Audio Kurs
■ Lekcja 1
■ Ćwiczenie 1
1. Hoe heet je?
2. Ik heet Anna.
3. Waar kom je vandaan?
4. Ik kom uit Polen.
5. Ik woon In Warschau.
6. Spreek je Nederlands?
■ Ćwiczenie 2
1. Ja, Ik spreek Nederlands.
2. Hoe gaat het?
3. Het gaat goed, bedankt.
4. Kunt u me helpen?
5. Ja, natuurlijk.
■ Lekcja 2
1. Przepraszam, która jest teraz godzina? - Sorry, hoe laat Is het nu?
2. W Nowym Jorku jest teraz godzina 6 rano. - In New York is het nu 6 uur
’s morgens.
3. Dzisiaj jest czwartek. - Vandaag is het donderdag
4. Teraz mamy lipiec, jest lato. I Het is nu juli, het is zomer.
Lekcja 3
|| Tak, mam starszą siostrę. - Ja, ik heb een oudere zus.
2. Nie, nie mam dzieci. - Nee, ik heb geen kinderen.
3. Nie, jestem rozwiedziony. 1 Nee, ik ben gescheiden.
4. Mam 29 lat. - Ik ben 29.
■ Lekcja 4
1. Ik heb een slecht humeur.
2. Zij is lief en aardig.
3. Je ziet er goed uit.
4. Ik vind haar aardig.
5. Marek is mljn beste vriend.
■ Lekcja 5
1. Ik zou graag een t-shirt willen kopen.
2. Ik heb maat M.
3. Waar is de paskamer?
4. Dft t-shirt is te klein.
5. Een t-shirt in een maat grot er, alstublieft.
56