410
uitvoerige voorbereidende behandeling, in een openbaar debat met de regering in bespreking en dan kan eventueel deze zaak nader worden bezien.
Maar deze zaak binnenskamers te laten af-werken, lijkt mij niet aantrekkelijk. Ik hoop dat ik mij heb vergist, maar andcrs zou ik deze opmerking willen handhaven.
Mijnheer de Voorzitter, een van de kern-punten van het debat tot heden is de vraag: of Europese verkiezingen en tegelijkertijd de on-verbrekelijk daaraan verbonden uitbreiding van de wettelijke bevoegdheden van het Parle-ment, óf Europese verkiezingen, waarbij men erkent en aanvaardt de wenselijkheid van de vergroting van de bevoegdheden van het Parle-ment. De keuze van de Politieke Commissie is uiteindelijk geweest deze twee punten in de behandeling van elkaar los te maken. De Politieke Commissie heeft op voorstel van de Werk-groep gesteld, dat zij, zeer zeker inziende de situatie van de onvoldoende bevoegdheden van het Parlement, loch van mening is, dat in ieder geval de Europese verkiezingen moeten voor-gaan.
De heer Dehousse zegt in zijn rapport, dat het Parlement moet beslissen of de besluiten betreffende de algemene verkiezingen al of niet moeten worden gekoppeld aan de bevoegd-heden van het Parlement.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil direct zeggen dat ik niet voel voor deze onverbrekelijke koppeling.
Artikel 138, lid 3, geeft uitdrukkelijk op-dracht aan het Parlement om ontwerpen op te stellen voor het houden van rechtstreekse algemene verkiezingen. Het Parlement zou, meen ik, te kort schieten in zijn activiteit, indien het deze opdracht niet uitvocrde.
Nu komt onmiddellijk de vraag of het ver-antwoord is tegenover de kiezers in de huidige situatie toch deze verkiezingen te gaan organi-seren. Ik wil vooropstellen dat ik inderdaad met genoegen heb gelezen dat het de bedoeling is het vraagstuk van de bevoegdheden van het Parlement zo spoedig mogelijk in behandeling te nemen.
Ik zou er echter op willen wijzen, dat ik toch niet meen dat, door algemene verkiezingen te organiseren in de huidige situatie, men een kiezer zou bedriegen, zoals de heer Metzger het heeft gezegd. Men kan de kiezer zeer duide-lijk dc waarheid hicrover zeggen.
- 7.r»0
M. Dehousse. — Tres bien ! Cela arrive de temps en temps.
De heer van Dijk. — Ik zie nog niet dat de bevoegdheden van dit Parlement zo machte-loos zijn, ais men het stelt.
Mijnheer de Voorzitter, de politieke macht van een parlement hangt af van de kracht, waarmee het ze!ve zijn politiek weet te voeren. De- wettelijke bevoegdheden zijn een uitmun-tende steun om de macht en de politieke kracht van een parlement te ontwikkelen, maar het is aan het parlement zelf om zijn politieke be-voegdheden uit te bouwen.
Ik zou het zo willen zeggen: Er zijn weinig parlementen in Europa, die precies alleen die bevoegdheden uitoefenen die hen bij de wet zijn gegeven. Ik wil dat gaarne nader nog ontwikkelen.
Ik zou de positie van dit Parlement enigszins willen vergelijken met de positie van de execu-tieve lichamen, ais de Raden van Ministers. Uiteindelijk hebben de Raden van Ministers op alle punten de eindbeslissing, maar wanneer de voorstellen van een Executieve, de beraad-slagingen en de conclusies van een parlement wijs en goed zijn, dan is het moeilijk voor de Raden van Ministers die conclusies telkenmale naast zich neer te leggen.
De grotę kracht van het parlementaire werk ligt naar mijn mening in de openbaarheid die het heeft Wanneer het openbaar wordt gesteld, wanneer de wensen van een parlement redelijk en duidelijk zijn, wanneer het beleid, dat dit parlement voorschrijft en aanbeveelt, begrijpe-lijk, helder en conscquent is, dan is het voor mij de vraag, of zelfs bij het ontbreken van wettelijke bevoegdheden dit parlement toch niet zijn politieke invloed kan uitoefenen on-danks het feit, dat ditzelfde parlement wenst —en ik zeg dit uitdrukkelijk — dat zijn be-vocgdheden wettelijk worden vastgesteld.
Mijnheer de Voorzittter, ik wil mijn stclling met een voorbeeld illustreren.
Het Parlement heeft een zekere roi te ver-vullen bij de vaststelling van de budgetten van de Gemeenschappen. Wettelijk gesproken is die bevoegdheid maar uitermate zwak. De Commis-sies stellen de begrotingen op; de Raden van Ministers stellen de ontwerpen vast. Inlussen heeft het Parlement gelegenheid hierover cen advies uit te brengen.
— 760 —