409
Zolang het politieke karakter van deze execu-tieven nog zo zwak is ais op het ogenblik het geval is, zolang de mogelijkheid van een semi-ambtelijke positie — het is misschien verkeerd uitgedrukt — nog bestaat, zie ik geen mogelijkheid om tot een samenvoeging van het politieke mandaat en het lidmaatschap van deze execu-tieven te komen.
Tegen het systeem, Mijnheer de Voorzitter, dat wij op het ogenblik hebben, zijn vele bezwaren aangevoerd. Ik zal die niet herhalen ; veel ervan kan ik aanvoelen en begrijpen. De gedachte aan amendementen is geuit. Ik geloof, dat het goed zal zijn, daarop thans niet in te gaan, maar te wachten tot deze amendementen zijn ingediend en wij ze vóór ons hebben. De behandeling daar-van zal waarschijnlijk bij de artikelsgewijze behandeling van de Conventie beter tot haar recht komen.
Mijnheer de Voorzitter, in het rapport van de heer Schuijt vind ik onder andere deze pas-sage : « In elke modernę democratie is het im-mers een van de onvervreemdbare taken van het Parlement om, eventueel in samenwerking met de uitvoerende macht, het kiesstelsel vast te stellen. De Werkgroep was van mening dat men op Europees niveau niet in strijd met dit zuiver democratische beginsel mag handelen ».
Ais conseąuentie daarvan vindt men dan in de Conventie de bepaling dat na ommekomst van de overgangsperiode het Parlement de nieuwe kieswet zal vaststellen.
Mijnheer de Voorzitter, voorshands ontbreekt mij hier een element. In alle zes landen, in ieder geval in de meeste, is de gang van zaken zo, dat de wetgeving tot stand komt in samenwerking tussen volksvertegenwoordiging en uitvoerende macht (regering). De volksvertegenwoordiging heeft naar mijn mening, haar tegenspeelster in de regering nodig. Ook de regering moet in de gelegenheid zijn over het tot stand gekomen wetsontwerp haar oordeel te geven aan de aan-neming ervan, eventueel haar conseąuenties moeten kunnen verbinden, bij voorbeeld van heen te gaan, of wat dan ook. Ik mis deze tegenspeelster in deze constructie. Ik zou het op prijs stellen hier nadere beschouwingen over te mo-gen horen van onze rapporteurs, die waarschijnlijk dit punt onder de ogen zullen hebben ge-zien.
Vervolgens, Mijnheer de Voorzitter, een en-kele opmerking over de effectuering van de voorstellen, zoals ze door het Parlement zouden worden aanvaard. Indien ik het goed zie en het
— 757 —
rapport van de heer Dehousse over de juridische structuur van deze conventie goed heb gelezen, is eigenlijk de eindbeslissing over de vraag of, en in welke vorm, deze conventie zal tot stand komen bij de regeringen, of liever : bij de natio-nale parlementen.
En dan schrijft de voorzitter van de politieke commissic, de heer Battista, in zijn inleiding op de rapporten, dat het overleg met de Raden van Ministers nog vele moeilijkheden zal opleveren. Hij spreekt van een pendeldienst. De heer Dehousse zei gisteren in zijn inleiding : Ik zou dit punt op het ogenblik niet in discussie willen stellen ; ik zou het willen doen te zijner tijd, nadat het is aangenomen. Ik kan erin komen, Mijnheer de Voorzitter.
Ik zou nog gaarne enkele opmerkingen willen maken naar aanleiding van enige passages in het rapport van de heer Battista, waar hij onder meer dit zegt: « maar gezien haar omvang en de hieraan gegeven publiciteit zou zij weinig bij-dragen, — dit wil zeggen in openbare discussie over deze rapporten met de Raden van Ministers — tot het wegnemen van de tegenstellingen die eventuecl aan de dag zouden treden » en (op pagina 5) : « Algemeen is de ervaring opgedaan dat contacten met verantwoordelijke instanties mecr resultaten opleveren dan speciale openbare vergaderingen, voora> ais het erom gaat inge-wikkelde en netelige kwesties te bespreken. »
En dan komt in het rapport de gedachte naar voren om deze besprekingen over te.laten aan de delegatie uit het Parlement. Die delegatie zou dan haar rapport kunnen uitbrengen aan de politieke commissie en waarschijnlijk zal te zijner tijd het Parlement hierin kunnen worden ge-kend.
Ik vraag mij nu reeds af, of dit de juiste procedurę zou zijn. De kracht van iedere parlemen-taire behandeling ligt in zijn openbaarheid, en ik zou mij toch weinig gelukkig voelen, indien een onderhandelingsdelegatie van het Parlement werd Uitgezonden — want zo meen ik deze pas-sage te moeten lezen — die vrij vergaande besprekingen zou kunnen voeren, waarbij het parlement tot zekere hoogte voor de conseąuenties zou kunnen komen te staan dat zij zegt : Hier ligt voor U al een gewijzigde conventie, bespreek die opnieuw.
Ik zou toch, ofschoon ik erken dat een voor-bereiding en bespreking in een delegatie nood-zakelijk is, tot deze conclusie willen komen : De conventie die in dit Parlement thans zou worden goedgekeurd, komt te zijner tijd, zij het na een
— 758 —