121 honderd eenentwlntig
3- 0 ! dan moet ik dadelijk weg (2).
4 — Waarom ga je zo vroeg ? Je hebt nog
tijd genoeg (3).
5 — Nee, mijn trein vertrekt om kwart ovfir
vier
6 en ik moet meer dan een kwartier (4) lopen.
7 — Je kaartje heb je toch !
8 — Ja, maar het is altijd druk
9 en ik wil een goede plaats hebben.
10 — Er is een andere trein om tien vóór
zes (N2).
11 — Ik weet het, maar ik heb een afspraak
met mijn vriendin
12 en ze wacht niet graag (5).
13 - Ik ga met je mee (6) tot aan het station.
14 — Het is heel vriendelijk van jou.
15 — Zo kunnen we nog een beetje samen
praten (7).
UITSPRAAK
3 daad:l:k vweHG
4 teil 'HG:noeHG
6 kvwartiEr loop:n
7 kaart/y:
8 alteid‘druk
9 :n hgoed: plaats
Intormally one often hears: [hgoe/iE/:].
11 -k‘vwAYt‘:t
The I is often barely audible when ik is the first word of a sentence.
12 niEt ‘HGraaHG
3 — Oh! Then I must leave right away.
4 — Why are you going so early? You still have plenty
of time (time enough).
5 — No, my train leavens at a quarter past four
6 and I must walk morę than a quarter of an hour.
7 — You do have your ticket.
8 — Yes, but it is always crowded
9 and I want to get (have) a good place.
10 — There's another train at ten to six.
11 — I know, but I have a datę with my girl friend
12 and she doesn't like to wait.
13 — I II go with you as far as the station.
14 — That’s very friendly of you.
15 — That way we can talk together a little morę.
OPMERKINGEN
(2) Weg is used here for weggaan. Terug is used for terugkomen or teruggaan. Moet u at terug?: Must you [go) back already? Terug!: [Comel back!
(3) Ik heb genoeg: l have enough. When used with a noun genoeg comes after the noun. Heett u plaats genoeg?: Do you have enough room? Er is eten genoeg: There is enough food.
(4) Don't confuse kwart and kwartier. Het is kwart over twee: It s a quarter past two. We moeten een kwartier wachten: We must wait for a quarter of an hour. Kwart is used as a time designation. Kwartier is used for a period of time.
(5) Houden van is used with a noun or a pronoun to mean 'like'. Ik hou niet van de zee: I don't like the sea. Ik hou van jou: I like you. Graag is used with a verb. Hij werki niet graag: He doesn’t like to work. Ik zing graag: I like to slng.
(6) Mee (along) is the adverbial form of the preposition met (with). In Dutch, one usually uses both the preposition and the adverb. Komt u met ons mee?: Are you coming (along) with us? Ais ik vrij ben, ga ik met u mee: If l’m free, l'll go (along) with you.
t7) Praten (to talk) is morę informal than spreken (to speak). Ze spreken over politiek: They are speaking about politics. Ze praten over het weer: They're talking about the wheather.
Neuner nouns: het vertrek, het kwartier, het kaartje, het eten, het
30’" LES