5. De rederijkerspoëzie
rederijkers
vertegenwoordigers van burgerlijke cultuur
verbinden de Middeleeuwen met het Rainessance - het populairst in de eerste helft van de XVI eeuw
bezig met toneel en lyriek
vormden rederijkerskamers = soort geestelijke broederschappen - de meeste ontstonden in Brabant (Antwerpen)
landjuwelen - wedstrijden van rederijkerskamers
structuur van een rederijkerskamer:
prins - bepaald regels van de competities en v. d. gedichten; prijst de winaars
deken - voorzitter
factor - tekstdichter
bode - verspreid informatie over wanneer, waar enz. de wedstrijd zal gebeuren
voorbeelden van:
rederijkerskamers: “De Heilige Geest” (Brugge), “De Drie Santinnen” (Brugge), “De Violier” (Antwerpen), “De Eglantier” (Amsterdam)
beroemde rederijkers: Anthonis de Roovere, Anna Bijns, Matthijs Castelijn
oevre van de rederijkers: “Marieken van Nieumeghen” (mirakel), “Elckerlijc” (moraliteit), “Eerste Bliscap van Maria” (bliscap)
bekende gedichten: “Vander Mollenfeeste”, “Sotte amoureusheyt”, “Pap ende broodt in doude daghen”
poëzie (soorten gedichten):
refrein
aan het einde van elke strofe komen dezelfde regel(s) voor. (deze regel = refrein of stoc)
standaard gedicht - typisch voor rederijkers
soorten:
zotte referein = grappig, humoristisch
vroede referein = serieus, kritisch (b.v. m.b.t. dogma's)
amoreuze referein = over liefde
rondeel (rondo)
8 regels
regels 1,4,7 - identiek, ook 2 en 8 hetzelfde
rijmstelsel:
A1
B1
A2
A1
A3
B2
A1
B1
schaakbord - gedicht waar de bewegingen van bepaalde figuren bepalen hoe de regels eruitzien
b.v. “en de vogels op de daken
waken over wind en regen
negen kraaien welgeteld”
simplet - alle woorden van het eind van het vers rijmen met elkaar
kreeftdicht - gedicht dat zowel van voor naar achteren als van achter naar voren kan worden gelezen