MA 1278126 PRBoudewijn inleding


cum laude scriptie?
Nonna s, sinjo s en hun warme bloed
De representatie van Indo-Europeanen in de Indisch-Nederlandse letterkunde van
1860 tot 1915
Petra Boudewijn
petra.boudewijn@gmail.com
Rijksuniversiteit Groningen
Faculteit der Letteren
Literary & Cultural Studies
MA scriptie (LWR999M30)
Onder begeleiding van: dr. E.M.A. van Boven (RuG)
en prof.dr. O.J. Praamstra (Universiteit Leiden)
13 mei 2011
achtergrondinformatie hier in het voorwoord
Voorwoord
Voorwoord
Deze MA scriptie Literary & Cultural Studies kent een lange voorgeschiedenis. Het idee
Deze MA scriptie Literary & Cultural Studies kent een lange voorgeschiedenis. Het idee
ervoor ontstond naar aanleiding van mijn BA scriptie Nederlandse Taal & Cultuur die ik
ervoor ontstond naar aanleiding van mijn BA scriptie Nederlandse Taal & Cultuur die ik
schreef over een onderwerp uit de Indisch-Nederlandse letterkunde. Hierin onderzocht ik de
literaire representatie van de inheemse huishoudster in twee romans van P.A. Daum. Hoewel
Daum naar eigen zeggen de Indische samenleving met een  objectieve blik bekeek, kwam ik
tot de conclusie dat hij aan deze figuur allerhande negatief geconnoteerde eigenschappen
toeschreef.
Met deze bevindingen nog vers in het geheugen las ik in de zomervakantie het hele
oeuvre van Daum. Het viel mij daarbij op dat hij niet alleen aan de inheemse huishoudster,
maar ook aan personages van gemengd ras allerlei negatief geconnoteerde eigenschappen
verbond. In het kader van mijn researchmaster schreef ik vervolgens een projectvoorstel om
dit nader te onderzoeken in een van zijn romans,  Ups &  Downs in het Indische leven. Dit
onderzoek leverde veelbelovende resultaten op en resulteerde in de publicatie van een artikel
in Indische Letteren. Het vormde tevens het uitgangspunt van deze scriptie.
persoonlijk
Tot besluit van dit voorwoord wil ik graag de volgende mensen bedanken: mijn
Tot besluit van dit voorwoord wil ik graag de volgende mensen bedanken: mijn
begeleidster dr. E.M.A. van Boven (Rijksuniversiteit Groningen) voor haar aanstekelijke
begeleidster dr. E.M.A. van Boven (Rijksuniversiteit Groningen) voor haar aanstekelijke
enthousiasme, waardevolle inzichten en begeleiding van deze scriptie en bovenstaande
projecten die hiertoe leidden; mijn begeleider prof.dr. O.J. Praamstra (Universiteit Leiden)
ecten die hiertoe leidden; mijn begeleider prof.dr. O.J. Praamstra (Universiteit Leiden)
voor zijn kritische commentaar en betrokkenheid bij zowel de opzet van dit onderzoek als de
beoordeling van het eindresultaat; en ten slotte mijn ouders, Tilly en Gerrit Boudewijn, voor
beoordeling van het eindresultaat; en ten slotte mijn ouders, Tilly en Gerrit Boudewijn, voor
hun meelezen, meeleven en vertrouwen.
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Voorwoord
Voorwoord 2
genummerd vanaf het voorwoord
Inhoudsopgave 3
Inleiding 6
Hoofdstuk I: Indo-Europeanen in de koloniale geschiedenis 12
Het aantal Indo-Europeanen en hun juridische status 12
Sociaal aanzien van Indo-Europeanen 13
Het Indo-probleem 15
Twee visies op het Indo-probleem 16
Ras en rasvermenging 19
Tot slot 23
Hoofdstuk II: Theoretisch en methodologisch kader 25
Literatuur als cultureel discours 25
Orientalism en het orintalismedebat 28
Postcolonial studies en colonial discourse analysis 31
De (literaire) representatie van mestiezen 36
Methodologie en analysemodel 39
Personagebeeld (focalisatie) 40
Personagebeeld (uiterlijk) 40
Personagebeeld (innerlijk) 40
Actorschap van personages 41
Tekst als geheel 41
Verantwoording corpus 42
Hoofdstuk III: De literaire representatie van Indo-Europeanen 47
in het werk van blanke auteurs
Jan ten Brink, Oost-Indische dames en heeren 47
AdŁle Buys, Betsy Ruytenburg en Lucy Bokkerman 48
Ernestine van Weeveren en Henriette van Hilbeeck 51
3
De invloed van Indische en Hollandse omstandigheden op personages 53
Opvattingen van personages over Indo-Europeanen 55
Synthese 55
Louis Couperus, De stille kracht 56
Otto van Oudijck en Eva Eldersma 57
Leonie van Oudijck 59
Theo en Doddy van Oudijck, en Addy de Luce 60
Synthese 63
Jan Fabricius, Ttk en Indo, en Nonni 64
M.C. Frank, Oost-Indische menschen en dingen geschetst 68
ThrŁse Hoven, Nonnie en andere verhalen 71
Maurits,  Ups &  Downs in het Indische leven 73
Lena Uhlstra en Clara Lugtens 75
Roos Uhlstra en Lena Lugtens 77
Freddy en Eddy Markens 78
Synthese 80
Multatuli, Max Havelaar 80
Synthese 84
Ras, klasse en sekse 85
Tot slot 87
Hoofdstuk IV: De literaire representatie van Indo-Europeanen 89
in het werk van Indo-Europese auteurs
D-Lilah, Een Indisch dozijntje 90
Victor Ido, De Paupers 94
Opvattingen over de kleine Indo en het Indo-probleem 94
De uitbeelding van Indo-Europeanen 96
Synthese 99
J.E. Jasper, Van deugden en dwalingen 99
Melati van Java, Fernand 103
De uitbeelding van de Indo-Europese personages 104
Opvattingen over ras 105
4
Opvattingen over gender 106
Opvattingen over Europa en de Europese leefwijze 107
Synthese 107
Elisabeth Overduijn-Heiligers, Warm bloed 107
Diana 108
De mannen van Diana 111
Synthese 113
Gerard (de la) Valette, Baren en Oudgasten 113
Synthese 116
Ras, klasse en sekse 116
De visie op koloniale ideologien ten aanzien van Indo-Europeanen 117
Subalterne visie versus  imperial eyes 118
Conclusie 120
De literaire representatie van Indo-Europeanen en daaraan ten grondslag 120
liggende ideologien
Verschillen in de literaire representatie van Indo-Europeanen tussen blanke en 121
Indo-Europese auteurs
Rasvermenging en het Indo-probleem in de Indisch-Nederlandse letterkunde 123
De Indisch-Nederlandse letterkunde als literair discours 125
Bibliografie
Bibliografie 127
Lijst van afbeeldingen
Lijst van afbeeldingen 133
5
Inleiding
Inleiding
citaat [niet gebruikelijk als begin van een scriptie]
De europesche maatschappy in Nederlandsch Indin is vry scherp in twee deelen gesplitst: de eigenlyke
Europeanen, en dezulken die  hoezeer wettelyk in geheel denzelfden rechtstoestand verkeerende  niet in
Europa geboren zyn, en min of meer inlandsch bloed in de aderen hebben.1
parafrase en contextualisering van citaat
Multatuli signaleerde in Max Havelaar (1860) een scherpe maatschappelijke scheidslijn
tussen de volbloed Europeanen die uit Nederland kwamen en  dezulken met  min of meer
Inlandsch bloed in de aderen , waarmee hij de zogenoemde Indo-Europeanen bedoelde. In dit
In dit
In dit
focus
onderzoek staat de literaire representatie van Indo-Europeanen in de Indisch-Nederlandse
onderzoek staat de literaire representatie van Indo-Europeanen in de Indisch-Nederlandse
letterkunde centraal. Het gaat hier niet om de  aard van de Indo-Europeaan (in zoverre die te
letterkunde centraal. Het gaat hier niet om de
letterkunde centraal. Het gaat hier niet om de
letterkunde centraal. Het gaat hier niet om de  aard van de Indo-Europeaan (in zoverre die te
onderzoeken zou zijn), maar om de visies op deze bevolkingsgroep in literatuur.
onderzoeken zou zijn), maar om de visies op deze bevolkingsgroep in literatuur.
Indo-Europeanen zijn nakomelingen uit raciaal gemengde relaties en maakten van
toelichting
meet af aan deel uit van de koloniale samenleving. De eerste Indo-Europeanen werden
en achter-
geboren in de tijd van de Verenigde Oost-Indische Compagnie uit relaties tussen Europese
grond
mannen en inheemse vrouwen. Afhankelijk van erkenning door een Europese voorouder,
behoorden zij tot de Europese of tot de inheemse bevolking. Indo-Europeanen namen in de
koloniale samenleving een complexe positie in. Zij vormden een raciaal gedefinieerde groep
ale samenleving een complexe positie in. Zij vormden een raciaal gedefinieerde groep
die verspreid over alle lagen van de koloniale samenleving voorkwamen en niet aan een
die verspreid over alle lagen van de koloniale samenleving voorkwamen en niet aan een
taalfout
bepaalde klasse of stand gebonden waren: zij bevonden zich dus zowel in de koloniale elite
als de kampong.
In de tweede helft van de negentiende eeuw werd er in toenemende mate over
uitsluiting en achterstelling van Indo-Europeanen geschreven. Journalist P.A. Daum schreef
bijvoorbeeld op 24 augustus 1888 in het Bataviaasch Nieuwsblad:  Europeesche vrouwen,
zelfs die aan hollandsche keukenmeiden doen denken, mannen, die echte typen vormen van
domheid en onopgevoedheid, hoort en ziet men niet zelden met minachting spreken tot of
over de indo-europeanen (geciteerd naar Termorshuizen 2001: 184). Indo-Europeanen
zouden op grote schaal gediscrimineerd worden waardoor velen van hen onder erbarmelijke
zouden op grote schaal gediscrimineerd worden waardoor velen van hen onder erbarmelijke
irrealis,
omstandigheden leefden. In de Indisch dagbladpers sprak men zelfs van het  Indo-probleem . opinie
weer-
Een groot deel van de Indische dagbladpers was van mening dat de Indo-Europeanen hun
geven
beroerde sociale en economische omstandigheden aan zichzelf te danken hadden; anderen
daarentegen vonden dat de koloniale samenleving debet was aan het Indo-probleem en
1 Multatuli 2002: 73.
6
redeneerfout: wat vermoeden was, wordt zonder
overgang werkelijkheid
leverden in de koloniale kranten stevige kritiek op de Indische maatschappij.
Indo-Europeanen werden dus kennelijk als groep achtergesteld, uitgesloten en
Indo-Europeanen werden dus kennelijk als groep achtergesteld, uitgesloten en
vreemde
gediscrimineerd. Discriminatie van bepaalde bevolkingsgroepen komt voort uit ideologien,
gediscrimineerd. Discriminatie van bepaalde bevolkingsgroepen komt voort uit ideologien,
toelich-
onschuldig lijkende vanzelfsprekendheden in woord en beeld, die eigenlijk een normatieve
onschuldig lijkende vanzelfsprekendheden in woord en beeld, die eigenlijk een normatieve
ting
voorstelling van de werkelijkheid vormen. In zulke voorstellingen worden bepaalde groepen
voorstelling van de werkelijkheid vormen. In zulke voorstellingen worden bepaalde groepen
(meestal op basis van sekse, rassen en klassen) als minderwaardig aan andere verondersteld.
Ideologien zijn onderdeel van een  discours , een verzameling van woorden en teksten
ideologie
en discours
waarmee leden van een groep (zoals die van de Indische samenleving bijvoorbeeld) de
zijn ong.
werkelijkheid structureren en daarmee impliciet of expliciet vastleggen wat zij voor goed en
synoniem
waar houden. Discoursen met hun ideologische lading worden lang niet altijd bewust
gereproduceerd. Rob Nieuwenhuys schrijft bijvoorbeeld ten aanzien van Indo-Europeanen in
herhaling
zijn Indische literatuurgeschiedenis, Oost-Indische Spiegel (1978):  [d]e discriminatie van de
Indo s paste in het sociale patroon van de samenleving en deze blijkt juist uit de ongewilde en
onbedoelde waardeoordelen (279). Indo-Europeanen werden dus kennelijk bewust of
onbewust als minderwaardig voorgesteld.
tautologie - methodologie
In dit verband zijn veel voorkomende benamingen als  gemengdbloedige of
 halfbloed in de (literaire) representatie van gemengd ras veelzeggend: deze termen zijn
namelijk ideologisch geladen. Er is dus helemaal geen sprake van het mengen van bloed of
van halfbloeden. Het gaat hier om een sociale constructie, waaraan allerlei culturele en
politieke connotaties (en consequenties) verbonden worden. Er wordt een normatieve
voorstelling gemaakt van rasverschillen, een ideologie, waarin rassen in een hirarchische
positie ten opzichte van elkaar geplaatst worden: benamingen als gemengdbloedige en
halfbloed vooronderstellen namelijk ook het bestaan van  zuiver bloed , iets wat in het
koloniale tijdperk superieur aan mengvormen gesteld werd.2
In de eerste plaats lijken Indo-Europeanen raciaal gedefinieerd te worden. Het gaat
tenslotte om een bevolkingsgroep van raciaal gemengde komaf, hetgeen vaak in uiterlijke
kenmerken terug te zien was. In de tweede plaats zijn stand en klasse factoren van belang.
Welke kansen iemand in de koloniale samenleving kreeg, was niet alleen afhankelijk van zijn
raciale achtergrond, maar ook van zijn sociaaleconomische omstandigheden. In de derde
plaats is sekse een invloedrijke factor. Een Indo-Europese vrouw uit de koloniale elite was
bijvoorbeeld lange tijd een geliefde huwelijkskandidate onder  totoks (uit Nederland
afkomstige blanke mannen) en kon door middel van een huwelijk stijgen op de sociale ladder
2 Op deze hirarchie en de ideen omtrent ras en rasvermenging in de negentiende eeuw zal ik uitgebreid ingaan in hoofdstuk I.
methodologisch is de scriptie gebrekkig; begrippen worden
7
verkeerd gebruikt, zonder verwijzing naar bronnen,
tegenspraak tussen beweringen
van de kolonie. Dit echter gold niet voor de Indo-Europese man uit diezelfde elite. Dit gold
evenmin voor een Indo-Europese vrouw uit de koloniale onderklasse of inheemse bevolking.
Zij bracht het hooguit tot  njai (huishoudster/concubine) en stond daarmee helemaal onderaan
de koloniale ladder zonder kansen om hogerop te komen, want een huwelijk met haar was zo
goed als uitgesloten. In de visies op Indo-Europeanen (en de literaire representatie daarvan)
gaan dus ras, klasse en sekse op een complexe manier samen. In mijn onderzoek zullen deze
drie factoren in hun onderlinge samenhang uitvoerig behandeld worden.
bronverwijzing?
Onderzoek naar de literaire representatie van deze bevolkingsgroep staat nog in de
kinderschoenen. Mijn onderzoek richt zich op de Indisch-Nederlandse letterkunde van 1860
tot 1915, een periode die de eerste bloei van de Indisch-Nederlandse letterkunde genoemd zou
kunnen worden en die daarnaast de jaren omvat waarin de hierboven genoemde discussies
over Indo-Europeanen en het Indo-probleem plaatsvonden.3 De Indisch-Nederlandse
letterkunde is bij uitstek geschikt om de visies op gemengd ras te bestuderen, omdat deze zich
volgens Nieuwenhuys ontwikkeld heeft als een zogeheten  brief naar huis .4 Ambtenaren,
planters, officieren, huisvrouwen, gouvernantes, onderwijzers en anderen schreven verhalen
om de lezer in het moederland over het leven in de kolonie te informeren. De nadruk in deze
werken ligt dan ook niet zozeer op literaire aspecten, maar op een realistische weergave van
de Indische samenleving.
wat is realistisch?
Bovendien is er in de Indisch-Nederlandse letterkunde (zoals in iedere literatuur of
literaire stroming die de werkelijkheid zo realistisch mogelijk tracht te verbeelden) niet alleen
sprake van een uitbeelding of uitdrukking van heersende ideologien, maar vormt deze
eveneens een beeldvormende kracht ten aanzien van Indi en de Indische samenleving. Het
merendeel van de Indisch-Nederlandse letterkunde werd uitgegeven in Nederland. Nauwelijks
16% van het totaal aantal verschenen titels dat Olf Praamstra in zijn gezaghebbende artikel,
 De omstreden bloei van de Indisch-Nederlandse letterkunde (1997), tot de Indisch-
Nederlandse letterkunde rekent, werd in Indi uitgebracht:
De verspreiding van de Indische letterkunde was grotendeels een zaak van Nederlandse uitgevers. De
markt in Indi was te klein om deze boeken daar uit te geven, terwijl de Nederlandse boekhandel voor
de Indische uitgevers te ver weg lag om die naar behoren te kunnen bedienen.5
3 Op de keuze voor deze periode, het corpus en de verantwoording hiervan zal ik uitgebreid ingaan in hoofdstuk II.
4 Nieuwenhuys 1978: 12.
5 Praamstra 1997: 270.
8
Het overgrote deel van de gepubliceerde werken was dus voor een  moederlands publiek
bestemd en veel Nederlanders kenden de kolonie hoofdzakelijk uit de literatuur (en andere
beeldvormende bronnen). Hun beeld van Indi en de Indische maatschappij werd dus
gevormd door de ideologisch gekleurde weergave in de Indisch-Nederlandse letterkunde. Er
is hier dus sprake van een complexe relatie tussen literatuur en cultuur waarin beide
onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, en literaire werken niet los gezien kunnen worden
van de culturele context waarin zij tot stand gekomen zijn.
Het bestuderen van deze complexe relatie tussen literatuur en cultuur zou een
 contextgeorinteerde of  ideologiekritische benadering genoemd kunnen worden. In
dergelijke benaderingen van literatuur- en cultuurwetenschap worden (literaire) teksten
beschouwd als representaties van maatschappelijke machtsverhoudingen en stelt men zich tot
doel deze machtsverhoudingen aan het licht te brengen. Over beeldvorming en representatie is
veel geschreven onder verschillende noemers waaronder ideologiekritiek, cultural analysis en
critical discourse analysis. Hierin worden teksten benaderd als een sociale constructie van
verschil en wordt de wijze bestudeerd waarop sociale en politieke verschillen in teksten
geproduceerd en gereproduceerd worden. Deze benadering is onder meer gestoeld op ideen
van Jacques Derrida en Michel Foucault.
In het bijzonder van belang voor dit onderzoek zijn de (post)colonial studies en
colonial discourse analysis, ideologiekritische benaderingen die zich richten op de analyse
van koloniale discoursen. Hierin gaat het om de (literaire) beeldvorming waarin het oosten
tegenover het westen geplaatst wordt. Edward W. Said wordt als de grondlegger van deze
benadering beschouwd. In zijn invloedrijke boek Orientalism (1978) betoogt hij dat het tot
 ander maken van de oosterling een centraal punt van het koloniale discours is. Dit gebeurt in
koloniale teksten vaak door middel van binaire opposities waarin de oosterling als irrationeel,
zwak en feminien, en de westerling als rationeel, sterk en masculien gerepresenteerd wordt
waardoor de koloniale aanwezigheid van het westen in het oosten legitiem lijkt (of in elk
geval als zodanig voorgesteld wordt). Deze benadering wordt internationaal uitgewerkt door
onder meer Homi K. Bhabha in The Location of Culture (1994) en Toni Morrison Playing in
the Dark (1990); en in Nederland door onder anderen Maaike Meijer in In tekst gevat (1996).
In de werken van de hierboven genoemde auteurs wordt vaak blank tegenover bruin of
kolonisator (westerling) tegenover gekoloniseerde (oosterling) geplaatst. Indo-Europeanen
echter vormen een raciale tussengroep en vallen dus moeilijk in dergelijke binaire opposities
9
te bestuderen. Ik zal daarom aansluiting zoeken bij auteurs die de (literaire) verbeelding van
raciale menggroepen onderzoeken zoals Mary Louise Pratt. In haar boek Imperial Eyes (2008)
gaat zij onder andere uitgebreid in op het verschijnsel  transculturatie , de wederzijdse invloed
van verschillende culturen waarmee raciale tussen- of menggroepen te maken hebben
waardoor de binaire opposities van Said aan kracht inboeten. Daarnaast maakt zij gebruik van
een aantal concepten, zoals  contact-zone en  imperial eyes die verband houden met een
aantal centrale begrippen uit de (post)colonial studies en critical discourse analysis.6 Ook
mijn onderzoek zal binnen deze twee wetenschappelijke stromingen te plaatsen zijn.
Tot slot, voordat ik overga op de doel- en vraagstelling van dit onderzoek, een korte
opmerking over terminologie: ik zal  Indo-Europeanen gebruiken in de betekenis van
socioloog en antropoloog W.F. Wertheim, volgens wiens definitie deze term zowel een raciale
als sociale component heeft:
Wanneer men [...] van Indo-Europeanen spreekt, bedoelt men daarmee alleen die kleine groep
mengbloeden, die in de zin der wet tot de Europeanen worden gerekend, op grond van wettige of wettelijk
erkende afstamming in de vaderlijke linie, en die daardoor tevens maatschappelijk worden ingedeeld bij
de Europeanen-kaste.7
Dat er daarnaast een enorme groep  mengbloeden onder de inheemse bevolking geweest
moet zijn, spreekt voor zich maar zal hier buiten beschouwing worden gelaten, omdat in hun
geval andere ideologische noties meespelen, zoals de tegenstelling kolonisator/
gekoloniseerde. Hierdoor kreeg de inheemse bevolking (en zij die hiertoe gerekend werden)
per definitie een ondergeschikte juridische en sociale positie in de koloniale maatschappij
toebedeeld.
doel van onderzoek en vraagstelling
Het doel van dit onderzoek is inzicht te verwerven in de literaire representatie van
Het doel van dit onderzoek is inzicht te verwerven in de literaire representatie van
Indo-Europeanen en de (culturele) ideologien die hieraan ten grondslag liggen.
Indo-Europeanen en de (culturele) ideologien die hieraan ten grondslag liggen. Het
onderzoek zal aan het licht brengen zowel patronen ten aanzien van ras en rasvermenging in
rzoek zal aan het licht brengen zowel patronen ten aanzien van ras en rasvermenging in
de Indisch-Nederlandse letterkunde als culturele discoursen die in de te onderzoeken periode
de Indisch-Nederlandse letterkunde als culturele discoursen die in de te onderzoeken periode
opgang vonden. Op basis van het bovenstaande zou ik de volgende vraagstelling willen
Op basis van het bovenstaande zou ik de volgende vraagstelling willen
formuleren: hoe worden Indo-Europeanen gerepresenteerd in de Indisch-Nederlandse
muleren: hoe worden Indo-Europeanen gerepresenteerd in de Indisch-Nederlandse
literatuur uit de periode 1860-1915? Ik wil deze vraag beantwoorden aan de hand van de
literatuur uit de periode 1860-1915? Ik wil deze vraag beantwoorden aan de hand van de
6 Op deze concepten en hoe deze passen binnen een bredere wetenschappelijke context van (post)colonial studies en critical discourse
analysis zal ik uitgebreid ingaan in hoofdstuk II.
7 Wertheim 1948: 91.
10
doel vs. vraagstelling: algemeen vs. specifiek
deelvragen
volgende deelvragen: welke opvattingen en daaraan ten grondslag liggende ideologien ten
volgende deelvragen: welke opvattingen en daaraan ten grondslag liggende ideologien ten
aanzien van Indo-Europeanen zijn er in de Indisch-Nederlandse letterkunde uit deze periode
aanzien van Indo-Europeanen zijn er in de Indisch-Nederlandse letterkunde uit deze periode
te vinden; verschilt de uitbeelding van Indo-Europeanen in het werk van blanke en Indo-
te vinden; verschilt de uitbeelding van Indo-Europeanen in het werk van blanke en Indo-
Europese auteurs; worden ideologische noties ten aanzien van Indo-Europeanen in het werk
Europese auteurs; worden ideologische noties ten aanzien van Indo-Europeanen in het werk
van blanke respectievelijk Indo-Europese auteurs ontkracht of juist bevestigd?
van blanke respectievelijk Indo-Europese auteurs ontkracht of juist bevestigd?
Deze scriptie is als volgt opgebouwd: het eerste hoofdstuk behelst een historisch kader
Deze scriptie is als volgt opgebouwd: het eerste hoofdstuk behelst een historisch kader
Deze scriptie is als volgt opgebouwd: het eerste hoofdstuk behelst een historisch kader
opbouw
waarin ik zal ingaan op de Indische samenleving, de positie van Indo-Europeanen daarin, en
ideen over ras en rasvermenging in de negentiende eeuw. Het tweede hoofdstuk wordt
ideen over ras en rasvermenging in de negentiende eeuw. Het tweede hoofdstuk wordt
gevormd door een theoretisch en methodologisch kader waarin dit onderzoek in een
wetenschappelijke context van (post)colonial studies en critical discourse analysis geplaatst
wordt en naar aanleiding waarvan een methodologie wordt voorgesteld die ten grondslag aan
mijn analyse zal liggen. Daarnaast wordt het corpus gentroduceerd en verantwoord, en zal
een aantal hypotheses worden geformuleerd. Het derde en vierde hoofdstuk bestaan uit de
analyse van het corpus uitgesplitst naar blanke respectievelijk Indo-Europese auteurs. Ten
analyse van het corpus uitgesplitst naar blanke respectievelijk Indo-Europese auteurs. Ten
slotte wordt dit onderzoek afgerond met een conclusie.
slotte wordt dit onderzoek afgerond met een conclusie.
11


Wyszukiwarka

Podobne podstrony:
Kościół Hillsong Świat ma się dobrze w kościele!
Georg?nzer Du Warst Ma Imma Scho A Raetsl
Kto ma moc nad plagami w 21 wieku ver 2
Jakie prawa ma turysta i jak je egzekwować
Dziś prawdziwych cyganów już nie ma
PiS ma szansę wygrać
Modlitewnik Przebaczenie ma moc Najważniejsze działy
nie ma cie drabina jakuba
09 MA
Śpiewnik nie ma to jak pierwsza

więcej podobnych podstron