1
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 1
Kort maar krachtig
A
Ik had het kunnen weten
2
Lezen – Kattebelletjes
1. C – 2. F – 3. D – 4. B – 5. A – 6. E
3
Grammatica – Meer over het plusquamperfectum
a)
1. U stond op het punt
om naar uw werk te
gaan, toen de telefoon
ging. Het was een col-
lega van uw man. Hij had
een dringende bood-
schap voor uw man. Die
lag echter nog te slapen,
omdat hij gisteren lang
had moeten door-
werken. U heeft een
briefje voor hem op tafel
gelegd.
4. Gisteren gaf u een borrel
voor een paar collega’s. U
moest de hele dag wer-
ken, dus u had uw zoon
de boodschappen voor de
borrel laten doen. Hij at
zelf niet mee, dus u las pas
toen u thuiskwam wat hij
niet had kunnen vinden in
de winkel.
2. U stond bij een vrien-
din voor de deur, maar
ze was niet thuis. U
dacht dat ze misschien
boodschappen was gaan
doen en besloot om het
later nog eens te probe-
ren. U heeft een briefje
in de brievenbus gestopt
om dat te vertellen.
5. Omdat u gisteren met-
een na het werk een verga-
dering had, had u uw man
willen vragen om even wat
spullen voor het ontbijt
voor de volgende dag te
kopen. Toen u op uw werk
aankwam, zag u echter dat
het briefje dat u al voor
hem geschreven had, nog
in uw agenda zat.
3. Uw wasgoed heeft
twee dagen in de wasma-
chine gezeten. U snapte
niet hoe u dat had kun-
nen vergeten, want u
had zelfs een memootje
op de badkamerspiegel
geplakt.
6. Toen u vandaag op kan-
toor kwam, bleek dat de
schoonmaakster niet goed
had afgesloten. Ze had het
raam van uw kamer open
laten staan. U besloot een
post-it voor haar op de
deur te hangen.
plusquamperfectum met
een participium
plusquamperfectum met
twee infinitieven
had geplakt
geschreven had
had afgesloten
had moeten doorwerken
was gaan doen
had kunnen vergeten
had laten doen
had kunnen vinden
had willen vragen
had open laten staan
b)
Het plusquamperfectum gebruik je voor een gebeurtenis
of situatie in het verleden, die voor een andere gebeurte-
nis in het verleden heeft plaatsgevonden.
plusquamperfectum met
een participium
plusquamperfectum met
twee infinitieven die de
functie van een partici-
pium hebben
Het plusquamperfectum
bestaat uit het imper-
fectum van het verbum
auxiliare zijn of hebben +
een participium.
De keuze van het verbum
auxiliare (hebben of zijn)
hangt af van het partici-
pium.
De keuze van het verbum
auxiliare (hebben of zijn)
hangt af van de eerste
infinitief.
Het plusquamperfectum kun je gebruiken in combinatie
met het imperfectum of het perfectum maar nooit in
combinatie met het presens.
c)
1. kunnen, 2. laten, 3. gewaarschuwd, 4. zeggen, 5. gaan,
6. studeren
d)
Bij het plusquamperfectum kun je de conjuncties nadat,
omdat, totdat en voordat gebruiken.
4
Luisteren, lezen en schrijven – Zet jezelf op
een memo
a)
Elevatorpitch 2 is de beste.
c)
1.
Een elevatorpitch mag ongeveer een minuut duren.
2.
Je moet je elevatorpitch beginnen met een pakkende
openingszin.
3.
Je moet jezelf enthousiast en overtuigend presenteren.
4.
Je moet vertellen wie je bent, wat je doet en waar je
goed in bent.
5.
Om ervoor te zorgen dat er een vervolg komt, eindig je
het gesprek altijd met een verzoek.
6.
Je bent beter voorbereid op een elevatorpitch als je je
verhaal verdeelt in onderwerpen.
7.
Je moet bij alle onderdelen van je elevatorpitch bijpas-
sende zinnen verzinnen.
8.
Afhankelijk van de situatie bepaal je welke zinnen van
toepassing zijn.
9.
Tot slot moet je zowel een paar openingszinnen be-
denken, als manieren om af te sluiten.
6
’s Lands wijs, ’s lands eer
1.
a) praten over van alles en nog wat
b) met de deur in huis vallen
c) over koetjes en kalfjes praten
d) Boter bij de vis!
2.
a) en c)
2
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 1
B
De basis is gelegd
1
Luisteren – Politieke spelletjes
b)
Dat wordt niet gezegd.
2
Grammatica – Passivum
a)
1. bent
5. wordt
9. is
2. ben
6. wordt
10. wordt
3. bent
7. bent
11. werd
4. ben
8. wordt
12. word
b)
1.
Wordt u vaak genoemd?
2.
Mijn naam wordt in verband gebracht met een minis-
terspost.
3.
Er werd een verband gelegd tussen mijn naam en een
ministerspost.
4.
Ik word genoemd.
c)
Als een actieve zin in het presens of in het imperfectum
staat, moet je in de passieve zin de presens- of de imper-
fectumvorm van het verbum auxiliare worden gebruiken,
samen met een participium.
Voorbeeld:
Ik maak de oefening.
= De oefening wordt gemaakt.
Ik maakte de oefening.
= De oefening werd gemaakt.
Het object uit de actieve zin is het subject in de passieve
zin.
d)
1. Ik ben nog niet officieel gevraagd.
2. Bent u dus niet benaderd?/ U bent dus niet benaderd?
(met vraagintonatie)
3. Ik ben niet direct benaderd.
4. Door wie bent u genoemd?
5. Mijn naam is opgeworpen.
6. Mijn naam is drie keer genoemd.
e)
Als een actieve zin in het perfectum staat, moet je in de
passieve zin de presensvorm van het verbum auxiliare
zijn gebruiken, samen met een participium.
Voorbeeld:
Ik heb de oefening gemaakt. = De oefening is gemaakt.
f)
Als een actieve zin in het plusquamperfectum staat, moet
je in de passieve zin de imperfectumvorm van het verbum
auxiliare zijn gebruiken, samen met een participium.
Als in een actieve zin een modaal verbum auxiliare staat,
moet je in de passieve zin het modale verbum auxiliare +
de infinitief van worden + het participium gebruiken.
Voorbeeld: Het huiswerk moet worden gemaakt!
De volgorde kan ook zijn: het modale verbum auxiliare +
het participium + de infinitief van worden.
Voorbeeld: Het huiswerk moet gemaakt worden!
Als er geen object in de actieve zin staat, kun je de pas-
sieve zin met er beginnen.
Voorbeeld: Er moet worden overlegd. / Er moet overlegd
worden.
5
’s Lands wijs, ’s lands eer
1.
a) Zich de koning te rijk voelen.
b) Geen rooie cent over hebben voor iets.
c) Geen fluit kunnen schelen.
2.
a) zeer tevreden zijn
b) niets over hebben/geen geld over hebben voor iets
c) niets kunnen schelen
3
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 2
Ik wil wel wat meer weten
A
Onder de loep
2
Lezen – Een overdosis informatie
1. internet, mails, tweets, spam, facebook, trendwatchers,
overload, (filter-)failure
2. deskundigen, journalisten, trendwatchers, columnisten
3. b
4. a
5a. standpunt 1: informatie-overload (er is te veel infor
matie); standpunt 2: filter-failure (we kunnen de infor-
matie niet filteren en/of zijn niet selectief)
5b. sommigen - anderen
6. Voorbeeldantwoord: Ik denk/vind dat we te maken
hebben met een informatie-overload.
Het is voldoende als cursisten hier schrijven ‘informa-
tie-overload’ of ‘filter-failure’; andere dingen mogen
ook.
3
Luisteren – Interview over informatieverwerking
1.
a
2.
c
3.
1) Ze doorgronden stiekeme reclame niet.
2) Ze geven al hun privégegevens bloot.
4.
brochure maken met adviezen voor ouders en scholen
5.
1) Informatie verwerken (zoeken, vinden, beoordelen
en verwerken)
2) Leren privégegevens te beschermen.
4
Spreken en luisteren – Wat zeggen de getallen?
b)
1. nieuwslezer over inhoud en oppervlakte gebouw
2. onderzoeker over temperatuur en gewicht
c)
°C
graden Celsius
cal calorie
cm2
vierkante centimeter
g gram
ha hectare
kg kilo(gram)
m3
kubieke meter
B
Voor het voetlicht
2
Luisteren – Brandpreventie in een kantoor
a)
1. De voorlichter geeft de tips om brand op de werkplek
te voorkomen.
2. ‘Voorkomen is beter dan blussen’ betekent hier dat het
veiliger en beter is als je brand voorkomt. Dus het is
veiliger om te zorgen dat er geen brand ontstaat. Blus-
sen is dan helemaal niet nodig.
3. De apparaten zijn extra gevaarlijk omdat we zo aan ze
gewend zijn dat we ze niet als brandgevaarlijk herken-
nen.
4. Je gezond verstand gebruiken betekent dat je ergens
nuchter over nadenkt en logische conclusies trekt.
Brandpreventie is een kwestie van gezond verstand
omdat sommige tips eigenlijk heel logisch zijn.
3
Grammatica – Oorzaak, actie, gevolg, doel,
reden, conclusie?
a)
1. De voorlichter geeft een aantal tips (om brand te voor-
komen).
2. (Omdat de voorlichter brand wil voorkomen), geeft hij
een aantal tips.
3. De voorlichter geeft een aantal tips, (want hij wil brand
voorkomen).
4. De voorlichter geeft een aantal brandpreventietips,
(opdat de medewerkers in het kantoor veilig kunnen
werken).
5. (We zijn gewend aan koffiezetapparaten), zodat we ze
eigenlijk niet meer opmerken.
6. Brand ontstaat soms (doordat iemand per ongeluk een
koffiezetapparaat laat branden).
7. (De voorlichter wil brand voorkomen), dus hij geeft een
aantal tips.
b)
Zin 3, 5 en 7 kunnen niet omgedraaid worden:
‘want’ betekent: ‘de reden hiervoor is’. De actie moet
dus voorafgaan.
‘zodat’ betekent: ‘met als gevolg dat’. De oorzaak moet
dus voorafgaan.
‘dus’ betekent ‘om die reden/daarom’ en verwijst naar
iets wat voorafgaat.
5
Vocabulaire – Promotie
a)
1. De tekst gaat over het schrijven van een proefschrift/
dissertatie, de hierop volgende promotie en over de
plechtigheid die daarbij hoort.
2. paranimf – promovendus – paranimf
3. …dan verschijnt de pedel die met zijn staf driemaal op
de vloer stampt en roept: “Hora est!”
4. de promotiecommissie
5. Het staat er zwart op wit: de titel doctor.
Bij deze laatste foto hoeven de cursisten dus niet een
letterlijke passage uit de tekst te zoeken, maar mogen
ze zelf een iets vrijer onderschrift bij de foto bedenken.
8
’s Lands wijs, ’s lands eer
Wat een zwendel!
Ik zag laatst een programma op tv over oplichters in het
bedrijfsleven. Ze beweren dat ze tegen een scherpe prijs
goederen kunnen leveren maar ze liegen dat het gedrukt
staat. Bedrijven die met ze in zee gaan, lopen al snel
achter de feiten aan. De goedkope goederen worden niet
geleverd. Veel bedrijven kunnen daardoor hun contrac-
ten niet nakomen. Eerst komen ze in de rode cijfers en
vervolgens gaan ze op de fles. Ze hebben helaas op het
verkeerde paard gewed. En was het maar zo dat de politie
deze zwendelaars eens stevig aan de tand voelde. Dat
gebeurt lang niet altijd: ze glippen vaak door de mazen
van het net.
Liegen dat het gedrukt staat = niet de waarheid spreken
In zee gaan met = met iemand iets ondernemen op zake-
lijk gebied
Achter de feiten aanlopen = maatregelen nemen, terwijl
dit al achterhaald is
In de rode cijfers komen = verlies maken
4
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 2
Op de fles gaan = failliet gaan
Op het verkeerde paard wedden = pech hebben / de ver-
keerde persoon of het verkeerde bedrijf vertrouwen
Stevig aan de tand voelen = ondervragen
Door de mazen van het net glippen = ontsnappen aan
(juridische) vervolging
Voorbeeldoplossing:
Ik zag een tijd geleden een tv-programma over oplichters
in het bedrijfsleven. Ze zeggen dat ze goederen voor een
gunstige/voordelige prijs leveren maar ze spreken daar
niet de waarheid over. Bedrijven die iets met ze onderne-
men, hebben al snel problemen. Ze krijgen de goedkope
goederen namelijk niet. Veel bedrijven kunnen daarom
niet voldoen aan hun contracten met andere bedrijven.
Eerst maken ze dan verlies en daarna gaan ze zelfs fail-
liet. Ze hebben helaas de verkeerde persoon vertrouwd.
Het zou fijn zijn als de politie deze oplichters zou onder-
vragen. Dat gebeurt maar weinig; ze ontsnappen vaak aan
juridische vervolging.
C
De proef op de som
1
Lees vaardig: extensief lezen
b)
vraag
antwoord
Wat voor soort tekst is het? een informatieve tekst /
brochure
Waar gaat de tekst over?
over kamperen bij Staats-
bosbeheer
Wat is de bron van de
tekst?
de brochure ‘Buitenleven’
van Staatsbosbeheer
Hoe lang is de tekst?
1 pagina / 1 A4
2
Lees vaardiger: intensief lezen
1. b, 2. c, 3. a, 4. a, 5. c
5
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 3
Handjeklap
A
Verkooppraatjes
2
Luisteren – Mag ik u iets
vragen?
a)
Jacqueline Bouwman (gesprek 1)
Harrold de Jager (gesprek 2)
X
b)
Jacqueline Bouwman
Harrold de Jager
1.
X
2.
X
3.
X
X
4.
X
X
5.
X
X
6.
X
7.
X
onbekend
c)
1. naar, 2. met, 3. over, 4. voor, 5. op, 6. voor, 7. over, 8.
op, 9. Naar, 10. over, 11. in, 12. voor
3
Lezen – Voorkom spijtaankopen
a)
b.
b)
1.
- En wie bent u?
2.
- Voor welk bedrijf belt u?
3.
- Wat is precies het product of de dienst die u ver-
koopt?
4.
- Wat kost me dat?
- Is dit bedrag per maand of per jaar?
5.
- Hoe gaat de betaling eigenlijk?
- Automatische incasso?
- Per acceptgiro?
6.
- Per wanneer gaat het abonnement dan in?
7.
- Voor hoe lang zit ik eraan vast?
- Wat is de opzegtermijn als ik er weer vanaf zou
willen?
8.
- Hebt u deze informatie ook voor mij op papier?
- Of hebben jullie een website waar ik eens kan
kijken?
4
Grammatica – suffixen
b)
substantief
adjectief
substan-
tief
de uitgever
de uitgeverij
de mens
menselijk
de fout
foutloos
adjectief mogelijk
de mogelijkheden
aardig
het aardigheidje
verbum verzamelen
de verzamelaar
bewerken
de bewerking
aanbieden
de aanbieding
bedoelen
de bedoeling
betalen
de betaling
betalen
betaalbaar
wensen
wenselijk
c)
1.
uitgeverij
-ij
2.
verzamelaar
-aar
3.
betaalbaar
-baar
4.
foutloos
-loos
5
Invuloefening – Herhaling
a)
1. Vergissen is menselijk.
2. Ik heb me ingeschreven voor de opleiding personeels-
management.
3. Wij maken in het weekend altijd een lange wandeling
in het bos.
4. Mijn vader is handelaar in onroerend goed.
5. Als we allemaal ons best doen, moet het haalbaar zijn
om te bezuinigen.
6. Hoe is het met de gezondheid van je moeder?
7. In de laatste les van de cursus boden de cursisten de
docent een kleinigheidje aan.
8. De bakkerij bij ons op de hoek staat al maanden te
koop.
9. Dierlijke vetten zijn niet zo gezond voor mensen.
10. Hoewel mijn vriend vaak solliciteert, is hij al negen
maanden werkloos.
b)
adjectief
substantief
verbum
menselijk
de mens
opleiding
opleiden
wandeling
wandelen
handelaar
handelen
haalbaar
halen
gezondheid
gezond
kleinigheidje
de kleinigheid
bakkerij
de bakker
bakken
dierlijk
het dier
werkloos
het werk
werken
8
’s Lands wijs, ’s lands eer
a)
1.
Nederlanders geven weinig geld uit.
Mijn tante geeft veel geld uit.
Mijn oom heeft veel geld.
2.
c. 13, te weten:
1. op je geld zitten
2. koopziek zijn
3. het geld brandt in de zak
4. geld over de balk smijten
5. een gat in je hand hebben
6. in het geld zwemmen
7. het geld groeit me niet op de rug
8. geld als water verdienen
9. het geld ligt voor het oprapen
10. iets voor een prikje kopen
11. grof geld voor iets betalen
12. geld is rond
13 geld moet rollen
6
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 3
b)
1. a – 2. a – 3. b
B
Verkocht!
2
Luisteren – De makelaar
a)
stel A
stel B
stel C
stel D
Bericht 1
X
Bericht 2
X
Bericht 3
X
Bericht 4
X
b)
waar niet waar
1. X
2.
X (De huizen waarin het stel geïnteres-
seerd is, worden getypeerd als vervallen,
opknappand(je).)
3.
X (De makelaar zegt dat het stel afgelopen
week in de Haagsestraat is geweest.)
4. X
5.
X (De makelaar zegt dat het stel wat betreft
de kosten voor de Emmakade aan hun pla-
fond zit. Dat betekent dat de kosten eigenlijk
te hoog zijn.)
6.
X (De woning is deels gerenoveerd.)
3
Grammatica – Adjectieven
a)
B
1.
uitgevoerd
2.
verborgen
3.
vervuild
4.
afgesproken
5.
vervallen
6.
afgelopen
7.
gerenoveerd
8.
vastgelegd
9.
verkoopt
10. volgt
11. ontbinden
12. komen
b)
In zin 1 tot en met 8 in kolom A is het adjectief ge-
maakt van het participium van het verbum.
In zin 9 tot en met 12 in kolom A is het adjectief ge-
maakt van de infinitief van het verbum.
Je kunt dus adjectieven maken van verba; je gebruikt
dan ofwel participium (+e) ofwel infinitief +d(e).
Adjectieven die eindigen op -en zijn onveranderlijk.
4
Invuloefening – Veranderde zinnen
a)
1. volgende, 2. verkochte, 3. voorbereidende, 4. bereide,
5. vervuilende, 6. gestuurde, 7. getekende, 8. gezongen
b)
1. zingende vrouwen, 2. spelende kinderen, 3. beantwoor-
de brieven, 4. verkochte huizen, 5. gestolen goederen,
6. werkende mensen
6
Spreken – De onderhandelingen kunnen
beginnen
a)
een bod doen = een bod uitbrengen
een bod aannemen = een bod accepteren
een bod afwijzen = een bod afslaan
(niet) tot een akkoord komen = (niet) tot een overeen-
komst komen
7
’s Lands wijs, ’s lands eer
a)
1.
a. Het was slecht weer.
b. Het was Pasen, een religieuze feestdag.
2. Omdat hij een overeenkomst met de duivel had geslo-
ten om ondanks het slechte weer toch langs Kaap de
Goede Hoop te kunnen varen.
3. De Hollander: Het schip en de kapitein kwamen uit Ne-
derland. Vliegende: na de vloek leek het alsof het schip
boven de golven vloog.
b)
1. weer of geen weer = ongeacht de weersomstandighe-
den
2. met man en muis vergaan = (van schepen) zinken,
waarbij alle opvarenden verdrinken
c)
1. Schepen vergaan als ze de Vliegende Hollander tegen-
komen.
2. Hoefijzers brengen geluk.
C
De proef op de som
1
Luister vaardig
b)
1. Je investeert in je eigen toekomst en je vindt snel-
ler een koop- dan een huurhuis omdat er geen lange
wachttijden zijn.
2. Op de financiële risico’s van arbeidsongeschiktheid,
werkloosheid en overlijden.
3. Zij helpt mee een geschikt huis te zoeken, zij laat het
huis zien en zij voert de onderhandelingen.
4. Of de vve genoeg geld in kas heeft.
5. Ja, je wordt automatisch lid zodra je eigenaar bent.
6. - na 20.00 uur geen overlast verzorgen
- je houden aan de eisen bij het leggen van vloeren
- schoonhouden van galerij, trappenhuis, gang en bin-
nentuin
- geen obstakels in de gang laten staan
- geen gevaarlijke huisdieren houden
7. Die zijn moeilijk in te schatten.
8. Kom niet pas langs als het koopcontract ondertekend
moet worden, maar kom eerder.
9. - Dat ze in de buurt kunnen blijven wonen die ze al
7
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 3
goed kennen.
- Soms kunnen ze de woning goedkoper kopen door
korting op de koopsom via de ‘Koopgarant’-regeling.
- Ze zijn verplicht de woning weer aan Randstad Wonen
terug te verkopen maar daardoor kunnen ze hun
woning in de toekomst snel verkopen want Randstad
Wonen koopt de woning binnen drie maanden weer
terug.
8
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 4
Dat zijn úw woorden
A
Een goed begin
2
Luisteren – In gesprek
a)
A. vraaggesprek 7, B. vraaggesprek 1, C. vraaggesprek 2,
D. vraaggesprek 5, E. vraaggesprek 4, F. vraaggesprek 3,
G. vraaggesprek 6
b)
A sportinterview, B politiek interview, C doktersconsult,
D sollicitatiegesprek, E politieverhoor, F politiek vragen-
uurtje in het parlement, G gesprek bij de psycholoog
c)
1. a, 2. g, 3. b, 4. f, 5. c, 6. d, 7. e
3
Invuloefening – Doorvragen
1. u
5. meer
2. –
6. gaat
3. bedoelt
7. geven
4. Kunt/Wilt
8. vragen
5
Grammatica – (N)iemand en (n)ergens
b)
Hebt u ook nog ergens anders last van?
Dit gaat helemaal nergens over.
Dat is nergens voor nodig.
een prepositie + iets wordt ergens + prepositie
een prepositie + niets wordt nergens + prepositie
c)
(N)iemand gebruik je voor personen/mensen en de pre-
positie komt direct vóór (n)iemand.
(N)ergens gebruik je voor dingen en de prepositie komt
na (n)ergens.
d)
1. Het verhaal gaat ergens over.
2. Je geduld verliezen is nergens goed voor.
3. Hij denkt dat hij aan niemand verantwoording schuldig
is/verantwoording schuldig is aan niemand.
4. Denk je dat ik bij iemand kan logeren?
5. Heb je een matras? Ik moet toch ergens op slapen.
6. Jij schaamt je ook nergens voor, hè.
6
Luisteren en spreken – Wat een reactie!
b)
adequaat en zelfverzekerd (gesprek 3, 5) – bevestigend
(gesprek 3) – brutaal (gesprek 4) – duidelijk en correct
(gesprek 2) – euforisch / verschrikkelijk blij (gesprek 7) –
ontkennend (gesprek 4) – ontwijkend (gesprek 1) –
onzeker (gesprek 6)
10
’s Lands wijs, ’s lands eer
Voorbeeldoplossing
Interviewers krijgen wel eens het verwijt te horen dat ze
naar de bekende weg vragen. Daar zit een kern van
waarheid in. Wat te denken van het cliché van sportjour-
nalisten: “Wat ging er door je heen?” bijvoorbeeld als een
voetballer de sterren van de hemel gespeeld heeft.
Ook politici reageren soms voorspelbaar. Als iemand een
rake opmerking plaatst, komen ze met uitspraken als: “U
haalt me de woorden uit de mond.” Maar als iemand ze
tot een uitspraak of een belofte wil brengen, zeggen ze
gauw: “Dat zijn úw woorden. Dat hoort u mij niet zeggen!”
Nee, dan de verhoortechnieken van de recherche; die
zorgen ervoor dat verdachten zich in het nauw gedre-
ven voelen. Andere verdchten reageren weer anders: ze
kiezen eieren voor hun geld en bekennen schuld in ruil
voor bijvoorbeeld strafvermindering. Maar ze hebben ook
wel eens het effect dat mensen in hun schulp kruipen.
Ze proberen zichzelf te beschermen door helemaal niets
meer te zeggen. Dat zijn de mensen die denken: spreken
is zilver, zwijgen is goud.
B
Ik heb een verzoek
2
Luisteren – Hoe gaat dat met verzoekschriften?
a)
1. f – 2. e – 3. g – 4. b – 5. a – 6. c – 7. d
b)
1. niet waar, 2. waar, 3. niet waar (het verzoekschrift
moet naar de belastingdienst), 4. waar, 5. niet waar
3
Grammatica – Plaats van woordgroepen met
vaste prepositie in de zin
a)
Prepositiebepalingen kunnen dus zowel achteraan (zin a)
als vooraan (zin b) in de hoofdzin staan. Als ze vooraan in
de hoofdzin staan, heeft de bepaling iets meer nadruk.
b)
Prepositiebepalingen kunnen dus zowel voor als achter
het verbum/de verba in de bijzin staan. Als ze voor het
verbum/de verba staan, hebben ze iets meer nadruk.
5
Lezen en spreken – Een verzoek persoonlijk
toelichten
a)
c
9
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 5
Je staat er alleen voor
A
Tekst en uitleg geven
2
Luisteren – Monoloog
a)
b. (Sebastiaan is het er alleen niet mee eens)
b)
A
3
Lezen – Zo vader, zo zoon
a)
1. zonen, dochters, 2. procent, 3. meer, 4. Techniek,
5. hoog/groot, 6. minder, 7. minder, 8. Zorg en Welzijn,
9. kleiner, 10. moeder, 11. groter/groot, 12. Economie en
Recht, 13. zonen, 14. moeders, 15. Landbouw
b)
introductie
gegevens vergelijken
In deze grafiek
ziet u/zien we …
Er worden twee groepen/jaren
met elkaar vergeleken, … en …
Deze grafiek laat
zien …
Als we … vergelijken met …, dan
…
Als we kijken naar
…, dan zien we …
In vergelijking met …
Wat opvalt is (dat) …
7
’s Lands wijs, ’s lands eer
De uitdrukking past bij alle drie de afbeeldingen. Bij de
eerste foto in de letterlijke betekenis (een berg afgaan) en
bij de tweede en de derde foto in de figuurlijke betekenis
(steeds slechter gaan).
B
Presentatie is alles
2
Luisteren – Twee weten meer dan één
1.
a. juiste antwoord
b. onjuist (Er raken 45 mensen per dag gewond.)
c. onjuist (80-plussers lopen meer risico om gewond te
raken.)
2.
a. onjuist. (5% is niet een vijfde, maar een twintigste.)
b. juiste antwoord (Van alle auto’s die bij een ernstig
ongeval zijn betrokken, wordt een vijfde bestuurd door
een jonge automobilist. Dat is dus 20%.)
c. onjuist. (50% is niet een vijfde, maar een tweede of de
helft.)
3.
a en b zijn onjuist. (Er worden 4 redenen genoemd en dus
niet 2 of 3 zoals in antwoord a en b staat.)
c. juiste antwoord (1. Door gebrek aan ervaring. –
2. Doordat risico’s verkeerd worden ingeschat. –
3. Doordat de emotie het wint van het verstand. –
4. En natuurlijk zal de behoefte om stoer te zijn ook
best meespelen.)
4.
a. juiste antwoord (Ben je minstens 16,5, dan kun je vanaf
vandaag rijles nemen.)
b. onjuist (Vanaf je 17de mag je examen doen.)
c. onjuist (Zo was de situatie voor het experiment begon;
dit wordt niet gezegd in de tekst, maar kan wel bekend
zijn bij cursisten.)
5.
a. juiste antwoord (Een coach moet minstens 5 jaar een
rijbewijs hebben.)
b. onjuist (Een coach moet minstens 5 jaar zijn rijbewijs
hebben).
c. onjuist (Een coach moet minimaal 27 jaar zijn.)
6.
a. onjuist. (Andere landen hebben een soortgelijke rege-
ling. Ze wachten dus het Nederlandse experiment
helemaal niet af. Het is daar al.)
b. juiste antwoord (Vertaald naar de Nederlandse situatie
zou dat betekenen dat we 16 levens per jaar kunnen
redden. Dat is voor mij een enorme motivatie om met
dit experiment van start te gaan.)
c. onjuist. (Er staat dat ze in Duitsland niet over een nacht
ijs zijn gegaan bij een vergelijkbare aanpak daar. Dat is
een uitdrukking die betekent dat alles goed uitgedacht
is en dat er niet snel is besloten om dit te doen.)
7.
a. onjuist (Na vier jaar is de evaluatie.)
b. juiste antwoord
c. onjuist (Dat was zo in Duitsland.)
8.
a. onjuist. (De minister zegt wel dat de rijscholen ook
trainingen aanbieden voor coaches die dat willen. Maar
dat hoeft niet. Er zijn dus nog geen coaches getraind.
Dat hoeft ook niet.)
b. juiste antwoord (U bent er helemaal klaar voor om die
jonge bestuurders op te vangen en een stevige rijoplei-
ding te geven. Ondanks de late bekendmaking van de
startdatum van het experiment hebben ze alles toch in
gereedheid gebracht en dat vindt de minister een hele
prestatie.)
c. onjuist. (De minister complimenteert vanwege het feit
dat de rijscholen de opleiding zo snel van de grond
hebben gekregen. Niet omdat ze tijd vrij maken om
naar haar speech te komen luisteren).
9.
a en b zijn onjuist. In deze antwoorden worden niet ge-
noeg groepen genoemd tot wie de minister zich in haar
speech richt.
c. juiste antwoord (In haar speech richt de minister zich
een paar keer direct tot het publiek: ‘Jullie zijn nog
geen 18.’ (tegen de jongeren in het publiek) - ‘Meld u
aan als coach.’ (tegen de ouders) - ‘U bent er helemaal
klaar voor om die jonge bestuurders op te vangen en
een stevige rij-opleiding te geven.’ tegen de rijschool-
houders) - ‘Ik ben benieuwd of de jonge rijders die we
vandaag in ons midden hebben, dat ook zo ervaren.’
3
Grammatica – Meer over het adjectief
a)
1. kleine, 2.eigen_, 3. leuke, 4. nieuwe, 5. bezorgde,
6. persoonlijke, 7. nieuwe, 8. geliefde, 9. jonge,
10. prachtige, 11. drukke
10
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 5
b)
possessief
pronomen bij
de-woord
de
een of geen
artikel
je eigen auto
jullie bezorgde
ouders
onze nieuwe
aanpak
de eigen auto
de bezorgde
ouders
de nieuwe
aanpak
een eigen auto
bezorgde ou-
ders
een nieuwe
aanpak
possessief
pronomen bij
het-woord
het
een of geen
artikel
ons kleine landje
je persoonlijke
rolmodel
uw geliefde kind
ons drukke
verkeer
het kleine landje
het persoonlijke
rolmodel
het geliefde kind
het drukke
verkeer
een klein landje
een persoonlijk
rolmodel
een geliefd kind
druk verkeer
demonstratief
pronomen bij
de-woord
de
een of geen
artikel
deze nieuwe
vrijheid
die jonge
bestuurders
de nieuwe
vrijheid
de jonge
bestuurders
een nieuwe
vrijheid
jonge bestuur-
ders
demonstratief
pronomen bij
het-woord
het
een of geen
artikel
dat leuke
autootje
dit prachtige
experiment
het leuke
autootje
het prachtige
experiment
een leuk
autootje
een prachtig
experiment
c)
mijn kleine auto
die kleine auto
mijn kleine huis
dat kleine huis
Bij de combinaties possessief pronomen - adjectief -
substantief of demonstratief pronomen - adjectief -
substantief is de vorm van het adjectief hetzelfde als
bij de combinatie definiet artikel - adjectief - substan-
tief.
d)
1.
de
x
2.
de
x
3.
de
x
4.
het
5.
het
6.
het
e)
Elke, iedere en welke gebruik je bij de-woorden.
Na elke, iedere en welke krijgt het adjectief een -e.
Elk, ieder en welk gebruik je bij het-woorden.
Na elk, ieder en welk krijgt het adjectief geen -e.
4
Luisteren – Welbespraakt!
a)
gelegenheid
toespraak
afscheidsreceptie
3
begrafenisplechtigheid
6
diploma-uitreiking
4
huwelijksvoltrekking
1
nieuwjaarsreceptie
2
presentatie jaarcijfers
7
symposium
5
b)
begroeten
afronden
Hartelijk welkom (allemaal)
Ik heet u allen van harte
welkom.
Geachte/beste aanwezigen,
Dames en heren,
Beste mensen,
Hier wil ik het bij laten.
Dank voor uw/jullie
aandacht.
Dank u wel voor uw
aandacht.
C
De proef op de som
1
Spreek vaardig
a)
Voorbeeldoplossing
Zie transcriptie in tekstboek, p. 192.
2
Lees vaardig
c)
1.
c. is juist want in de tekst staat dat vrouwen in die taal
grotendeels veroordeeld waren tot onzichtbaarheid.
a. is onjuist. In de tekst staat dat het in het Duits of in-
Romaanse talen een stuk eenvoudiger is om vrouwelijke
kwaliteiten actief en zichtbaar te laten zijn in de taal. Er
staat dus niet dat vrouwelijke woorden uit die talen in het
Nederlands zijn overgenomen.
b. is onjuist want feministen werden gekweld door het
idee dat de taal helemaal niet het hele volk weerspiegelde
maar vooral mannen. Er staat nergens dat vrouwelijke
woorden vooral negatief gebruikt werden.
2.
c. is juist want in de tekst staat dat feministen veelvuldig,
nadrukkelijk en expliciet vrouwelijke woorden zoals ‘zij’
en ‘haar’ gebruikten.
a. is onjuist. In de tekst staat dat het tussen haakjes zet-
ten van vrouwelijke vormen in het Engels, zoals (s)he,
sommige feministen boos maakte.
c. is onjuist. In de tekst staat dat ze de woorden ‘zij’ en
‘haar’ veelvuldig, nadrukkelijk en expliciet gebruiken. Er
staat nergens dat ze geen mannelijke woorden meer ge-
bruiken of ‘hij’ en ‘hem’ altijd vervangen door vrouwelijke
woorden.
3.
a. is juist want in de tekst staat dat beroepsnamen onmid-
dellijk werden gewijzigd toen mannen hun intrede deden
11
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 5
in vrouwenberoepen.
4.
b. is juist want toen vrouwen gingen werken in mannen-
beroepen, namen zij vaak de mannelijke benaming over.
Deze verdween dus allerminst.
5.
a. is juist want in de tekst staat dat vrouwelijke beroeps-
namen verwijzen naar ‘typisch vrouwelijk’ en tweede-
rangs. Mannelijke beroepsnamen hebben meer status en
uitstraling en drukken uit dat je ‘het hebt gemaakt’.
b. is onjuist want in de tekst staat dat het juist gebruike-
lijk is om functies sekseneutraal aan te duiden.
c. is onjuist want in de tekst staat dat het juist gebruike-
lijk is om functies sekseneutraal aan te duiden.
6.
a. is juist want in de tekst staat dat ze een voorstander is
van het onderscheid tussen seksen. Dat gebeurt niet bij
‘ouders’ en ‘jongeren’. Daarom is ze tegen het gebruik
van sekseneutrale woorden.
c. is onjuist want al aan het begin van alinea 7 staat wat
haar mening is.
7.
b. is juist want in de laatste zin van alinea 9 sluit de
schrijfster af met een positief commentaar over het ge-
bruik van vrouwelijke uitgangsvormen: het doet recht aan
het vrouwelijke deel van de bevolking en benadrukt de
gelijkwaardigheid van vrouwen.
a. en c. zijn onjuist want die geven een negatieve mening
weer.
8.
c. is juist want in de tekst staat ‘Dat … rechtvaardigt de
terugkeer van vrouwelijke uitgangen van beroepsnamen’.
Dan pas vindt zij dat mannen en vrouwen gelijk behan-
deld worden.
a. en b. zijn onjuist omdat ze niet wil dat er alleen man-
nelijke of alleen sekseneutrale beroepsnamen worden
gebruikt.
9.
a. Vervrouwelijking van de Nederlandse taal ofwel ervoor
zorgen dat vrouwen ook vertegenwoordigd worden in de
taal.
b. Het sekseneutraal maken van de Nederlandse taal of-
wel ervoor zorgen dat er in taal geen onderscheid tussen
mannen en vrouwen wordt gemaakt.
12
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 6
Ik maak gebruik van mijn
spreekrecht
A
Het woord is aan de tegenpartij
2
Luisteren – Een bijdrage aan het milieu?
a)
1. A, B, C, D, E
2. A, B, C, D, F
3. A, C, G
c)
Thomas: ‘Geniet van het leven en doe het zelf, want ande-
ren doen het niet voor je.’
Eveline: ‘Verbeter de wereld, begin bij jezelf.’
Lennard: ‘Na mij de zondvloed!’
d)
Dat zeg je/zegt u nou wel, maar …
Ik ben het niet met je/u eens, want …
Ja, dat is zo, maar je/u moet ook bedenken dat …
Nou zeg, wat een nonsens/onzin! Dit slaat echt ner-
gens op.
Ik vind dit eerlijk gezegd onzin/nergens op slaan.
Dat is misschien wel zo, maar dat heeft er niets mee te
maken/daar gaat het helemaal niet om. Het gaat erom
dat …
Als iedereen zo zou doen/zijn, dan …
3
Grammatica – Alle(n), alles, andere(n), veel,
velen, heel, helemaal, etc.
a)
1.a. bijvoeglijk, dingen
1.b. bijvoeglijk, personen
2.a. zelfstandig, dingen
2.b. zelfstandig, personen
3.a. zelfstandig, dingen
3.b. zelfstandig, personen
4.a. adjectief
4.b. adjectief
4.c. comparatief
5.a. bijvoeglijk, substantief
5.b. zelfstandig, personen
6.a. adjectief
6.b. negatie
7.a. bijvoeglijk, substantief
7.b. zelfstandig, personen
8.a. bijvoeglijk, substantief
8.b. zelfstandig, personen
9.a. zelfstandig, dingen
9.b. zelfstandig, personen
c)
Allen, velen, enkelen, anderen, sommigen, etc. eindigen
bij zelfstandig gebruik en als het over personen gaat op
een -n.
Heel betekent ‘erg, zeer’ en je gebruikt het bij een adjectief.
Veel gebruik je voor een substantief of bij een compara-
tief of bij te + adjectief.
7
’s Lands wijs, ’s lands eer
1. Simon: Nee, ze liet zich niet uit de tent lokken.
2. Simon: Inderdaad, je moet op je beurt wachten.
3. Simon: Jazeker, je moet je aan je woord houden.
4. Simon: Ik ben het me je eens. Hij waait met alle win-
den mee.
5. Simon: Zeker! Ze moet zich de kaas niet van brood
laten eten./Ze laat zich (te veel) de kaas van
het brood eten.
6. Simon: Helemaal mee eens! Ik zeg altijd maar: “Beleefd
zijn kost niets.”
7. Simon: Nou en of! Ze is/was goed van de tongriem
gesneden./ Ze liet zich de kaas niet van het
brood eten.
8. Simon: Ja, dat vind ik ook. Ze laat niet (meteen) het
achterste van haar tong zien.
B
Daar ben ik het volstrekt
niet mee eens!
2
Invuloefening – Neem me niet kwalijk, maar
dat klopt niet
Een stelling aanvallen
Een stelling verdedigen
Sorry hoor/neem me niet
kwalijk, maar ik denk niet
dat je/u gelijk hebt. Het
zit namelijk zo …
Dat is misschien wel zo/
waar, maar daar gaat het
hier niet om. Waar het
hier wél om gaat, is …
Die stelling klopt niet/
is niet juist, want…/Dat
argument deugt niet, om-
dat/want …
De stelling klopt wél. Jij/u
houdt geen rekening met
het feit dat …/Kijk maar
naar …
Die redenering is niet
juist/correct/klopt niet,
want/omdat …
Mijn redenering klopt wél,
want/omdat …
Je/u zegt/beweert dit nu
wel, maar je/u kunt het
niet bewijzen/onderbou-
wen.
Ik kan de stelling wel
degelijk bewijzen/onder-
bouwen. Kijk maar naar
… een voorbeeld is …
4
Luisteren en spreken – Debatteren als spel
a)
1. niet waar, 2. niet waar, 3. waar, 4. niet waar, 5. waar, 6.
waar, 7. niet waar, 8. waar
c)
- De deelnemers aan het televisiedebat houden zich
zeker aan de debatregels. Ze laten elkaar uitpraten en
beledigen of discrimineren elkaar niet. Ze houden zich
aan de spreektijd.
- Pavel en Oksana houden zich niet zo goed aan de
debatregels. Ze laten elkaar niet uitpraten en Oksana
discrimineert als ze zegt dat vrouwen beter zijn, omdat
ze vrouwen zijn. Ook Pavel discrimineert met zijn
‘vrouwenlogica’.
7
’s Lands wijs, ’s lands eer
a)
- uitgaan als een nachtkaars = doodbloeden, beetje bij
beetje minder goed en zwakker worden
13
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 6
- lopen als een trein = heel goed gaan
- iemand iets influisteren = iemand onopvallend een tip
geven
- een goede uitsmijter hebben = een pakkende slotzin
gebruiken
- holle vaten klinken het hardst = domme mensen zeg-
gen domme dingen en dan ook nog vaak heel hard
- haantje de voorste zijn = altijd als eerste iets doen of
zeggen
- wie het laatst lacht, lacht het best = degene die aan het
eind het beste is, is de winnaar
- iemand het woord geven = iemand laten spreken
- het laatste woord hebben = als laatste een opmerking
maken of: gelijk krijgen
- de eerste klap is een daalder waard = als je in het begin
iets goed doet, ben je al heel goed bezig
- veel geschreeuw, weinig wol = veel praten, maar met
weinig inhoud
b)
Voorbeeldoplossing
Zara:
Tjonge, het debat ging van onze kant wel heel
goed, hè.
Yannick: Dat kun je wel zeggen, soms worden debatten
beetje bij beetje minder goed/soms bloeden
debatten dood. Maar dat was hier zeker niet het
geval.
Zara:
Nou! Onze spreker, Harald, gebruikte een pak-
kende slotzin. Iedereen moest lachen om zijn
slotopmerking. Tja, de persoon die aan het
eind het best is, is de winnaar. Het is heel goed
in een debat als je als laatste een opmerking
maakt.
Yannick: Jazeker, maar ik vond wel dat hij een beetje te
veel het eerste iets zei. Hij had mij best wat
vaker kunnen laten spreken.
Zara:
Nou zeg, zit niet zo te mokken. Harald was niet
voor niks onze eerste spreker. Die moet indruk
maken, vooral aan het begin: als je in het begin
iets goed doet, ben je al heel goed bezig. Jij
bent daarvoor niet zo geschikt. Jij bent beter
als je de spreker af en toe een onopvallende,
goede tip geeft. En dat is maar goed ook. Als
we allemaal tegelijk zouden praten, wordt de
inhoud slechter, denk ik.
Yannick: Nou, dat was bij ons zeker niet het geval, dat
was meer bij onze tegenstanders. Ik vond dat
ze af en toe echt domme opmerkingen maakten
en ook steeds harder gingen schreeuwen. Duide-
lijk een geval van domme mensen die domme
dingen zeggen.
14
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 7
Helaas, het is niet anders
A
Slecht nieuws
.
2
Luisteren – Verloren
a)
B
b)
A
B
1.
X
X
2.
X
3.
X
4.
X
5.
X
X
3
Luisteren – Heb je het al gehoord?
a)
A. 4 – B. 7 – C. 5 – D. 3 – E. 1 – F. 6 – G. 2
c)
Voorbeeldoplossing
1. Acteur Johnny Kraaykamp op 86-jarige leeftijd overle-
den
2. Inwoners dorpen in Groningen geëvacueerd i.v.m. ge-
vaar voor een dijkdoorbraak
3. Voetbalclub PSV raakt aanvoerder kwijt en lijdt 17,5
miljoen euro verlies
4. Elfstedentocht gaat niet door
5. Drie doden en 70 gewonden door noodweer op mu-
ziekfestival
6. Vier mensen gewond door auto-ongeluk vanwege glad-
heid.
7. Bijna 2250 mensen ontslagen bij geneesmiddelenfabri-
kant MSD
6
’s Lands wijs, ’s lands eer
b)
c
B
Tot mijn spijt
2
Luisteren – Helaas
a)
gesprek 1
gesprek 2
gesprek 3 gesprek 4
1.
X
2.
X
3.
X
4.
X
b)
1. Hij heeft de baan niet gekregen.
2. Hij moet een kunstgebit.
3. De economische crisis.
4. Hij is gezakt voor het eindexamen.
c)
introductie slecht nieuws
reacties op slecht nieuws
Ik heb helaas een trieste/
vervelende mededeling.
Ik heb helaas geen goed
nieuws.
Ik heb jammer genoeg
slecht/vervelend nieuws
voor je.
Het spijt me om je te
moeten vertellen dat …
Tot mijn spijt moet ik u
mededelen dat ...
Dat had ik niet/wel ver-
wacht.
Dit overvalt me echt.
Hoe kan dat nou!
Nou, dat is een flinke te-
genvaller.
Daar was ik al bang voor.
Ik baal er echt van!
Niets aan te doen.
Het is nou eenmaal niet
anders.
Dat meen je niet!
3
Grammatica – Er + prepositie vóór bijzin
b)
1. We hebben erover getwijfeld om je toch nog voor een
tweede gesprek uit te nodigen.
2. Wij waren er ook allemaal van overtuigd dat je qua
persoonlijkheid prima bij onze school zou passen.
3. We hebben het erover gehad in de lerarenvergadering
om je misschien nog een kans te geven.
4. Ik houd er niet van om mensen veel geld te laten beta-
len.
5. Ik kan er ook niet meer tegen dat ik constant pijn heb.
d)
In het eerste deel van de zin (= de hoofdzin) staat er +
prepositie. Het tweede deel (= de bijzin) begint met om
of dat. In de bijzin staan de verba altijd aan het einde/
achteraan.
4
Invuloefening – Denken jullie eraan om deze
oefening te maken?
a)
1. dat, 2. dat, 3. om, 4. om, 5. dat, 6. om, 7. dat, 8. om
b)
1. Ik denk erover om een jaar naar het buitenland te
gaan.
2. Heb je eraan gedacht om ook een rouwkaart aan onze
oude buurman te sturen?
3. Het lijkt erop dat het bedrijf failliet gaat.
4. De vakbond is ertegen dat het bedrijf de helft van de
werknemers gaat ontslaan.
5. Ik zit ermee dat mijn broer nooit bij onze ouders op
bezoek gaat.
6. Wat vind je ervan om vanavond met mij naar de film te
gaan?
7. Wat vind je ervan dat ik met hem naar de film ga?
8. Ik twijfel erover om mijn ontslag in te dienen.
c)
1. Ik denk er al een tijdje over om een jaar naar het bui-
tenland te gaan.
2. Heb je er nog aan gedacht om ook een rouwkaart aan
onze oude buurman te sturen?
3. Het lijkt er nu echt wel op dat het bedrijf failliet gaat.
4. De vakbond is er faliekant tegen dat het bedrijf de
helft van de werknemers gaat ontslaan.
5. Ik zit er al een hele tijd mee dat mijn broer nooit bij
onze ouders op bezoek gaat.
15
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 7
6. Wat vind je er eigenlijk van om vanavond met mij naar
de film te gaan?
7. Wat vind je er nu van dat ik met hem naar de film ga?
8. Ik twijfel er niet over om mijn ontslag in te dienen.
5
Spreken – Wat heb ik eraan om deze opdracht
te doen?
Voorbeeldoplossing:
1. Ik heb er verdriet van dat mijn opa is overleden.
2. Ik ben er bang voor om onder narcose te gaan./Ik ben
er bang voor om geopereerd te worden.
3. Ik baal ervan dat ik mijn rijbewijs niet gehaald heb./Ik
baal ervan dat ik mijn rijbewijs kwijt ben.
4. Ik heb het er moeilijk mee om niet meer te roken./Ik
heb het er moeilijk mee om met roken te stoppen./Ik
heb het er moeilijk mee om een sigaret te weigeren.
5. Ik zit ermee dat ik geen geld heb.
6. Ik denk erover om een hond te nemen.
7. Ik heb er last van dat mensen in de trein zitten te bel-
len./Ik heb er last van dat mensen aan het bellen zijn.
8. Ik denk eraan om mijn secretaresse te ontslaan./Ik
denk eraan om bij mijn partner weg te gaan.
7
’s Lands wijs, ’s lands eer
a. niets nieuws onder de zon, b. slecht nieuws komt altijd
te vroeg, c. ik heb slecht nieuws en ik heb goed nieuws,
d. geen nieuws is goed nieuws, e. als een lopend vuurtje
C
De proef op de som
1
Spreek vaardig
a)
1. geef … advies (= adviseren), vertel ook waarom (= re-
den geven)
Voorbeeld: Als ik jou was, zou ik gaan hardlopen. Je
kunt dan je conditie verbeteren én lekker in de buiten-
lucht sporten.
2. vertel wat haar werkzaamheden zullen zijn (= vertellen/
beschrijven)
Voorbeeld: Je moet afspraken plannen/noteren in de
directie-agenda. Ook moet je de telefoon aannemen/
doorverbinden en de post in de postvakjes leggen.
3. vertel wat … moet doen (= instructie geven)
Voorbeeld: 1. Knijp met uw vingers in een kleine bal. 2.
(Vouw uw handen in elkaar). Duw met uw ene hand (de
pols van) de andere hand naar achteren. 3. Draai rond-
jes met uw schouders. Laat uw armen daarbij langs uw
lichaam hangen.
4. wat vindt u (= mening geven), vertel waarom (= beargu-
menteren)
Voorbeeld: Ik vind een maatschappelijke stage voor
scholieren nuttig omdat scholieren zo tijdens hun
schooltijd een bijdrage kunnen leveren aan de samenle-
ving. / Ik vind een maatschappelijke stage voor scholie-
ren onzin omdat school bedoeld is om andere dingen
te leren.
5. vertel wat er is gebeurd en wat uw klachten zijn (= ver-
tellen/beschrijven)
Voorbeeld: Ik wilde mijn fiets parkeren in de fietsen-
kelder. De slagboom stond omhoog en ik fietste door.
Op het moment dat ik naar binnen wilde fietsen, kwam
de slagboom weer naar beneden. Toen viel ik van mijn
fiets, met mijn hoofd tegen een paal. Nu ben ik heel
erg duizelig / Nu heb ik heel erge hoofdpijn.
6. beschrijf de laarzen (= beschrijven)
Voorbeeld: Het zijn bruine laarzen met een hoge hak.
Ook zit er een riempje op de voet.
b)
Voorbeeldoplossingen
1. Wil jij de papierlade van het kopieerapparaat bijvul-
len? / Zou jij nieuw papier in het kopieerapparaat willen
doen?
2. Als ik jou was, zou ik geschiedenis kiezen. Die studie
duurt niet zo lang. Bovendien is hij niet zo moeilijk.
Dan hou je tijd over om van het studentenleven te ge-
nieten. / Als ik jou was, zou ik geneeskunde kiezen. Met
die studie kun je later makkelijker een baan vinden.
Bovendien kun je er andere mensen mee helpen.
3. Het is echt heel belangrijk dat er meer speelruimte in
onze wijk komt. Er wonen heel veel kinderen maar die
kunnen bijna nergens buiten spelen. Bovendien hebben
we al een parkeergarage in onze wijk.
4. De dief/de man stal/pakte een horloge en rende daar-
mee naar buiten. Toen hij de straat over rende, botste
er een bus tegen hem aan.
5. Op dinsdagavond hebben we altijd een borrel in onze
sociëteit/ in ons café. Elke zondagmiddag sporten we/
spelen we een hockeywedstrijd en één keer per maand
heb ik een vergadering met de activiteitencommissie.
6. In een dynamo zit een magneet. Als het fietswiel draait,
draait de magneet ook. De draaiende magneet produ-
ceert elektriciteit. Die elektriciteit gaat door draadjes
naar de fietslampen.
7. Je moet mensen de weg wijzen. Ook moet je medewer-
kers de sleutels van kamers en lokalen geven. / Ook
bewaar je de sleutels van alle ruimtes. Verder moet je
’s avonds alle deuren op slot doen / controleren of alle
deuren op slot zijn / het gebouw afsluiten.
8. In de eerste plaats heb ik niet de juiste bank ontvan-
gen. Ik had een witte bank besteld, maar ik heb een
zwarte bank gekregen. Ten tweede is de bank niet
op twee september bezorgd, zoals we hadden afge-
sproken, maar op vijf september. Ten slotte klopt de
prijs / de factuur niet. De bank moet € 799,- kosten. Op
de factuur staat € 999,-.
9. Ik vind baan A geschikter voor jou. Ten eerste omdat
de werktijden in overleg zijn. Je kunt dan werken als
je kinderen op school zitten. Ten tweede omdat je met
baan A meer verdient. Dan heb je meer geld om leuke
uitstapjes te maken. / Ik denk dat je baan B moet ac-
cepteren. Dan ben je maandag en dinsdag lekker vrij.
Bovendien kun je je vakantiedagen opnemen wanneer
dat voor jou handig is, bijvoorbeeld als de kinderen
vakantie hebben.
2
Lees vaardig
a)
Objectieve, feitelijke berichtgeving over wetenschappelijk
onderzoek. Meestal is de aanleiding dat resultaten van
een onderzoek recentelijk zijn gepubliceerd in een weten-
schappelijk tijdschrift.
b)
1.
a. Nee, dat blijkt nergens uit de tekst. Als er sprake is van
overlast dan wordt die niet veroorzaakt door vogels
16
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 7
maar door mensen. De vogels hebben namelijk last van
vuurwerk.
b. Nee, er wordt wel verwezen naar een radar in de eerste,
inleidende alinea maar nergens blijkt uit dat het een
nieuwe radar is of dat hij onlangs gepresenteerd is.
Alleen dat er op kan worden waargenomen dat er veel
vogels in de lucht zijn als er vuurwerk wordt afgesto-
ken.
c. Ja, de publicatie wordt genoemd in de eerste, inlei-
dende alinea. Zo wordt o.a. gezegd dat het artikel pas
vorige week is gepubliceerd. Het is dus erg recent.
2.
a. Nee, dat honden en katten niet van vuurwerk houden,
is bekend. Er zijn nauwelijks gegevens over wat wilde
dieren ervan vinden. Het is dus zeker niet eerder aan-
getoond of bewezen dat wilde dieren niet van vuurwerk
houden.
b. Ja, in de tekst staat dat diergedrag ’s nachts moeilijk te
bestuderen was.
c. Nee, dat honden en katten niet van vuurwerk houden,
is bekend. Er zijn nauwelijks gegevens over wat wilde
dieren ervan vinden. Het is dus zeker niet eerder aan-
getoond of bewezen dat ze zich er niks van aan trek-
ken.
3.
a. Nee, in het artikel staat dat een radar bewegende
deeltjes ziet. Het signaal/teken zegt iets over de soort
‘wolk’ die hij ziet. Maar er staat nergens dat hij alarm
slaat als er vogels te zien zijn. Door software te ontwik-
kelen kon men pas gegevens van de vogels onderschei-
den van andere gegevens.
b. Nee, er wordt expliciet genoemd dat de onderzoekers
gegevens van de weerradar van het KNMI hebben ge-
bruikt.
c. Ja, voor het onderzoek zijn gegevens van de weerradar
van het KNMI gebruikt. Ook de luchtmacht, KNMI, ESA
en buienradar gebruiken deze radar.
4.
a. Ja, mensen zijn dan druk met de nieuwjaarswensen: de
champagne dip.
b. Nee, dit feit is geen verklaring voor het rustige kwar-
tiertje.
c. Nee, dit feit is geen verklaring voor het rustige kwar-
tiertje, maar een ander gevolg.
5.
b. Ja, Judy Shamoun van het Instituut voor Biodiversiteit
en Ecosysteemdynamica (IBED) is de eerste auteur van
het artikel in Behavioral Ecology. In de tekst staat dat
zij werkt bij de organisatie die het onderzoek heeft
geïnitieerd, het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosys-
teemdynamica (IBED) van de Universiteit van Amster-
dam (UvA).
a. en c. Nee, het IBED heeft het initiatief voor het onder-
zoek genomen.
6.
c. Ja, het artikel komt uit de wetenschapsbijlage van een
krant, waarin objectief verslag wordt gedaan van we-
tenschappelijk onderzoek.
a. en b. Nee, het artikel komt uit de wetenschapsbijlage
van een krant, niet van de opiniepagina. In de laatste
alinea staan woorden van Judy Sharmoun, niet van de
schrijver van dit artikel. Maar ook Judy Sharmoun zegt
niet dat er geen vuurwerk afgestoken mag worden of
dat er niemand in een natuurgebied mag komen rond
de jaarwisseling.
17
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 8
Doe wat je het liefste doet
A
Ik denk dat ik geschikt ben
2
Luisteren - Is dit wat voor mij?
a)
1. Niet waar. Het gaat om een functie in Nederland.
2. Niet waar. Ze leest de advertentie op internet.
3. Waar. Het uitzendbureau is gespecialiseerd in bemidde-
ling van buitenlandse werknemers.
4. Niet waar. Uit de functie-eisen blijkt dat ze haar team
zelf gaat samenstellen.
5. Niet waar. Ze heeft geen netwerk (in Nederland), maar
wel ervaring (hoewel niet in Nederland).
6. Waar. ‘Reageren dus’ zeg je alleen als je denkt dat de
baan geschikt voor je is en je de conclusie trekt dat je
wilt reageren door bijvoorbeeld een brief te schrijven.
b)
1. … omdat Esmeralda een vrouw is en dus geen voorman
kan zijn.
2. a. is goed. Hij zegt dat ze wel bescheiden zijn, maar
hij bedoelt het tegenovergestelde. Dit is het wezen van
ironie.
b. is niet goed. Hij bedoelt juist dat ze behoorlijk hoge
eisen stellen.
3. a. is niet goed. Uit de tekst blijkt niet dat hij geen
Engels begrijpt.
b. is goed, want Paul vraagt zich af wat het uitzend-
bureau nu precies biedt met ‘a way of life’.
4. a. is niet goed. Dat een tekst soms moeilijk leesbaar is
door te weinig witregels is niet de betekenis van ‘tus-
sen de regels doorlezen’.
b. is goed. Paul kleedt de tekst als het ware uit, ont-
doet de tekst van onnodig intimiderende woorden en
dan blijft feitelijk over wat het uitzendbureau eist.
5
Lezen en spreken – Een goede brief?
Dan ook een goed cv!
Voorbeeldoplossing:
Mogelijke opmerkingen over het cv van John Verkoren:
- Het cv van John Verkoren is aan de korte kant: nog
geen half A4’tje.
- Hij vermeldt zijn werkervaring niet in omgekeerde
chronologische volgorde.
- Er ontbreekt relevante informatie: welke talen spreekt
hij precies? Beheerst hij ze schriftelijk? Beheerst hij ze
mondeling? Ook zegt hij niet hoe goed hij zijn talen
beheerst.
- Hij vertelt niets over de vertaalopdrachten die hij bij
het vertaalbureau gehad heeft en ook niet in welke
talen hij vertaald heeft.
- John vermeldt zijn bijbaantjes en dat is begrijpelijk,
want hij is nog erg jong. Maar ze hebben weinig met
zijn gevoel voor talen te maken.
- Hij heeft geen hobby’s, maar hij vertelt ook niet over
zijn interesses of iets dergelijks. Daardoor weet je als
lezer heel weinig van John Verkoren als je zijn cv gele-
zen hebt.
7
’s Lands wijs, ’s lands eer
1 Papa moet zich elke dag uit de naad werken in die
rotbaan van hem.
2 Hij zegt wel dat geld de arbeid verzoet, maar ik ge-
loof hem niet.
3 Ik kan me voorstellen dat hij bloednerveus is.
4 Hij loopt steeds te ijsberen.
5 Daarmee zet ik de kroon op mijn werk.
6 Inderdaad, maar je weet, ik houd er niet van om half
werk te leveren.
B
Op gesprek!
2
Luisteren – Legt u dat eens uit
Fragment 1
a. is goed. ‘U zult het wel niet zo leuk vinden’ heeft hier
de functie van waarschijnlijkheid.
b. is niet goed. Het gaat hier niet om de functie van zullen
zoals bij: ‘ja ja, dat zal wel’ en waarbij je de spreker niet
gelooft.
Fragment 2
a. is goed. ‘Zullen’ drukt in deze context zekerheid uit.
b. is niet goed. ‘Zullen’ drukt in deze context zekerheid
uit.
Fragment 3
a. is niet goed. ‘Hoe zou ik … bemoeide’ betekent in deze
context dat hij zichzelf een slechte chef zou vinden.
b. is goed. Hij stelt zich de situatie voor, waarin hij een
chef heeft die zich overal mee bemoeit.
Fragment 4
a. is niet goed. ‘Dat zou weer het andere uiterste zijn’ be-
tekent in deze context dat zij vindt dat zij te lang alleen
werken juist niet leuk vindt.
b. is goed. ‘Dat zou weer het andere uiterste zijn’ bete-
kent in deze context dat zij te lang alleen werken niet
leuk vindt.
a. is goed. ‘Zullen’ drukt in deze context zekerheid uit.
b. is niet goed. ‘Zullen’ drukt in deze context zekerheid
over het feit dat de sollicitant niet de tijd krijgt om lang
alleen te werken.
3
Spreken – Op gesprek!.
b)
Voorbeeldoplossing
Mogelijke vragen van de sollicitant aan de werkgever:
1. Hoe zit de afdeling waar ik zou komen te werken orga-
nisatorisch in elkaar?
2. Hoe verloopt de samenwerking?
Voorbereiding van antwoorden op verwachte vragen van
de werkgever:
1. Waarom ben ik geschikt voor deze functie? Ik denk
dat ik geschikt voor deze functie ben omdat ik graag
onderhandel, dat is wat ik het liefste doe.
2. Wat is mijn ervaring in deze branche? Ik ben al drie
jaar werkzaam als verkoopmedewerker, dus ik heb veel
ervaring.
3. Wat zijn mijn goede en minder goede eigenschappen?
Ik ben kritisch en nauwkeurig, maar ik vind dat ande-
18
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 8
ren dat ook moeten zijn. Ik ben ook redelijk stress-
bestendig, ik probeer afstand te houden en goed te
blijven nadenken.
4. Wat vind ik het belangrijkste in mijn werk? Wat ik het
allerbelangrijkste in mijn werk vind is dat ik voor een
groot deel zelf kan bepalen wat ik wanneer doe en dat
ik er plezier aan beleef.
6
’s Lands wijs, ’s lands eer
Deze week heb ik een kijkje achter de schermen gekre-
gen over het werk dat op een afdeling Personeelszaken
gebeurt. In het begin keek ik de kat uit de boom. Daarna
heb ik actief meegewerkt, want al doende leert men. Ik
heb een gesprek meegemaakt over de samenstelling van
een functieprofiel voor hoofd zorginkoop en aan de hand
van dat gesprek heb ik de functie-eisen van het profiel
samengesteld. Ik heb van de personeelsadviseur die mij
begeleidde gehoord hoe de wervings- en selectieproce-
dure verloopt. Zij vertelde me dat je bij het selecteren van
kandidaten vaak op je intuïtie afgaat. Je gevoel vertelt je
eigenlijk meteen wat voor vlees je in de kuip hebt.
Verder heb ik een gesprek met de directeur van het zorg-
bedrijf gehad. Bij dit gesprek was ook de voorzitter van
de ondernemingsraad aanwezig. Zij vertelden me dat me-
dezeggenschap erg belangrijk bij dit bedrijf is en dat de
ondernemingsraad een klankbord is voor de bestuurder.
Zo komt de directie te weten hoe de werkvloer het werk
en de arbeidsomstandigheden ervaart. Opvallend vond ik
dat ze plezier in het werk vooropstellen. Ze geloven dat
je zult oogsten wat je zaait, dus als je plezier in je werk
hebt, straalt dat van je af, vinden medewerkers je een
fijne collega en waarderen de klanten je. Zo haal je het
beste uit jezelf.
C
De proef op de som
2
Lees vaardig
a)
1.
a. Ja, kijk bij het kopje Aantal vakantiedagen. Daar staat
vier keer het aantal werkdagen per week. Dat is in het
geval van Jeroen vier keer drie werkdagen. Dat bete-
kent dus twaalf vakantiedagen.
b. Nee, Jeroen heeft recht op twaalf wettelijke vakantieda-
gen. Misschien heeft hij ook recht op bovenwettelijke
vakantiedagen, maar de vraag was op hoeveel vakantie-
dagen hij minimaal recht heeft.
c. Nee, Jeroen heeft recht op twaalf wettelijke vakantieda-
gen. Misschien heeft hij ook recht op bovenwettelijke
vakantiedagen, maar de vraag was op hoeveel vakantie-
dagen hij minimaal recht heeft.
2.
a. Nee, het opsparen van vakantiedagen kan nadelig zijn
voor de economie, maar dat is niet de reden waarom
de wet gewijzigd is.
b. Ja, kijk bij het kopje ‘Nieuwe vervaltermijn wettelijke
vakantiedagen’. Het uitstellen van vakantie kan nadelen
hebben voor de veiligheid en de gezondheid van werk-
nemers. Met het wijzigen van de vervaltermijn voor
wettelijke vakantiedagen wil de regering stimuleren dat
werknemers regelmatig vakantie opnemen.
c. Nee, het opsparen van vakantiedagen is misschien
nadelig voor de werkgevers, maar dat is niet de reden
waarom de wet gewijzigd is.
3.
a. Nee, want werknemers bouwen tijdens het ouder-
schapsverlof geen vakantiedagen op over de dagen dat
ze niet werken. Zij werkte in 2012 minder dagen en
bouwde dus minder vakantiedagen op.
b. Ja, kijk bij het kopje ‘Vakantiedagen en ouderschaps-
verlof’. Hierin staat dat werknemers tijdens het ouder-
schapsverlof geen vakantiedagen opbouwen over de
dagen dat ze niet werken. Zij werkte in 2012 minder
dagen en bouwde dus minder vakantiedagen op.
c. Nee, want werknemers bouwen tijdens het ouder-
schapsverlof geen vakantiedagen op over de dagen dat
ze niet werken. Zij werkte in 2012 minder dagen en
bouwde dus minder vakantiedagen op.
4.
a. Ja, kijk bij het kopje ‘Vakantiedagen en nieuwe baan’.
In het geval van een ‘zwaarwegend belang’ kan een
werkgever van een werknemer verlangen dat hij blijft
werken tot het einde van het contract. In dit geval kan
Charles’ oude werkgever dit als reden aanvoeren.
b. Nee, alleen in het geval van zwaarwegend belang mag
een werkgever vakantie weigeren.
c. Nee, werknemers kunnen meestal vakantiedagen op-
nemen als zij van baan wisselen maar de werkgevers
hebben wel rechten in dit geval. Als er maar sprake is
van zwaarwegend belang.
5.
a. Nee, vakantiedagen uit 2011 kunnen tot vijf jaar later
worden opgenomen. Daar zitten geen voorwaarden
aan.
b. Ja, kijk bij het kopje ‘Nieuwe vervaltermijn wettelijke
vakantiedagen’. Vakantiedagen die voor 2012 zijn
opgebouwd (dus ook uit 2011) kunnen tot vijf jaar later
worden opgenomen.
c. Nee, vakantiedagen uit 2011 kunnen tot vijf jaar later
worden opgenomen. Sheila mag de vakantiedagen uit
2011 dus in 2013 opnemen.
b)
1.
a. Nee, uit het onderzoek van Schuring blijkt dat betaald
werk ervoor zorgde dat ze beter functioneerden in hun
sociale omgeving. Dit was echter niet de belangrijkste
stap vooruit ofwel de grootste verbetering.
b. Nee, uit het onderzoek van Schuring blijkt dat betaald
werk ervoor zorgde dat ze zich lichamelijk beter voel-
den. Dit was echter niet de belangrijkste stap vooruit
ofwel de grootste verbetering.
c. Ja, de grootste verbetering die de onderzochte groep
aangaf was hoe zij zich geestelijk voelden na het her-
vatten van betaald werk.
2.
a. Nee, de aanpak wordt niet alleen in Rotterdam, maar
ook in Amsterdam, Utrecht en Den Haag getest.
b. Ja, de aanpak wordt getest in de vier grote steden Am-
sterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag.
c. Nee, de aanpak wordt eerst getest in de vier grote ste-
den.
3.
a. Nee, dat wordt nergens genoemd in de tekst.
b. Nee, ze probeerden zich juist te veel te richten op de
fysieke gezondheid van werklozen. Het idee was eerst
de gezondheid op peil brengen en de rest volgt van-
19
Oplossingen tekstboek hoofdstuk 8
zelf.
c. Ja, de programma’s waren onvoldoende afgestemd op
de andere re-integratieactiviteiten.