lv 7, 8, 9,,

  1. Het 'moeilijk verleden' van Nederland. Geef voorbeelden.

Indonesië

http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2001-2002/De-excessennota.html

De politionele acties (ook wel politiële acties) - de offensieve operaties van de Nederlandse strijdkrachten in Indonesië kort na de Tweede Wereldoorlog. Deze operaties vonden plaats op de eilanden Java en Sumatra in de periode 21 juli tot 5 augustus 1947 (eerste actie) en 19 december 1948 tot 5 januari 1949 (tweede actie), en waren onderdeel van de militaire confrontatie tussen Nederland en de Republiek Indonesië, welke republiek na de Japanse capitulatie in augustus 1945 was uitgeroepen door de nationalistische leiders Soekarno en Hatta. Inzet van het conflict was de onafhankelijkheid van Indonesië, voordien de kolonie Nederlands-Indië. Daarom wordt dit conflict ook wel aangeduid als de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949).

Kort na het uitroepen van de Republiek braken vijandelijkheden uit tussen de Indonesische nationalisten en de Britse troepen die na de Japanse capitulatie in augustus 1945 strategische posities in de archipel hadden ingenomen. In oktober 1945 ontbrandde de strijd om Soerabaja, welke stad de nationalisten na bloedige gevechten moesten prijsgeven. Pas in maart 1946 werden Nederlandse troepen in Indonesië toegelaten om de Britse posities over te nemen.

Afgezien van de politionele acties (kortdurende Nederlandse offensieven) had de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog meestentijds het karakter van een guerrilla van de Indonesische nationalisten tegen de Nederlandse troepen. De vijandelijkheden duurden tot het staakt-het-vuren in augustus 1949

De Nederlandse regering erkende de Republiek niet als een onafhankelijke staat, maar beschouwde haar als een opstandige beweging binnen de kolonie Nederlands-Indië. Daarom bezigde men de term 'politionele actie'. 'Politioneel' was sinds de negentiende eeuw een gebruikelijke term voor militair optreden dat tot doel had de regelmatig voorkomende opstanden in de kolonie neer te slaan. Het gebruik van de term kan ook worden gezien als een manier om te verbloemen dat het hier om een vrijheidsoorlog ging en zo kritiek op het militaire optreden te pareren.

Tijdens beide politionele acties telde de Nederlandse troepenmacht in Indonesië, met inbegrip van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL), meer dan 100.000 man. Het grootste deel hiervan werd bij de acties ingezet. Deze omvang maakte duidelijk dat van een beperkte ‘politieactie’, zoals de Nederlandse regering het probeerde voor te stellen, geen sprake was.

Tijdens de bijna vier jaar durende militaire aanwezigheid van Nederland in Indonesië lieten circa 5.000 Nederlandse militairen het leven, waarvan ongeveer de helft door gevechtshandelingen en de overigen ten gevolge van ziekten en ongevallen. Aan Indonesische zijde viel een veelvoud daarvan: naar schatting 150.000. Dat waren zowel slachtoffers van Nederlands militair optreden als van geweld uitgeoefend door de Indonesische nationalisten tegen politieke tegenstanders en vermeende pro-Nederlandse elementen onder de eigen bevolking.

Er was veel positieve propaganda in Nederland over de politionele acties. Daarna begon het "grote zwijgen" daarover in de jares 50 en 60. In juni 1969 werd de Excessennota gepresenteerd. In opdracht van de regering was er archiefonderzoek gedaan naar de oorlogsmisdaden die waren begaan door Nederlandse militairen in Indonesië in de jaren 1946-1950. Directe aanleiding voor het onderzoek was een interview in de actualiteitenrubriek Achter het Nieuws met dr. J. Hueting. Het interview veroorzaakte een enorme commotie en bracht het nationale trauma van de koloniale oorlog aan de oppervlakte.

Srebrenica

De val van Srebrenica op 11 juli 1995 was de inname van de Bosnische stad Srebrenica en de daaropvolgende deportatie van genocide op naar schatting tussen de 7.000 en 8.000 moslimjongens en -mannen, die formeel onder bescherming stonden van een VN-bataljon bestaande uit Nederlandse militairen. Het exacte aantal slachtoffers is nooit vast komen te staan. Het NIOD ging in 2002 nog van ongeveer 7.000 doden uit.

Na het uiteenvallen van Joegoslavië en de burgeroorlog die daarop volgde werd de stad, evenals Tuzla, Sarajevo, Goražde en Žepa, door de Verenigde Naties tot veilige enclave voor moslims verklaard, binnen een door Bosnische Serviërs beheerst gebied. Voor de veiligheid van de ruim 30.000 inwoners van de enclave werd gezorgd door de aanwezigheid van een internationale vredesmacht onder de vlag van de Verenigde Naties. In 1993 werd Srebrenica door Servische eenheden dusdanig bedreigd dat de stad door de Verenigde Naties werd uitgeroepen tot de eerste “safe area” in het Bosnische conflict.

Op 11 juli 1995, toen ruim 600 Nederlandse UNPROFOR-militairen (achtereenvolgens de bataljons 'Dutchbat I, II en III') in Tuzla en Srebrenica hun humanitaire werk deden, drongen Bosnisch-Servische troepen onder bevel van generaal Ratko Mladić met hulp van tanks de stad binnen en deporteerden en vermoordden een groot deel van de daar aanwezige moslimmannen en -jongens. Het wordt gezien als de ergste daad van genocide in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog.

In november 1996 heeft de Nederlandse regering, met instemming van de Tweede Kamer, opdracht verleend aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) tot het verrichten van officieel historisch onderzoek inzake de gebeurtenissen vóór, tijdens en na de val van Srebrenica.

Hoewel de Fransen en de VN reeds eigen Srebrenicarapporten hadden uitgebracht, dateert het eerste officiële Nederlandse rapport uit 1998. Het werd geschreven in opdracht van de toen net nieuwe minister van Defensie, Frank de Grave en uitgevoerd onder leiding van prof. dr. Jos van Kemenade. Dat tussentijdse rapport bracht weinig verhelderende feiten aan het licht. Er zou geen sprake zijn van een 'doofpotcultuur' op Defensie.

Het definitieve onderzoeksrapport werd op woensdag 10 april 2002 in de Rolzaal in Den Haag aan het kabinet gepresenteerd en openbaar gemaakt. In dat rapport werd de schuld min of meer verdeeld over de politiek en de militaire top, maar werd Dutchbat zelf ontzien. De militaire top werd onder meer verweten feiten verdoezeld te hebben en de Nederlandse overheid werd onder meer verweten met de uitzending van de militairen een onverantwoorde beslissing te hebben genomen: slecht mandaat, slechte voorbereiding, slechte uitrusting. Onderzoek naar de juiste toedracht werd bemoeilijkt doordat de verklaringen van Nederlandse militairen, van VN-verantwoordelijken en van de Nederlandse overheid tegenstrijdig waren. Bovendien ging een fotorolletje waarop bewijzen van de massamoorden zouden kunnen staan, bij het ontwikkelen verloren.

Op dinsdag 16 april 2002 viel het gehele tweede kabinet-Kok als gevolg van de kabinetscrisis over het Srebrenica-drama. Bij monde van premier Wim Kok heeft de Nederlandse regering hiermee openlijk wel verantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen op zich genomen maar niet de schuld. Die moet volgens Kok in breder, internationaler verband gezocht worden, niet het minst bij de Serviërs. Op woensdag 17 april nam de bevelhebber van de landmacht, generaal van Baal, ontslag.


  1. Verzuiling en de gevolgen daarvan.

Verzuiling - een sociologisch begrip, waarmee gedoeld wordt op de verticale structuur in de samenleving, gebaseerd op één of meer levensbeschouwelijke karakteristieken. Het doel van de verzuiling is om een sterk verdeelde samenleving bijeen te houden. Een ideologische onderbouwing van de verzuiling werd geleverd door de leer van de soevereiniteit in eigen kring van de neocalvinist Abraham Kuyper. Hij stelde dat elke levenskring zijn eigen onafhankelijk gezag heeft en niet onder dat van een andere levenskring staat. Zo zijn het gezin, de economie, de kerk en het onderwijs soeverein in eigen kring en daarin dient de overheid niet in te grijpen. Verzuiling gebeurde enerzijds door een zekere vorm van scheiding tussen de bevolkingsgroepen, anderzijds door middel van samenwerking van de elites aan de top (pacificatiepolitiek). De scheiding werd vormgegeven doordat iedere zuil zijn eigen kerk, omroep, krant, standsorganisatie, vakbond, politieke partij, woningbouwvereniging, scoutinggroep, scholen, ziekenhuis, sportverenigingen en zelfs winkels en bedrijven had.

Gevolgen:

Voor het midden van de 20e eeuw was deze situatie zelfs zo frappant, dat bijvoorbeeld bepaalde Nederlandse winkelbedrijven bij voorkeur personeelsleden aanstelden die lid waren van een bepaald kerkgenootschap. Dit leidde tot grote culturele verschillen, niet alleen in de steden, maar ook op delen van het platteland, met als resultaat dat hele bevolkingsgroepen naast elkaar leefden zonder veel contact te hebben. Tegelijkertijd werden door het systeem van verzuiling enerzijds en samenwerking aan de top anderzijds veel maatschappelijke spanningen afgewenteld.

Het is niet altijd mogelijk zuilen strikt te definiëren. In elk geval kunnen een protestants-christelijke, een rooms-katholieke en een socialistische zuil onderscheiden worden. Ook kan men de 'liberale' of 'algemene zuil' waarnemen, hoewel sommige liberalen claimen dat er nooit een liberale zuil is geweest; de liberalen waren namelijk tegen de verzuiling. In de 19e eeuw deed zich door de emancipatie van de katholieken en de gereformeerden al een ontwikkeling in de richting van verzuiling voor. Een hoogtepunt werd bereikt bij de discussies rond het algemeen kiesrecht enerzijds en de zogenaamde schoolstrijd anderzijds, welke hun beslag kregen in de jaren rond 1917. Begin 20e eeuw verliep ook de ontwikkeling van een moderne gezondheidszorg en de sociale woningbouw voor het overgrote deel langs verzuilde lijnen.

De volgende tabel toont de belangrijkste organen van elke zuil.

  Protestants Rooms-Katholiek Socialistisch Liberaal/neutraal
Voormalige politieke partij

ARP (1879-1977; gereformeerd)

CHU (1908-77; hervormd)

RPF (1977-2000; protestants)

GPV (1948-2000; gereformeerd vrijgemaakt)

RKSP (1926-1945)

KVP (1945-1977

SDAP (tot 1945)

VDB (tot 1946; links-liberaal)

LU (tot 1921; klassiek liberaal)

Vrije Liberalen (tot 1921; conservatief liberaal)

LSP/Vrijheidsbond (1921-1945)

PvdV (1946-1948)

Huidige politieke partij SGP (vanaf 1918) (bevindelijk gereformeerd); CDA (vanaf 1977); ChristenUnie (vanaf 2000) (orthodox-protestants  / evangelisch) CDA (vanaf 1977) (oecumenisch)

PvdA (vanaf 1945)

SP

VVD (vanaf 1948)

D66 (progressief liberaal)

Omroep NCRV (1924, orthodox-gereformeerd); EO
VPRO (1924 vrijzinnig-protest.)
KRO (1925) VARA (1925) AVRO (1927)
Vakbond

CNV

NWV Patrimonium (gereformeerd)

NKV (tot 1976; FNV) NVV (tot 1976; FNV) ANWV
Krant De Standaard (1872-1944) (gereformeerd).
Trouw (1943-nu) (gereformeerd)
Friesch Dagblad (gereformeerd)
Kwartetbladen (in 1971 gefuseerd met Trouw; gereformeerd): De Rotterdammer, de Nieuwe Haagsche Courant, de Nieuwe Leidsche Courant en het Dordtsch Dagblad
De Maasbode (opgegaan in De Tijd).
De Tijd (samengegaan met deHaagse Post in HP/De Tijd).
Katholiek Nieuwsblad (1983-nu).
De Volkskrant (1919-nu).
regionale RK kranten
Het Vrije Volk(1945-1991).
Het Parool
Nieuwe Rotterdamsche Courant (liberaal) en Algemeen Handelsblad (liberaal) (samengegaan in NRC Handelsblad).
Algemeen Dagblad (liberaal).
Het Vaderland (liberaal).
De Telegraaf (neutraal).
De Courant Nieuws van de Dag (neutraal).
Onderwijs

School met den Bijbel /

protestants-christelijk onderwijs

Rooms-Katholiek onderwijs Openbaar onderwijs
Universiteit Vrije Universiteit
Protestantse Theologische Universiteit vestiging Kampen(gereformeerd)

KUN (nu Radboud Universiteit Nijmegen)

Katholieke Hogeschool Tilburg (nu Universiteit van Tilburg)

Openbare universiteiten
Studenten-koepels Societas Studiosorum Reformatorum  Aller Heiligen Convent  Algemene Senaten Vergadering Federatie van Unitates en Bonden 
Jeugdbeweg. NJV KAJ AJC NPV

Direct na de Tweede Wereldoorlog ontstonden, zowel in liberale, als sociaaldemocratische, communistische, katholieke en protestants-christelijke kringen, sterke twijfels over de verzuiling. Deze twijfel kwam o.a. voort uit de tijden van het verzet tegen de Duitse bezetting, waar vaak over de grenzen van de zuil met elkaar werd samengewerkt. Er werd een eenheidspartij opgericht, de Nederlandse Volksbeweging, waarin progressieven uit iedere politieke partij, ongeacht of het om confessionele of om een niet-confessionele partij ging, zich kon aansluiten. De Nederlandse Volksbeweging baseerde zich op het personalistisch-socialisme, dat sterk gekant was tegen autoritaire ideeën. Dit noemt men de Doorbraak-gedachte. Onder andere door sterke tegendruk van de Nederlandse bisschoppen werd deze doorbraak uiteindelijk echter geen succes en de Volksbeweging bleek een doodgeboren kind. Wel gingen enkele katholieken op persoonlijk initiatief, alsmede de kleine, progressieve en pacifistische Christen Democratische Unie en de liberale partij VDB, de fusie aan met de SDAP en vormden zo samen de PvdA. De PvdA is dus in haar kern een echte doorbraak-partij. Ook hiertegen verzetten de bisschoppen van Nederland zich middels het Mandement van 1954. Gezien echter de sterke overhand van de oude SDAP binnen de PvdA door het ontbreken van een sterk contingent confessionelen, zag men echter ook dààr een neiging tot terugvallen op de idealen van de oude SDAP.

Positieve aspecten van verzuiling:


  1. Ontzuiling: jaren 60, sociaal-culturele achtergrond.

De eerste tekenen van afbrokkeling (ontzuiling) zijn achteraf al zichtbaar geweest in de jaren 1950, maar met name vanaf de tweede helft van de jaren 1960 zette deze door. Nu is de verzuiling zo goed als verdwenen, hoewel een aantal 'restanten' van de verzuiling nog steeds bestaan, bijvoorbeeld de verscheidenheid aan publieke omroepen, en het bestaan van streng reformatorische dorpen. Sommigen menen dat bepaalde Nederlandse moslims er bewust voor kiezen om zich terug te trekken in een eigen zuil. Door sommigen wordt dit zelfs gezien als een stap naar emancipatie, terwijl anderen minder heil zien in deze weg.

Vanaf het einde van de jaren vijftig nam de welvaart in Nederland sterk toe, en ging de verstedelijking verder. Daardoor brak de consumptiemaatschappij door. Het aantal ervaringen nam toe: de anticonceptiepil, TV, autobezit, massatoerisme. De “pil” veranderde de oude opvattingen over liefde en sexualiteit, huwelijk en gezin, taboes werden voor het eerst afgelegd. De TV (eerste uitzending in 1951) bracht binnen de gezinnen verandering van leefgewoonten en “haalde de gesegregeerde volksdelen uit hun isolement”. De ontzuiling was onlosmakelijk verbonden met de democratisering en emancipatie die in die periode hun intrede deden. De invloed van de televisie en andere massamedia was hierbij belangrijk, want die maakte het mogelijk kennis te nemen van gedachten en ideeën die bij anderen leefden.

Tegelijkertijd steeg de opleidingspeil van de Nederlandse bevolking, en werd met de uitbreiding van de sociale zekerheid de verzorgingsstaat. Er werden grotere bedragen uitgetrokken voor wetenschappelijk onderzoek. Het universitaire leven bloeide op en, door een beurzensysteem, steeg de studentenbevolking elk jaar.

Vooral bij de jongeren werd een secularisatietendens en anti-establishment –cultuur duidelijk, die evolueerde naar een botsing met de traditionele zuilenelites. De jongeren keerden zich tegen het ‘vergeten’ van de Derde Wereld, de Amerikaanse interventie in Vietnam, tegen het vanzelfsprekende van de militaire uitgaven, uitten kritiek tegen de consumptiemaatschappij, tegen de welvaart. Zo groeide het wederzijdse misverstand tussen ‘jongeren’ en ‘ouderen’. Het jongerenprotest werd ook beinvloed door het voorbeeld van Parijs, ideologisch door Marx, Mao en Marcuse.

Nieuwe politike partijen: De Boerenpartij werd opgericht om de rechten van de kleine boeren te verdedigen. Oversimplificatie lag aan de basis van enig succes van de partij. In 1957 werd de Pacifistisch Socialistische Partij opgericht, in de context van een wat milder wordende Koude Oorlog. De partij trok pacifisten (ban de bom) die een ‘derde weg’ tussen ‘Moskou’ en ‘westerse vrijheid’ zochten aan. In 1966 werd Democraten ’66 opgerischt, die appelleerde aan de onlusgevoelens van jongeren. De partij, waarvan Hans van Mierlo het boegbeeld was, onstond in links liberale kringen. Ze waren aanvankelijk nauw aan PvdA. In PvdA verscheen er een nieuwe groep ‘Nieuw Links’ – die vas voor versterking van de ideologische basis van het socialisme, in democratische zin.

In heel het maatschappelijke leven was en tendens te merken tot democratisering. Overal werd geijverd voor inspraak in zaken waarover voorheen geen discussie werd gevoerd: het koningshuis, ontwikkelingshulp, buitenlands beleid, ontwapening.

Ontzuiling - in de ‘subculturen’ verminderde de rol van ideologie, van de religie in toenemende mate. Vooral bij katholieken was de ontkerkelijking en de deconfessionalisering dudelijk. Het Tweede Vaticaanse Concilie betekende een soort ‘culturele revolutie’. Katholieken in Nederland begonnen losser te stellen van de kerkelijke hierarchie, ze gingen niet meer steunen een partij die voor hun ‘emancipatie’ en verdediging van hun waarden was opgericht.

1967 geldt als het jaar van het openbreken van het verzuilde bestel, als het ‘keerpunt’ inzake partijpolitieke verhoudingen., het begin van meer instabiliteit ook. Vanaf dit jaar lieten verkiezingen veel meer fluctuaties zien, vooral de confessionele partijen kregen klappen. De ‘erosie’ tastte ook andere verzuilde organisaties aan, zoals de vakbeweging. Het meest spectaculaire resultaat van de ontzuiling werd de opheffing van de katholieke arbeidsbeweging, KAB, en het samengaan met de socialistische NVV in het FNV. Kranten maakten zich los van de zuilen.


  1. Culturele omwentelingen in jaren 60 - tegencultuur (Provobeweging, Vrouwenbeweging, kraakbeweging).

Die vernieuwings- en protestbeweging gaf in Nederland een geweldige schok. Protesten tegen het universitaire bestel (bezetting van Maagdenhuis, bestuurlijk centrum van de universiteit Amsterdam in 1969) leidden naar drastische hervormingen: in 1970 zorgde de Wet Universitaire Bestuurhervorming b.v. voor een veel grotere mate van medezeggenschap.

Provobeweging

http://www.dbnl.org/tekst/duyn002prov01_01/index.php

In 1965 werd Provo opgericht, een vaag anarchistische beweging de er zich op beroemde het gevestigde gezag te provoceren, en het leven tot een spel te maken. De beweging was een ludieke revival van grotendeels geweldloos anarchisme en werd vooral zichtbaar door het provoceren van gevestigde autoriteiten. De beginselverklaring luidde o.a. : "Provo ziet zich voor de keus gesteld: desperaat verzet of lijdzame ondergang. Provo roept op tot verzet waar het kan. Provo ziet in dat het de uiteindelijke verliezer zal zijn, maar de kans deze maatschappij nog eenmaal hartgrondig te provoceren, wil het zich niet laten ontgaan." Met vaak simpele provocaties werden de autoriteiten uitgelokt tot gedrag dat veel weerstand opriep of waarmee zij hun eigen regels overtraden.

Een bekend voorbeeld is het uitdelen van gratis krenten op straat door studente Koosje Koster, waarop zij door de politie werd gearresteerd, opgesloten en mishandeld, wat tot veel protest leidde. Een ander voorbeeld is het demonstreren met een wit laken nadat de burgemeester de leuzen "Vrijheid van Meningsuiting", "Democratie" en "Recht op Demonstratie" verboden had. De demonstranten werden ook met dit onbeschreven laken gearresteerd, wat aantoonde dat het recht op demonstratie door de autoriteiten niet werd gerespecteerd.

Provo richtte zich voor aanhang vooral op jongeren. Het 'provotariaat', een mengeling van straatjeugd (nozems) en meer artistieke (kunstenaarachtige) jongeren werd beschouwd als een revolutionaire kracht in een situatie waarin het oude proletariaat (arbeiders) door toenemend bezit alle opstandige potentie verloren had.

Inhoudelijk was Provo vooral bezig door een veelheid van, toen nieuwe, maatschappelijke vraagstukken aan de orde te stellen en daar ongebruikelijke oplossingen bij te verzinnen. De Provo's waren bezig met vrije liefde, ecologie en milieu, de stad als oord van emancipatie, vernieuwing van de kunst, afbraak van autoriteit, democratisering. Hun directe en duurzaam gebleken succes was de afbraak van 'autoriteit' in Nederland, maar eigenlijk waren ze meer bezig met (deels utopische) oplossingen voor de door hen aangedragen vraagstukken. Dit ging in de vorm van 'witte plannen', zoals het witte fietsen plan (gratis door iedereen te gebruiken), het witte kippen plan (politieagenten als sociaal werkers) en het witte schoorstenen plan (fabrieksschoorstenen zonder giftige uitstoot).

Met hun combinatie van ludieke actie, anti-autoritair wereldbeeld en oplossinggericht denken legden zij het fundament voor de bewegingen die in de jaren zeventig tot bloei kwamen op terreinen als democratisering van de universiteiten, vrouwenemancipatie, stadsvernieuwing 'voor de buurt', en interactief theater. Zij waren een belangrijke motor van de politieke en culturele vernieuwing die in de jaren zestig en zeventig Nederland veranderde. Ook internationaal hadden zij invloed, o.a. het oproer in Parijs in 1968 ("De verbeelding aan de Macht") was mede door het Provo-optreden geïnspireerd.

Hun sterkste actiemiddel was 'autoriteiten in verwarring brengen'. Veel aandacht trokken bijvoorbeeld hun acties, in 1966, rond het huwelijk van prinses Beatrix met Claus von Amsberg . Provo excelleerde in het verspreiden van geruchten: er zouden hallucinogene stoffen in het drinkwater gedaan worden, de paarden van de vorstelijke rijtuigen zouden suikerklontjes met LSD krijgen, enzovoorts. De rookbommen bij dit huwelijk ('10 maart 1966, dag van de anarchie') gaf Provo grote internationale bekendheid.

Een wekelijks fenomeen waren de 'happenings' rond Het Lieverdje, een beeldje op het Spui in Amsterdam. Volgens "anti-rookmagiër" Robert Jasper Grootveld was dit beeldje, dat aan de stad was geschonken door tabaksproducent Hunter, het symbool van de vercommercialiserende maatschappij en de "verslaafde consument van morgen". Eén van de hoogtepunten was, onder veel gejoel, de verwijdering door de politie van een witte fiets die door Provo tegen het beeldje was gezet en voor algemeen gebruik bestemd was. De politie nam de fiets in beslag wegens "het ontbreken van een slot" (de kleur wit was door Provo uitgeroepen tot symbool van anti-commercieel en dus gratis).

Ook acties tegen de oorlog in Vietnam en tegen de Spaanse en Portugese dictaturen werden door Provo ondersteund.

Aanvankelijk wekte Provo weerstand vanuit alle geledingen van de maatschappij. Het linkse dagblad Het Vrije Volk bijvoorbeeld pleitte in maart 1966 in een redactioneel commentaar voor "bliksemsnelle berechting" en "onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen van enkele maanden" en De Telegraaf drong aan op kaalscheren en opsluiten in werkkampen. Maar de creatieve acties en het steeds opnieuw vinden en blootleggen van zwakke plekken bij bestuur en rechterlijke macht in combinatie met de stroom van oplossingen en nieuwe ideeën bezorgde Provo na enige tijd steeds meer sympathie.

In juni 1966 behaalt Provo een zetel in de Amsterdamse gemeenteraad. Binnen de beweging gaan stemmen op die vrezen dat Provo wordt ingekapseld. Op 10 maart 1967 (dag van de anarchie) wordt een poot van een leeuw van het koloniale Van Heutz-monument opgeblazen. Hoewel Provo zich niet van de daders distantieert, is het toch aanleiding voor felle discussie binnen Provo over de grenzen van actievoeren en toepassing van geweld.

Op 13 mei 1967 heft de beweging zichzelf op, bij een bijeenkomst in het Amsterdamse Vondelpark. Provo was tegen instituties en wilde zelf geen instituut worden. In zekere zin was het doel bereikt, de autoriteiten waren ontregeld, allerlei mensen waren aan het denken gezet. Grootveld ging een aantal maanden op Sicilië met dieren en planten praten en kwam toen terug om samen met Roel van Duijn en anderen de Kabouterbeweging op te richten. Deze beweging sloot meer aan bij de opkomst van de hippies.

De vrouwenbeweging is de sociale beweging die streeft naar gelijke rechten en een volwaardige plaats in de samenleving voor vrouwen.

De beweging was vooral actief tijdens de eerste en tweede feministische golf. Tijdens de eerste periode aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw werd vooral gestreden voor het vrouwenkiesrecht, maar ook voor toelating tot het universitair onderwijs.

De tweede golf vond plaats gedurende de de jaren zestig, zeventig en tachtig van de twintigste eeuw. In Nederland schreef intellectueel Joke Smit in 1967 een artikel over de Beauvoir's studie in het literaire tijdschrift De Gids, Het onbehagen bij de vrouw. Smit zei daarin over haar persoonlijke gevoelens van onvrede met de maatschappelijke positie van vrouwen: 'Ik kan alleen maar hopen dat sommige vrouwen mijn onbehagen delen en dat een grotere groep het op den duur zal gaan delen.'Naar aanleiding van de vele instemmende reacties op het artikel, richtte Smit met Hedy d'Ancona en een aantal anderen in oktober 1968 het platform Man Vrouw Maatschappij (MVM) op. Smit was overtuigd van beleidsbeïnvloeding en dat vrouwen een actieve rol moesten gaan spelen in maatschappelijke instituties.

Doelen in de Tweede feministische golf waren onder meer:

MVM vroeg onder meer aandacht voor gelijke kansen in het onderwijs en voerde actie voor het bestrijden van sekse-stereotype beperkingen. Meisjes moesten bewust kunnen kiezen voor een vervolgopleiding, los van het traditionele verwachtingspatroon waardoor ze steeds in dezelfde 'vrouwenberoepen' terecht kwamen.

Kenmerkend voor de feministische denk- en handelwijze in de Nederlandse tweede feministische golf was de onafhankelijke doe- en daadkracht van de verschillende groepen. Er werd niet alleen gedemonstreerd, vergaderd, gesproken, gelezen, geanalyseerd, geschreven en gepubliceerd, maar feministen begonnen talloze strijdorganisaties, waar ondersteuning aan vrouwen als onderdeel van de strijd werd geboden, of zaken werden geproduceerd die reguliere bedrijven niet boden. De emancipatiebeweging richtte zich in de regel op bestaande instanties en daar golden (vrouwenonderdrukkende) regels. Feministen organiseerden zich meestal buiten bestaande instituties in autonome organisaties. Ze kraakten of huurden panden en namen ze in gebruik als Vrouwenhuis, waar emancipatie- en feministische groepen onderdak kregen, als Blijf van m'n Lijf, waar mishandelde vrouwen naar toe konden, als vrouwenboekhandel, feministische uitgeverij, vrouwencafé, vrouwendrukkerij of Meidenwegloophuis.[5] Ze richtten Cinemien op, Vrouwen tegen Verkrachting, de Vrouwenradio, Moedermavo, Mama Cash en het Proefprocessenfonds Rechtenvrouw[6]. Zo bood de feministische beweging vrouwen een directe en reële mogelijkheid uit een (bedreigende) persoonlijke situatie te stappen, feministische / emancipatorische veranderingen in haar eigen leven door te voeren, of te lezen en horen over feministische ideeën. Veel van deze organisaties bestaan in een of andere vorm nog steeds. De jaarlijkse demonstratie Vrouwen eisen de nacht terug die in 1976 op initiatief van VTSG Amsterdam werd georganiseerd, bestaat ook nog steeds.

Er werden ook wel eens bestaande juridische regels overtreden, een handelwijze die berustte op het toen in de belangstelling staande principe van "burgerlijke ongehoorzaamheid". Burgers mogen onder bijzondere omstandigheden in opstand komen tegen de staat of weigeren overheidsmaatregelen uit te voeren, ook als dat in strijd komt met geldend recht.

Een ander kenmerk van emancipatoire en feministische groepen was, dat de medewerksters zo veel mogelijk anoniem bleven. Ter bescherming tegen direct persoonlijk geweld of tegen justitie, maar ook om uit het onderdrukkende patroon te stappen dat weinig mensen aandacht krijgen en in de geschiedenisboeken worden herinnerd, en het werk door velen wordt gedaan.

Een dergelijke uitgebreide, krachtige, ondernemende en rijk geschakeerde veranderingsbeweging had en heeft Nederland niet eerder gekend.

Man Vrouw Maatschappij, afgekort MVM, was een feministische actiegroep in Nederland, opgericht door Joke Smit en Hedy d'Ancona.

In 1967 schreef Smit het artikel Het onbehagen bij de vrouw en in oktober 1968 ontstond MVM. MVM deed het direct goed, leden stroomden toe en de ideeën vonden weerklank. De komst van Dolle Mina maakte dat MVM radicaler werd en soms zelfs met een actie meedeed. Het anti-hiërarchisch radicaal-feminisme, dat alle patriarchaal geachte hiërarchie, en de mannelijke soort als onderdrukkend bestempelde, drong ook door tot MVM. Er kwam een bestuur zonder voorzitster en ook zonder enige man (vanaf 1973), waarna ook d'Ancona en anderen de organisatie verlieten.

MVM zag feminisme als emancipatiebeweging van vrouwen zowel als van mannen; in feite dus als emancipatie van zogenaamde vrouwelijke waarden.

Dolle Mina was een feministische groep en beweging, die in de jaren 70 actie voerde voor gelijkberechtiging tussen man en vrouw. De Amsterdamse groep dacht allerlei acties uit met veel gevoel voor publiciteit. De eerste actie was op 23 januari 1970 de bezetting van Kasteel Nijenrode, waarin de Business School was gevestigd die tot op dat moment vrouwelijke studenten weigerde tot de opleiding. Het College van Bestuur van dit instituut werd streng toegesproken door Nora Rozenbroek. Dezelfde dag werd deze actie afgesloten met een openbare korset-verbranding bij het standbeeld van Wilhelmina Drucker (naar wie de naam Dolle Mina verwijst), in navolging van de feministes uit de eerste golf die in het openbaar hun korsetten verbrandden. Dat haalde alle kranten en 's avonds werd er het actualiteitenprogramma Brandpunt melding van gemaakt, waarbij Rita Hendriks waarschuwende woorden sprak voor alleenlopende mannen op straat.

Op 24 januari 1970 begon de tweede actiedag met een groep die voor het stadhuis in Amsterdam een bruidspaar toesprak met een parafrase op Vondels "waar werd oprechter trouw...". Dit is door de VPRO opgenomen. Vervolgens trok het groepje door de stad om met roze linten mannen-wc's (krullen) dicht te binden (er waren geen openbare toiletten voor vrouwen) om 'plasrecht' te eisen. Er werd een minicrèche op het Beursplein opgericht, waarna de groep Dolle Mina's door de Amsterdamse binnenstad trok, mannen nafluitend en naroepend zoals vrouwen vaak op straat overkwam.

Kraakbeweging - mensen die een aanzienlijk deel van hun leven hebben ingedeeld met activiteiten die uit het verschijnsel kraken zijn voortgekomen. De Nederlandse kraakbeweging kent geen lidmaatschap en is niet of heel los gestructureerd. Het kent geen hiërarchie of leiders, omdat alles in onderling overleg wordt gedaan.

De eerste georganiseerde kraakacties in Nederland vonden plaats in 1964. In het Amsterdamse studentenblad Propria Cures verscheen een artikel onder de kop Red een pandje waarin werd bericht over de sanering van de wijk Kattenburg. De gehele wijk moest tegen de vlakte. De woningen waren "onbewoonbaar verklaard". Het slopen van de wijk liet echter nog jaren op zich wachten en een verslaggever van het blad beschreef hoe de net door de oorspronkelijke bewoners verlaten huizen door een ploeg gemeentearbeiders onbewoonbaar werden gemaakt. Het blad noemde dit 'legaal vandalisme' en stelde dat honderden studenten nog jarenlang op Kattenburg zouden kunnen wonen. Propria Cures riep studenten op om mee te doen aan het 'onverklaarbaar bewoond pandverbeuren'. De ergernis over de woningnood werd vergroot doordat in en rondom het centrum van Amsterdam goed bewoonbare huizen en gebouwen jarenlang leegstonden. De volgende fase was het "witte huizenplan" van de Provo-beweging uit 1966. Woningzoekenden werden opgeroepen om leegstaande huizen te bezetten. Deurposten van leegstaande huizen werden witgeverfd om aan te geven dat iedereen die in woningnood zat, erin mocht trekken. Het destijds leegstaand paleis op de Dam werd tot symbool van de Woningnood uitgeroepen. In 1968 ontstond er grote onvrede over het slopen van vele woningen in de Nieuwmarkt- en de Bethaniënbuurt. De gemeente Amsterdam plande hier een metrolijn waardoor de huizenblokken met de grond gelijk gemaakt moesten worden. Twee ex-provo's (Rob Stolk en Lou van Nimwegen) begonnen in de Bethaniënbuurt het Geïllustreerd Bethaniënnieuws, een aanvankelijk met subsidie van de gemeente Amsterdam gefinancierd nieuwsblad over de saneringsplannen in de buurt, dat al snel een hardere toon begon aan te slaan. Het deed verslag van de eerste kraakacties in de buurt. In januari 1969 bezette Rob Stolk voor een uit Suriname geïmmigreerd gezin een huis aan de Oudezijds Achterburgwal. Het pand was echter bewoond en de politie greep snel in. Het geheel werd als een mislukte inbraak gezien, en sindsdien heet het bezetten van huizen 'kraken' (naar het kraken van een kluis, ook inbraak). Naar aanleiding van deze mislukte actie werd het 'Koöperatief Woningburo De Kraker (doet het steeds vaker)' opgericht. Het zou garant staan voor 'veel publiciteit en enerverend leven'. Als alternatief werd 'Woningburo De Koevoet (weet hoe het moet)' opgericht dat als doel had de individuele kraker, zonder publiciteit, aan een woning te helpen. In 1975 dreigde de grootschalige ontruiming van de Nieuwmarktbuurt. De verschillende kraakorganisaties en actiegroepen kwamen bij elkaar en zorgden meer en meer voor een georganiseerde samenwerking.

  1. Het Nederlandse mediabestel.

Televisie

Pers

Radio


  1. Stichting Ether - Reclame verzorgt in Nederland reclame bij de NPO. Met de inkomsten wordt een deel van de kosten van de publieke omroepen betaald.


Wyszukiwarka

Podobne podstrony:
LV posz
LV Basics I (2)
modellsatz lv loesungen
ksiazka do MOPC cz lV
Historia ziemi lV
LV 5
Kuchenka INDESIT GB PL LT LV EE
Instrukcja LV 6
LV 3 id 274025 Nieznany
221 LV Schillergymn Text
LV instr SiUS
6 2002 LV formular
Rozdzial LV i LVI, psychologia sądowa
Dostawcy internetu i banki, Dostawcy internetu lV
LV Getting Started
LV WSTEP
10 TRIHAL HV LV TRANSFOR PTC PROTECTION
10 TRIHAL HV LV TRANSFOR INSULATION

więcej podobnych podstron