLEDING (soorten)

ZINSDELEN:

- gezegde (GEZ) = predicaat - orzeczenie

  • onderwerp (OND) = subject - podmiot

  • voorwerp = object - dopełnienie:

    • lijdend voorwerp (LV) = direct object - dopełnienie bliższe

    • meewerkend voorwerp (MV) = indirect object - dopełnienie dalsze

    • voorzetselvoorwerp (VZV) - dopełnienie przyimkowe

  • bijwoordelijke bepaling (bijw. b.) - okolicznik

  • bijvoeglijke bepaling (bijv. b.)* - przydawka

  • bepaling van gesteldheid*

* de bijvoeglijke bepaling is geen aparte zinsdeel, maar een zinsdeelstuk (van zinsdelen, die substantieven bevatten)

* voorbeeld: Hij kwam tevreden naar huis terug (Hij was tevreden en hij kwam tevreden terug/ het woord tevreden heeft betrekking zowel op mens als op actie) /gsteldheid - stan

I stap van ontleding - het vinden/opzoeken van de persoonsvorm (p.v.) - het verbum finitum

Persoonsvorm:

Zin - een constructie van woorden, die gecombineerd worden met de persoonsvorm

De valentie van het verbum finitum beslist hoeveel en wat voor woorden in de zin zouden moeten voorkomen.

bv GEVEN

+ ONDERWERP

+ LIJDEND VOORWERP

+ MEEWERKEND VOORWERP (ew)

Als je in een taaluiting meer persoonsvormen vindt dan zijn er meer zinnen.

1) Duitsland viel Polen binnen en de Tweede Wereldoorlog nam een aanvang.

persoonsvorm: viel, nam

gezegde: viel binnen, nam

2) Toen Duitsland Polen binnenviel, begon daarmee de Tweede Wereldoorlog.

persoonsvorm: binnenviel, begon

gezegde: binnenviel, begon

Zin 1) en 2) zijn geen enkelvoudige zinnen, maar twee samengestelde zinnen

nevenschikking - konstrukcja współrzędna

onderschikking - konstrukcja podrzędna

PERSOONSVORM:

- altijd een verbum

- verandert als een zin in een andere tijd wordt overgebracht

- imperatief kan niet van tijd veranderen, maar blijft persoonsvorm

- vormt meestal de tweede of de eerste zinsdeel van de zin

- onderwerp en persoonsvorm congrueren met elkaar

- onderwerp en persoonsvorm staan meestel naast elkaar

ZINSDEEL - kan een woord zij of een groepje van woorden

een zinsdeel proef - laat zien hoeveel zinsdelen er zijn in de zin en wat de zinsdelen zijn

Wij kunnen zien wat een zinsdeel is als wij het voor de persoonsvorm kunnen zetten

bv

Tijdens de feestelijkheden ontstond er een hevige brand in een bomvolle restaurant

(bijw. bep. van tijd)

Er ontstond een hevige brand...

(plaatsonderwerp)

(Een hevige brand - het eigenlijke onderwerp en dus een aparte zinsdeel, maar wandaar dat het onbepaald is, kan het niet in het begin van de zin staan)

Het weetje ten slotte (Tako rzecze Zielu;):

- als je alleen maar een voorwerp in de zin hebt, dan is het meestal het lijdend voorwerp

- het zelfstandig werkwoord is dat werkwoord dat overblijft als je de zin maximaal vereenvoudigt

bv. Ik zal het werk morgen gedaan hebben ---> Ik doe het morgen

zelfstandig werkwoord = gedaan

- wat in de valentie van een werkwoord zit, is een subject of een object

- het woord mevrouw hoort niet bij de volgende zin/is geen zinsdeel!

Wat is uw naam, mevrouw?

Mevrouw = vocativus, aangesproken persoon

Gramatyka opisowa 1

2



Wyszukiwarka