370
stand te brengen, een eenheid die berusten moet op de intelligent verantwoorde, zedelijk aan-vaarde en staatkundig ais noodzakelijk erkende wilsovereenstemming tussen de burgers van Europa.
Ais het zover is, — en ondanks de moeilijkhe-den waarvoor wij thans staan hoop ik dat onze generatie dit nog volledig mag beleven —, zou er een meer gerechtvaardigde aanleiding zijn om over de techniek van de eenvormigheid te spreken. Maar ook dan zou het nog wel kunnen voorkomen dat gewezen wordt op het ook in de moderne tijd nog altijd bestaande verschijn-sel van staatsrechtelijke constructies, waarbij weliswaar de grotę lijnen centraal en uniform worden geregeld, doch waarbij het aan de lagere Iichamen blijft voorbehouden de nodige uit-voeringsmaatregelen te nemen. In dit licht van de democratische eis tot decentralisatie, daar waar zulks mogelijk is, kan dan ook de bepa-ling van de ontwerp-Conventie worden gezien, volgens welke in de overgangsperiode de deel-nemende staten bevoegd zijn ten aanzien van de keuze van het kiesstelsel.
Per definitie bijna is de federalist bevreesd voor kunstmatige eenheidsstructuren. De ware federalist wil daarom stellig, niet alleen dat de zaken die op nationaal plan niet meer kunnen geregeld, op bovennationaal niveau een oplos-sing vinden. De ware federalist is ook voorstan-der van het handhaven van die bevoegdheden voor de lagere organen, die zonder gevaar voor het verwezenlijken van de uiteindelijke doel-stelling zeer wel door deze niet-centrale instan-ties volgens een oeroud subsidiariteitsbeginsel kunnen worden uitgeoefend.
Dit is in grotę lijnen het resultaat geweest van het bestuderen van dit vraagstuk, althans het resultaat waartoe een grotę meerderheid der Commissie is gekomen. Ik zeg een grotę meerderheid, want gelukkig waren er in de Werkgroep en in de politieke commissie ook nog enige idealisten die niet bereid waren te zwichten voor de politieke werkelijkheid.
Dit was het resultaat van het werk, maar niet het uitgangspunt. Wij zijn allen begonnen ais idealisten, in de hoop nu al te mogen ontdekken dat er in de zes landen de mogelijkheid en de bereidheid bestond een zo eenvormig mogelijk stelsel te aanvaarden. Ik ben blij, Mijnheer de Yoorzitter, dat ik dit mag zeggen, want toen ik zei dat er nog enige idealisten waren die niet bereid waren te zwichten, zou het kunnen lijken alsof de anderen, de grotę meerderheid dus, geen idealisten zouden zijn geweest. Dit zou behalve weinig hoffelijk ook onwaar zijn, want
— 07U —
ik kan niet inzien hoe men politicus zou kunnen zijn, in ieder geval zou kunnen blijven, zonder idealist te zijn.
Is dan de conclusie, dat aanvankelijk allen idealisten waren en dat er uiteindelijk maar enkelen de slag hebben overleefd ?
Neen, er was slechts een tempo-verschil : de enkelen waren de vluggen die van mening waren en nog zijn, dat het ideaal in een etappe te bereiken valt; de langzamen zijn wij die, gebukt onder de last der realiteit, minstens twee etap-pen nodig hebben ter bereiking van het doel. Ik wilde dus slechts zeggen, dat wij bij de start gelijk stonden opgesteld. Daarom is een aan-zienlijk deel van onze tijd besteed aan de be-studering van de verschillende voorstellen — het waren er in hoofdzaak drie — die men ons had gedaan.
Een lid van de Werkgroep, mevrouw Probst — ik twijfel er niet aan of zij zal daar zelf nog wel op terugkomen — stelde een gemengd kiesstelsel voor, waarbij zij zich aanvankelijk liet lelden door de in Beieren en Luxemburg gel-dende verkiezingsprocedure. Volgens dit stelsel zou elke kiezer twee stemmen hebben. De eerste stem moet volgens een voorkeurregeling worden uitgebracht op kandidaten van een bepaalde partij in een vrij uitgestrekte kieskring (Wahl-kreis), terwijl de tweede stem op de naam van een bepaalde kandidaat kan worden uitgebracht in een stemdistrict (Stimmkreis). In dit systeem worden het evenredigheidsstelsel met voorkeur-stem (stemming op lijsten) en het meerderheids-stelsel (stemming op kandidaten in enkelvou-dige kiesdistricten) dus gecombineerd.
Sommige leden van de werkgroep hebben zich voor dit stelsel uitgesproken,. Zij zijn van mening dat het de voordelen van het evenre-aigheids- en het meerderheidsstelsel op geluk-kige wijze combineert. De verschiJlende politieke richtingen in een land kunnen volgens dit stelsel naar evenredigheid in het Parlement vertegenwoordigd zijn. Anderzijds kan de kiezer niet alleen een keuze doen tussen de ideo-logische opvattingen, die door de diverse politieke richtingen worden gehuldigd, maar ook zijn voorkeur kenbaar maken voor een bepaalde kandidaat volgens het enkelvoudige meerderheidsstelsel.
Andere leden waren daarentegen van mening dat dit gemengde stelsel mogelijk te ingewik-deld is om te worden toegepast in landen waar de kiezers aan een eenvoudig kiesstelsel gewend zijn.
— oso —