HOE GEBRUIK JE DE PRIKPATRONEN
De patronen staan op ware grootte in het boek af-gebeeld.
Kopieer de patronen en begin met ze over te prik-ken op correspondentiekaarten. Deze kaarten noemt men mallen of moederkaarten; zij kunnen steeds opnieuw gebruikt worden. Correspondentiekaarten zijn veel gemakkelijker doorte prikken dan het vrij dunne kopieerpapier, dat snel scheurt.
Ga verder ais volgt te werk. Leg het gekopieerde patroon goed op de correspondentiekaart en zet het in de hoeken vast met paperclips. Leg het ge-heel op de priklap. Prik met de prikpen rechtop al-le zwarte stippen door. Zijn de stippen allemaal doorgeprikt, verwijder dan het gekopieerde patroon. De mai of moederkaart is nu klaar (zie afb.). Yoordat het echte borduurwerk kan beginnen,
Nodig algemeen
- priklap
- dunne prikpen
- naald nummer 8 of 9
- vier paperclips -mooie dunne garens,
bijvoorbeeld Madeira D.M.C. of Indiazijde
- snijmat
- rond snijmes
- stevige correspondentiekaarten
- stevige dubbele witte of gekleurde kaarten, plus afplakkaart
- gekopieerde prikpatronen
- plakband
- lijm
-schaar
- stof met kerst- en bloemetjesdessin
- Vliesofix
Zorg dat al het materiaal dat je nodig hebt, klaarligt voordat je begint te bordu-ren. Dat werkt het plezie-rigst.
Het maken van een prikpatroon