Monarchie: rol, plichten en prerogatieven van het staatshoofd; het koninklijk huis.
De Koning is volgens de Grondwet, samen met de ministers, lid van de regering. De Grondwet bepaalt dat de Koning onschendbaar is en dat de ministers tegenover het parlement verantwoordelijk zijn voor alle regeringsdaden. De besluitvorming berust bij de ministers, die samen de ministerraad vormen.
De Koning:
overlegt wekelijks met de minister-president en spreekt regelmatig met ministers en staatssecretarissen.
ondertekent alle wetten en Koninklijke besluiten en bekrachtigt internationale verdragen.
op Prinsjesdag leest hij de Troonrede voor, waarin de plannen van het kabinet voor het komende jaar bekend worden gemaakt.
benoemt en ontslaat ministers en staatssecretarissen
uit hoofde van die grondwettelijke rol én op verzoek van de Tweede Kamer, kan het staatshoofd bij kabinetsformaties regelmatig geïnformeerd worden over de gang van zaken.
is formeel voorzitter van de Raad van State1 (dit is historisch gegroeid en louter symbolisch van aard)
vertegenwoordigt het Koninkrijk der Nederlanden in binnen- en buitenland.
Naast een aantal formele taken zet de Koning zich in voor de bevolking van het Koninkrijk der Nederlanden. Hij geeft als hoofd der natie inhoud aan zijn samenbindende, vertegenwoordigende en aanmoedigende rol.
Samenbindend: De Koning verbindt mensen en groepen en steunt het werk van mensen en organisaties die een samenbindende rol in onze samenleving hebben. Hij is daarbij onpartijdig. Hij geeft uitdrukking aan de nationale gevoelens die onder burgers leven bij vreugdevolle en treurige gebeurtenissen. De Koning legt regelmatig streek- en werkbezoeken af. Tijdens deze bezoeken komen lokale maatschappelijke kwesties aan de orde. De Koning bezoekt 'gedurende het jaar vele plaatsen om zich op de hoogte te stellen van kansen, mogelijkheden en problemen waar een streek, dorp of stad mee te maken heeft.
Vertegenwoordigend:De Koning vertegenwoordigt het Koninkrijk der Nederlanden in binnen- en buitenland. Hij legt bijvoorbeeld, vaak in het gezelschap van Koningin Máxima, internationale bezoeken af en ontvangt staatshoofden en regeringsleiders die een bezoek aan Nederland brengen.
Aanmoedigend:De Koning is regelmatig aanwezig bij congressen, (openings-)bijeenkomsten, vieringen, herdenkingsplechtigheden en andere officiële evenementen. Zo schenkt de Koning aandacht aan goede initiatieven in de maatschappij. Naast officiële evenementen legt de Koning ook informele werkbezoeken af, waarbij hij wordt geïnformeerd over specifieke onderwerpen of organisaties.
Functies van Koning Willem-Alexander:
Voorzitter van de Raad van State
Bestuurder van de Stichting Archief van het Huis Oranje-Nassau
Bestuurder van de Stichting Kroongoederen
Bestuurder van de Stichting Koninklijke Geschenken
Koninklijk Huis:
Lid van het Koninklijk Huis zijn: de Koning; de afgetreden Koning (Koningin); de wettige nakomelingen van Koning Willem I die in de eerste of tweede graad verwant zijn aan de Koning en voor troonopvolging in aanmerking komen; de echtgenoten van de hierboven genoemde leden; degenen die op grond van de overgangsregeling bij de Wet lidmaatschap van het Koninklijk Huis deel uitmaken van het Koninklijk Huis.2
Momenteel telt het Koninklijk Huis de volgende 10 leden: Zijne Majesteit Koning Willem-Alexander, Hare Majesteit Koningin Máxima, Prinses Beatrix, De Prinses van Oranje(Catharina-Amalia), Prinses Alexia, Prinses Ariane, Prins Constantijn, Prinses Laurentien, Prinses Margriet, Prof.mr. Pieter van Vollenhoven.
schema troonopvolging:
Tot de Koninklijke Familie behoren naast de leden van het Koninklijk Huis ook: Prins Friso, Prinses Mabel, Prins Maurits, Prinses Marilène, Prins Bernhard, Prinses Annette, Prins Pieter-Christiaan, Prinses Anita, Prins Floris, Prinses Aimée, Prinses Irene en Prinses Christina en hun (aangetrouwde) kinderen en kleinkinderen. De Prinsen Maurits en Bernhard en hun echtgenotes zijn sinds het aantreden van Prins Willem-Alexander als Koning geen lid meer van het Koninklijk Huis. Dit geldt ook voor de drie kinderen van Prins Constantijn en Prinses Laurentien, zij behouden wel hun opvolgingsrechten.
Leden van het Koninklijk Huis raken hun lidmaatschap ook kwijt als:
zij het Nederlanderschap verliezen;
er bij Koninklijk Besluit ontslag wordt verleend;
zij trouwen zonder dat het parlement daar toestemming voor heeft gegeven.
Zonder toestemming van het parlement zijn getrouwd de Prinsessen Irene en Christina, Prins Friso en de Prinsen Pieter-Christiaan en Floris. Zij zijn daarom geen lid (geweest) van het Koninklijk Huis.
Prinsjesdag: Elke 3e dinsdag in september is het Prinsjesdag. Net als in het verleden de Koningin, zal Koning Willem-Alexander met de Gouden Koets naar de Ridderzaal rijden en daar de Troonrede voorlezen. Later op de dag gaat de minister van Financiën met het koffertje naar de Tweede Kamer om de Miljoenennota en de rijksbegroting aan te bieden.
De Troonrede: Vanaf 2013 opent Koning Willem-Alexander op Prinsjesdag het nieuwe werkjaar van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer (de Staten-Generaal). Net zoals daarvoor zijn moeder, Koningin Beatrix, dat deed. Dit doet hij door in de Ridderzaal de Troonrede voor te lezen. In de Troonrede staan de belangrijkste plannen van de regering voor het komende jaar.
Miljoenennota en rijksbegroting: Later die dag overhandigt de minister van Financiën de Tweede Kamer een overzicht van de kosten van de plannen die in de Troonrede zijn aangekondigd. Hij gaat met het koffertje naar de Tweede Kamer en biedt daar de Miljoenennota en de rijksbegroting aan. Daarin staat hoeveel geld de regering het komende jaar voor de verschillende plannen beschikbaar stelt. En waar dat geld vandaan komt.
Verantwoordingsdag: De 3e woensdag in mei. Het kabinet legt op deze dag verantwoording af over het beleid van 2012. Op Verantwoordingsdag presenteert de minister van Financiën (aan het parlament):
het rijksjaarverslag. Dit zijn de jaarverslagen van alle departementen.
het Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR). Dit is een toelichting op het rijksjaarverslag en blikt terug op de economische en financiële ontwikkelingen van het afgelopen jaar.
de Verantwoordingsbrief. Hierin staat een politiek-bestuurlijke beschouwing over het afgelopen jaar.
Het kabinet kijkt op deze dag terug op de overheidsfinanciën en het gevoerde beleid van het afgelopen jaar. Hebben we bereikt wat we van plan waren? Hebben we dit bereikt binnen de geplande budgetten? Wat zijn de meevallers en tegenvallers in de inkomsten en uitgaven? Het kabinet moet over al deze vragen verantwoording afleggen aan het parlement (Tweede Kamer en Eerste Kamer).
Politiek: de belangrijkste Nederlandse politieke partijen en de veranderingen op de politieke scene na de WO II.
Overzicht van het politieke stelsel:
Nederland is een constitutionele monarchie met een koning of koningin als staatshoofd
de constitutie - de grondwet die de verdeling van bevoegdheid tussen de Koning, de ministers en andere intanties van de overheid regelt
parlamentair stelsel waarbij de macht ligt bij het parlement en de regering
het Nederlandse parlement bestaat uit de Eerste en de Tweede Kamer.
de verkiezingen voor de 150 leden van de Tweede Kamer vinden plaats op basis van evenredige vertegenwoordiging
de 75 leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van de twaalf Provinciale Staten (en de Eilandsraden van drie Antilliaanse eilanden) die gezamenlijk als kiescollege optreden
Nederland heeft geen Constitutioneel Hof en kent geen referenda. In 2005 op basis van afzonderlijke wetgeving was een referendum over de Europese Grondwet
Partij | Afkorting | Jaar van oprichting | Zetels in: |
---|---|---|---|
TK | |||
Christen-Democratisch Appèl | CDA | 1980 | 13 |
ChristenUnie | CU | 2001 | 5 |
Democraten 66 | D66 | 1966 | 12 |
GroenLinks | GL | 1990 | 4 |
Partij van de Arbeid | PvdA | 1946 | 38 |
Partij voor de Dieren | PvdD | 2002 | 2 |
Partij voor de Vrijheid | PVV | 2006 | 15 |
Staatkundig Gereformeerde Partij | SGP | 1918 | 3 |
Socialistische Partij | SP | 1971 | 15 |
Volkspartij voor Vrijheid & Democratie | VVD | 1948 | 41 |
50Plus | 50+ | 2009 | 2 |
Onafhankelijke Senaatsfractie | OSF | 1995 | - |
Politieke partijen in 2013:
Paars kabinet: met de term paars kabinet wordt bedoeld een kabinet dat is samengesteld uit liberale partijen en sociaaldemocratische partijen, zonder deelname van christendemocraten. De kabinetten Kok I (1994-1998) en Kok II (1998-2002), beide gevormd door PvdA, VVD en D66 en het kabinet Rutte II worden paars genoemd. Omdat sinds 1918 in alle kabinetten christendemocraten vertegenwoordigd waren, zoals het CDA (voor 1980 met minstens een van de drie partijen, KVP, ARP en/of CHU), is een paars kabinet een bijzonderheid in de geschiedenis van de Nederlandse politiek.
Geschiedenis:
RKSP - Roomsch Katholieke Staatspartij 1926-45 (centrum, in alle kabinetten in hun tijd) -> KVP - Katholieke Volkspartij 1945 - 1980 (in de jaren van haar bestaan heeft de KVP altijd deel uitgemaakt van de Nederlandse regering. Meestal leverde zij ook de minister-president) |
CDA - Christen Democratisch Appel (centrum)In 1980 ontstond het uit een fusie van de ARP, de CHU en de KVP. De partij is sinds haar oprichting in 1980 regeringspartij geweest in alle kabinetten, met uitzondering van de Paarse kabinetten Kok I en Kok II en het kabinet-Rutte II. In 1981 splitste een groep progressieve CDA-leden met veelal ARP-achtergrond zich door oprichting van de links-progressieve Evangelische Volkspartij (EVP) af. De EVP ging in 1989 op in GroenLinks. In het jaar 1994 splitsten lokale conservatieve katholieke politici zich af van de fusiepartij CDA in de vorm van de Katholieke Politieke Partij (KPP) die onder leiding van Van Boetzelaer meedeed aan de Tweede Kamerverkiezingen in 1994 en 1998. Na 1998 keerden de KPP-politici terug binnen het CDA. |
---|---|
ARP - Anti-Revolutionare Partij 1879 - 1980 eerste politieke partij in NL, opgericht door A. Kuyper, had een sterke binding met de (mede door Kuyper gestichte) Gereformeerde Kerken in Nederland - ruim 80% van de ARP-kiezers was gereformeerd | |
CHU - Christelijk - Historische Unie 1908 - 1980 protestants-christelijk (hervormd) | |
SDAP - Sociaal Democratische Arbeiders Partij 1894-1946 | PvdA - Partij vood de Arbeid (progressief en socialdemocratisch) - werd op 9 februari 1946 opgericht en is een fusie van drie partijen. De partij is sinds de oprichting onafgebroken vertegenwoordigd geweest in de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal en de partij heeft aan dertien kabinetten deelgenomen gedurende zes aaneengesloten periodes. Willem Drees, Joop den Uyl en Wim Kok waren minister-president namens de Partij van de Arbeid. |
VDB - Vrijzinnig Democratische Bond 1901 - 1946 | |
CDU - Christelijk-Democratische Unie 1926 - 46 | |
PvdV - Partij van de Vrijheid 1946 - 48 (voor de oorlog - Liberale Staatspartij 1921-37, conservatief liberalisme) | VVD - Volkspartij voor Vrijheid en Democratie opgericht in 1948 als een fusie van Partij van de Vrijheid en Comite-Oud); conservatief-liberaal, steunt private ondernemingen in Nederland en wordt vaak beschouwd als een economisch liberale partij. Bij de Tweede Kamer verkiezingen van 2012 kreeg de VVD de meeste stemmen, wat resulteerde in het verkrijgen van 41 van de 150 zetels in de Tweede Kamer. Mark Rutte is de partijleider van de VVD sinds 31 mei 2006 en minister-president sinds 14 oktober 2010. De fractievoorzitter in de Eerste Kamer is Loek Hermans. De fractievoorzitter in de Tweede Kamer is Halbe Zijlstra, de voorzitter van de Tweede Kamer is Anouchka van Miltenburg. Hans van Baalen is de delegatieleider in het Europees Parlement, Neelie Kroes is de Nederlandse eurocommissaris. |
Het Comité-Oud, 1946-1948 bestond uit ontevreden leden van de Vrijzinnig Democratische Bond, die samen met de SDAP in 1946 opging in de Partij van de Arbeid |
Belangrijkste nieuwe partijen:
D66 (Democraten '66) - een Nederlandse politieke partij van sociaal-liberale signatuur.De partij werd opgericht op 14 oktober 1966 door 44 personen (van wie 25 in andere partijen actief waren geweest). Initiatiefnemers waren Hans van Mierlo, een journalist van het Algemeen Handelsblad, die partijleider werd, en Amsterdams VVD-gemeenteraadslid en fractievoorzitter Hans Gruijters die de feitelijke initiatiefnemer tot het vormen van de politieke partij D'66/D66 was. Het belangrijkste standpunt van de partij was het democratiseren van het Nederlandse politieke stelsel. Na de verkiezingen van 1967 kwam D'66 de Tweede Kamer binnen met 7 zetels. Sindsdien zijn de verkiezingsresultaten wisselvallig verlopen. Op haar hoogtepunt, bij de Tweede Kamerverkiezingen 1994, behaalde de partij 24 zetels; op haar dieptepunt, na 2006 waren dat er slechts drie. D66 nam in de periodes 1973-1977, 1981-1982, 1994-2002 en 2003-2006 plaats in de Nederlandse regering. De partij trekt vooral veel stemmen in grote steden en universiteitssteden. Tegenwoordig is de partij nog altijd voorstander van bestuurlijke vernieuwing, maar staan ook andere thema's, zoals individuele ontplooiing en Europese samenwerking, centraal. De partij heeft een eigen jongerenorganisatie (Jonge Democraten) en een wetenschappelijk bureau (de Mr. Hans van Mierlo Stichting, voorheen Kenniscentrum D66). Op internationaal vlak is D66 lid van de Liberale Internationale en de Partij van Europese Liberalen en Democraten.
LPF - Lijst Pim Fortuyn was een politieke partij in Nederland. Sinds 30 november 2006 is de partij niet meer vertegenwoordigd in de Tweede Kamer en sinds juni 2007 niet meer in de Eerste Kamer. De Lijst Pim Fortuyn is landelijk op 1 januari 2008 opgeheven, al hebben de verschillende gemeenteraadsfracties nadien hun termijn wel onder deze naam afgemaakt of voortgezet. De LPF werd in februari 2002 door Pim Fortuyn opgericht, nadat die door Leefbaar Nederland was ontslagen. De partij deed voor het eerst aan de Tweede Kamerverkiezingen mee op 15 mei 2002, negen dagen na de moord op Fortuyn. Ze behaalde meteen 26 zetels, een nog nooit eerder vertoond resultaat voor een nieuwe Nederlandse partij. Ook bijzonder is dat meteen regeringsdeelname volgde op deze eerste verkiezingen: in het Kabinet-Balkenende I, een coalitie met het CDA en de VVD, verkreeg de LPF vier ministersposten en vijf staatssecretariaten. Vanwege interne perikelen in de LPF viel het kabinet echter al na enkele maanden. Verschillende Kamerleden verlieten de LPF-fractie. Door een intensieve campagne haalde de LPF bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2003 toch nog acht zetels, maar regeringsdeelname zat er niet in. Opnieuw viel de fractie door interne perikelen uit elkaar; bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 haalde de partij, die toen de naam "Lijst Vijf Fortuyn" gebruikte, geen zetels meer, net zomin als de twee afsplitsingen die meededen, EénNL en de Partij voor Nederland. Een nieuwe ministerie wordt opgesteld: Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. In 2002 werd de functie voor het eerst vervuld. De eerste Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie was Hilbrand Nawijn (Lijst Pim Fortuyn).
De Partij voor de Vrijheid (PVV) werd in 2005 onder de naam Vereniging Groep Wilders opgericht door Geert Wilders, een Kamerlid dat zich het jaar daarvoor had afgescheiden van de VVD en sindsdien als eenmansfractie Groep Wilders opereerde. Wilders is tevens het enige lid van de partij en daarnaast fractievoorzitter in de Tweede Kamer, partijleider en partijvoorzitter. De PVV bekritiseert met name de islam, de multiculturele samenleving en de Europese Unie. De PVV vindt dat islamisering de vrijheid in Nederland beperkt en daarnaast allerlei andere aspecten van de samenleving (zorg, onderwijs, de economie) kwalitatief ondermijnt.
Op 8 februari 2012 introduceerde de PVV een Meldpunt Midden- en Oost-Europeanen (ook bekend geworden als: 'Polen-meldpunt'), waar mensen baanverlies of andere problemen door de arbeidsimmigratie van Midden- en Oost Europeanen kunnen melden. Dit leidde tot enkele tienduizenden klachten, waarvan de meeste gingen over dronkenschap, lawaai en parkeeroverlast. Het Europees Parlement nam op 15 maart 2012 een resolutie aan die het PVV-meldpunt en de website in krachtige bewoordingen veroordeelde en de premier van Nederland opriep zich daarvan te distantiëren. Wilders noemde deze verontwaardiging 'hypocriet' aangezien deze ontbrak toen een PvdA-wethouder eerder sprak over 'een tsunami van Oost-Europese arbeidsmigranten'.
Het belangrijkste punt uit het PVV-verkiezingsprogramma 'Hun Europa, ons Nederland' (2012-2017) is dat Nederland de EU moet verlaten.
Kabinetten na 1945:
Onderwijssysteem in Nederland: kenmerken, leerplicht, segregatie.
Algemeen in Nederland geldt:
het onderwijs valt onder het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
volledige leerplicht voor iedereen van 5 (start op de eerste dag van de maand na de vijfde verjaardag, maar de meeste kinderen gaan vanaf hun 4e jaar al naar school) tot en met 16 jaar. Hierna is een leerling tot en met 18 jaar gedeeltelijk leerplichtig. Dit houdt in dat de leerling een startkwalificatie (mbo niveau2 diploma of hoger) moet hebben om niet meer leerplichtig te zijn.
leerlingen van 19 tot 23 jaar zijn kwalificatieplichtig. Dit houdt in dat de onderwijsinstelling waaraan de leerling studeert verplicht zijn om hun uiterste best te doen om deze leerlingen op tenminste mbo niveau 2 te laten diplomeren.
scholen zijn in Nederland ofwel openbaar, ofwel bijzonder, vanuit levensbeschouwelijke, godsdienstige of onderwijskundige achtergrond.
De vrijheid van onderwijs:
een recht op grond waarvan iedereen een school mag oprichten.
betekent dat ouders voor hun kinderen mogen kiezen tussen openbare scholen, onderwijs dat is gebaseerd op een religieuze of levensbeschouwelijke visie (bijzonder onderwijs), en thuisonderwijs.
is bedoeld om onderwijsmonopolies te voorkomen.
is een grondrecht. Iedereen mag een school oprichten die past bij de eigen religieuze, levensbeschouwelijke of onderwijskundige overtuiging (artikel 23 Grondwet). Scholen moeten wel aan bepaalde voorwaarden voldoen, zoals een minimum aantal leerlingen.
beide type scholen ontvangen geld van het Rijk.
In artikel 23 van de Grondwet staat dat in Nederland twee soorten onderwijs bestaan, openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs:
openbaar onderwijs is er voor iedereen. Voor mensen met of zonder godsdienst of levensovertuiging. De overheid zorgt voor het openbaar onderwijs.
bijzonder onderwijs is voor mensen met een godsdienst of een levensovertuiging.
Echt Nederlands is dat de overheid beide soorten onderwijs betaalt. Iedereen in Nederland mag onderwijs geven. Dit is de vrijheid van onderwijs. Als een groep ouders een aparte christelijke basisschool wil voor hun kinderen, dan moet de overheid die school betalen. In de wet staat hoeveel leerlingen hiervoor nodig zijn. Op deze manier zijn in de vorige eeuw heel veel verschillende soorten christelijke scholen gebouwd. Ook ouders van andere godsdiensten kunnen een school beginnen. Zo zijn er de afgelopen jaren bijvoorbeeld ook islamitische scholen gekomen. De overheid betaalt al deze scholen. De Inspectie van het Onderwijs ( die onder het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap valt) controleert de kwaliteit van het onderwijs in alle soorten scholen.
Zwarte scholen in Nederland
Zwarte school is een lagere of middelbare school, waarvan een groot deel van de leerlingen allochtoon is. De leraren komen vaak ook uit andere landen en spreken niet zo goed Nederlands .
Het probleem - lagere niveau dan in anderescholen. Men zegt dat er hoeven de mensen niet zo veel te leren, ze besteden minder tijd aan de onderwijs omdat er te veel verschillen zijn met de taalkennis. In Nederland beginnen de begrippen allochtoon en zwarte school scheldwoorden te worden. Vaak wordt dit verbonden met taalachterstanden, gedragsproblemen en criminaliteit. Om die reden is het te verwachten dat er binnen enkele jaren nieuwe namen bedacht en gebruikt worden.
Omdat Nederlanders vaak willen dat hun kinderen naar een echt “witte” school gaan – scheiding tussen auto-en allochtonen begon een probleem te zijn.
Om dat te bestrijden –een nieuwe beleid – Postcodebeleid.
Overheden trachten de witte vlucht te beperken om de scholen zo veel mogelijk gemengd te houden. Men denkt dat dit het beste is voor de integratie van de allochtonen. In Amsterdam en omgeving is daarvoor een omstreden postcodebeleid ingevoerd, wat inhoudt dat ouders niet buiten hun wijk een school voor hun kinderen mogen zoeken. Het gevolg is overigens dat ook allochtone ouders niet buiten hun wijk naar een minder zwarte school kunnen zoeken. Dit beleid wordt in de Verenigde Staten veel toegepast en begint op te komen in meer gebieden in Nederland, onder andere Venlo.
Protestantisme in de Nederlandse cultuur.
Op 31 oktober 1517 gaat Luther naar de Slotkerk te Wittenberg en slaat aan de hoofddeur 95 stellingen aan. Hij stelt daar vast, dat de vergeving van zonden alleen afhangt van verootmoediging en geloof in God en niet mogelijk is via het kopen van een aflaat. Hij bekritiseerde ook de zondige monniken, de paus en de rijkdom van de Kerk.
Hij keert zich niet tegen het kerkelijk gezag, hij wil alleen dat de leer van de kerk wordt herzien. De Bijbel moet een centrale plaats krijgen, niet de Kerk. Zijn stellingen worden door het hele land verspreid. De Kerk reageerde snel en scherp. Toen Luther zijn stellingen niet wilde herzien, werden hij en zijn volgelingen op 1 januari 1521 uitgesloten van de Kerk. Het protestantisme was geboren.
Duitse kooplieden brachten het nieuws eerst naar de Antwerpen mee. Tot 1530 de enigen die notie van deze stroming namen, waren de drukkers en enkele groepen van denkende mannen, maar onder meer dankzij het net uitgevonden boekdrukkunst verspreidde de Reoformatie zich snel. Intussen was ook de politiek zich steeds meer met de kwestie gaan bemoeien. Vanaf april 1550 werdt iedere discussie over de Bijbel door leken met de doodstaf gestaft. Dit kon de ontwikkeling echter niet tegenhouden, langzamerhand drong ook Calvijns faam door en begonnen predikers ook volgens zijn methode de Bijbel uit te leggen en toe te passen.
In de jaren 30 en 40 van diezelfde eeuw trad de Fransman Johannes Calvijn op in Geneve. Hij systematiseerde de geloofsleer die in de Bijbel te vinden is, maar op een nieuwe manier.Ook het openbare leven wilde hij reformeren, meer aanpassen aan zijn strenge normen en waarden.
In de zomer van 1566 ontlaadde de tegenstelling tussen protestant en katholiek zich in een golf van verwoestingen, gericht tegen rooms-katholieke kerken en kapellen. De vernietiging betrof alles wat te maken had met de gebruikelijke eredienst - vooral de beelden in de kerken, daarom kreeg deze periode de naam 'beeldenstorm’. (Het was geen door de gereformeerden georganiseerde actie, maar ze keurden het ook niet af). De regering besloot daarop tot een strafoefening. In 1567 arriveerde de hertog van Alva in de Nederlanden om de verantwoordelijken op te pakken en de macht van de RK kerk te herstellen. De stadhouder van Holland, Willem van Oranje Nassau kwam daartegen in het geweer. Hij had een lutherse opvoeding genoten door zijn Duitse ouders en was grootgebracht met het idee dat een heerser zich niet mag mengen in het geloofsleven van zijn onderdanen. Als het gevolg daarvan (en ook vanwege andere reden) organiseerde Willem van Oranje de opstand tegen de Spaanse overheersers (geuzen).
Een oficieel begin van de NL Kerk vondt plaats in Emden (Duitsland) tussen 4 en 13 oktober 1571. Er kwamen 29 predikanten en ouderlingen van Nederlandse gemeenten bijeen om een gemeenschappelijke lijn uitzetten voor de structuur van de Gereformeerde Kerk in de Nederlanden. Ze besloten o.m dat: het zal geen hiërarchie zijn zoals in de RK kerk, in geen enkele vergadering mochten de predikanten in de meerderheid zijn en dat de Bijbel de basis voor het geloofsleven is.
Eerste nationale synode: Dordrecht 1578 Er kwamen 53 deelnemers bijeen, onder hen ook vertegenwoordigers van Nederlandse gemeenten in Duitsland en Engeland. Opnieuw werd vastgelegd dat er geen hiërarchie bestond in het besturen van de kerk, evenals in Emden.
De gereformeerde kerk werd uiteindelijk de publieke kerk van Nederland (maar geen staatkerk), de enige officieel erkende kerk (en ook gefinansieerd). Hij had als taak bv. alle kinderen te dopen en huwelijken te sluiten.
Op 6 mei 1619 werden deze zogenaamde Dordtse leerregels plechtig voorgelezen en tot officieel belijdenisdocument van de gereformeerden in Nederland verklaard.
Op Synode von Dordrecht in 1619 ontstonde er drie geschriften (drie formulieren van enigheid) die de leer van de kerk samenvatten:
• de Heidelbergse Catechismus,
• de Nederlandse geloofsbelijdenis (wyznanie wiary)
• de Dordtse leerregels. Vijf artikelen van de remonstranten - Van de goddelijke verkiezing en verwerping (odrzucenie). Van de dood van Christus en de verlossing van de mensen door deze dood. Van de verdorvenheid (zepsucie) van de mensen en de bekering tot God en de manier waarop.Van de volharding der heiligen.
De Synode gaf opdracht tot een vertaling van de Bijbel vanuit de oorspronkelijke talen in het Nederlands. De zogenaamde Statenvertaling. Hij verwachtte ook van de overheid het handhaven en verdedigen van het de protestantse leer, met achterstelling van andersdenkenden. Als tegenprestatie zal de kerk haar leden tot goede burgers opvoeden.
In 1975 De Bataafse Republiek werd uitgeroepen en op 23 mei 1796 stelde een rooms-katholiek volksvertegenwoordiger voor om kerk en staat te scheiden. Op 5 augustus werd vastgesteld dat er geen bevoorrechte of heersende kerk meer geduld kan worden in Nederland. De Hervormde Kerk zou op den duur zelf haar predikanten en instituten moeten gaan financieren.
In 1813 wordt Nederland een Koninkrijk onder Willem I. Nu werd weer vastgelegd dat de staat betaalt voor de openbare Godsdienst in het land. De protestanten in Nederland noemden zich inmiddels Hervormd, een vernederlandsing van het orspronkelijke Gereformeerd. Gereformeerd noemden zich alleen diegenen, die aan de Bijbelse leer en de drie formulieren van enigheidonverkort wilden vasthouden. De kerk werd hiërarchisch opgebouwd: de synode was de baas, daaronder stonden de provinciale vergaderingen, daaronder weer de kerkenraad.
De nieuwe Nederlandse Hervormde Kerk is veel centralistischer dan haar voorganger. Hoewel formeel in de Franse tijd de scheiding tussen kerk en staat is doorgevoerd, en in de grondwet vrijheid van godsdienst wordt beleden, bemoeide juist koning Willem I zich erg veel met godsdiensten in het algemeen en de NHK in het bijzonder. De nieuwe kerkorde uit 1816 schept dan ook veel onrust in sommige plaatselijke gemeenten, met name vanwege het centralisme. Dit leidt uiteindelijk tot de Afscheiding van 1834 onder leiding van ds.Hendrik de Cock. De afgescheidenen worden in de eerste jaren actief door de staat vervolgd. Pas als in 1840 Willem I terugtreedt wordt dit minder. Met de invoering van een liberale grondwet in 1848 stoppen de vervolgingen.
Alle huidige "gereformeerde" kerken komen voort uit de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886 onder leiding van Abraham Kuyper.
Gedoogbeleid: definitie, voorbeelden - drugsbeleid.
Beleid - de manier waarop iets geregeld en geleid wordt. Richtlijnen die naast de wet fungeren, de wet verbeteren en meer gebruikelijk maken.
Gedoogbeleid is het beleid van een bestuursorgaan om overtredingen van een bepaalde wet niet te vervolgen. Men ziet af van het toepassen van handhavingsmiddelen. Gedoogbeleid kan het gevolg zijn van het onvermogen van handhavende instanties om bepaalde wetten te handhaven, maar kan ook een bewuste keus zijn als een wet of de handhaving ervan als niet zinvol wordt gezien, terwijl een wijziging of intrekking van de betreffende wet politiek te gevoelig ligt.
Het gedogen kan actief of passief gebeuren. Het actief of uitdrukkelijk gedogen wordt in een gedoogbeschikking vastgelegd. Is het afgeven van een gedoogbeschikking nog niet mogelijk dan kan men ambtelijk gedogen. Bij passief of stilzwijgend gedogen heeft het bestuursorgaan kennis van een overtreding maar treft geen maatregelen en treedt niet op.
Opportuniteitsbeginsel - politie en justitie kunnen afzien van vervolging van strafbare feiten als hiermee het algemeen maatschappelijk belang is gediend.
Het drugsbeleid in Nederland richt zich op het voorkomen en beperken van de risico's van drugsgebruik voor de gebruiker, voor zijn directe omgeving en voor de samenleving.
Onderscheid softdrugs en harddrugs: In het beleid wordt een verschil gemaakt tussen softdrugs en harddrugs en de aanpak hiervan. Softdrugs zijn cannabisproducten als marihuana en hasj. Harddrugs zijn middelen met een veel te groot gezondheidsrisico, zoals XTC, cocaïne en heroïne. De regels over drugs zijn beschreven in de Opiumwet.
Gedoogbeleid: Door de verkoop van cannabis te gedogen en streng op te treden tegen de verkoop van harddrugs, worden deze twee markten uit elkaar getrokken. Dit wordt het gedoogbeleid genoemd. Door de handel in harddrugs en cannabis van elkaar te scheiden, kunnen gebruikers van cannabis beter worden afgeschermd van drugs die veel schadelijker voor de gezondheid zijn. Tegelijkertijd wordt het bezit of de verkoop van harddrugs harder aangepakt.
Strafbaar: Bezit, handel, verkoop, en productie zijn voor alle drugs strafbaar. Alleen als het voor medische, diergeneeskundige, instructieve en wetenschappelijke doeleinden is, geldt hier een uitzondering op.
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzij en Sport - coordinatie van drugs-, preventie- en hulpsverleningsbeleid.
Het Ministerie van Justitie - de strafrechtelijke handhaving en de "supplu reduction".
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - gemeentelijk bestuur en politie.
Gedoogbeleid softdrugs en coffeeshops
Softdrugs zijn minder schadelijk voor de volksgezondheid dan harddrugs. Coffeeshops mogen onder strenge voorwaarden cannabis verkopen. Dat is deel van het gedoogbeleid.
Gedoogbeleid softdrugs: In Nederland geldt een gedoogbeleid voor softdrugs. Dit houdt in dat de verkoop van softdrugs in coffeeshops wel strafbaar is , maar dat het Openbaar Ministerie de coffeeshops niet vervolgt. Ook vervolgt het Openbaar Ministerie burgers niet als zij kleine hoeveelheden softdrugs bezitten. Het gaat hier om:
maximaal 5 gram cannabis (wiet, marihuana, hasj);
maximaal 5 hennepplanten.
Gedoogcriteria voor coffeeshops
Verkoop van cannabis (hasj en wiet) in coffeeshops wordt gedoogd. De voorwaarde is dat de coffeeshops zich aan regels (de gedoogcriteria) houden - AHOJ - G. Coffeeshops mogen:
- geen Advertentie - geen reclame maken voor drugs;
- geen Harddrugs verkopen;
- geen Overlast veroorzaken;
- geen Jeugd - geen cannabis verkopen aan minderjarigen;
- geen Grote hoeveelheden per transactie verkopen (maximaal 5 gram).
Gemeenten kunnen zelf bepalen of en hoeveel, coffeeshops ze binnen hun grenzen toelaten. Ook kunnen ze aanvullende eisen stellen aan coffeeshops. Er zijn 3 soorten coffieshopsbeleid: nulbeleid, beleid met aanvullende voorwaarden, beleid zonder aanvullende voorwaarden.
Overlast en criminaliteit rondom coffeeshops bestrijden: De overheid maakt een einde aan het huidige ‘open-deur-beleid’ van de coffeeshops. Dat gebeurt om overlast en criminaliteit door coffeeshops en handel in drugs tegen te gaan. Coffeeshops moeten kleiner worden en zich richten op de lokale markt. Dit beleid moet Nederlandse coffeeshops ook minder aantrekkelijk maken voor gebruikers uit het buitenland.
Nieuwe regels cannabis en coffeeshops - Om overlast en criminaliteit tegen te gaan, geldt er vanaf 1 januari 2013 een nieuwe gedoogregel:
Alleen ‘ingezetenen van Nederland’ mogen in een coffeeshop komen en er cannabis kopen. Een ingezetene is iemand die in een Nederlandse gemeente woont en er staat ingeschreven. Deze regel geldt al vanaf 1 mei 2012 voor de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland. In 2013 geldt deze regel in het hele land. De ‘wietpas’ is eind 2012 afgeschaft. De coffeeshophouder moet zelf controleren dat hij alleen ingezetenen van Nederland van 18 jaar en ouder toelaat en cannabis verkoopt. Bijvoorbeeld door te vragen naar een geldig identiteitsbewijs of verblijfsvergunning, samen met een uittreksel van de Gemeentelijke Basisadministratie.
Telen van wietplanten en hennepplanten is verboden. Bij maximaal 5 planten voor eigen gebruik neemt de politie meestal alleen de planten in beslag. Bij meer dan 5 planten kan de politie de teler vervolgen. De politie werkt bij het aanpakken van hennepteelt samen met onder andere woningbouwcoöperaties, de Belastingdienst en energiemaatschappijen. Henneptelers kunnen hun huurhuis kwijtraken. Als er illegaal elektriciteit is afgetapt, volgt een naheffing van de elektriciteitsmaatschappij.
Drugsgebruik en verslavingszorg
Het gebruik van drugs kan schadelijk zijn voor gebruiker en de volksgezondheid. De overheid wil voorkomen dat mensen drugs gebruiken. Als mensen toch verslaafd raken, is er verslavingszorg. Kunnen mensen niet afkicken? Dan zijn er maatregelen om schade aan de gezondheid te beperken.
Voorkomen van drugsgebruik begint op school. Cannabis heeft na alcohol de grootste negatieve impact op de gezondheidsontwikkeling van jongeren. Op school:
geven voorlichters informatie over drugsgebruik;
signaleren hulpverleners of jongeren drugs gebruiken en bieden snel hulp.
Een voorbeeld is het project De gezonde school en genotmiddelen.
Verslavingszorg
Drugsgebruikers die verslaafd raken, kunnen hulp krijgen. Dit kan zowel door:
gesprekken en behandeling bij een instelling;
een opname in een instelling.
De behandeling bij een instelling bestaat onder andere uit:
hulp bij afkicken;
reguleren van gebruik;
schade aan de gezondheid voorkomen.
Een behandeling in een instelling en bestaat onder andere uit:
crisisopvang;
lichamelijke ontwenning en behandeling (in klinieken);
psychiatrische zorg.
Beperken schade gezondheid
Lukt het niet om te stoppen met drugs? Dan zorgt de behandeling ervoor dat de schade aan de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de verslaafde beperkt blijft. Dit gebeurt onder andere door:
drugsgebruikers hun gebruikte spuiten gratis te laten omwisselen voor nieuwe steriele spuiten. Zo wordt de kans op besmetting met hiv of hepatitis B of C kleiner;
methadon en heroïne aan zwaarverslaafden te geven;
te zorgen voor speciale gebruikersruimten.
Opiumwet:
De Opiumwet (Opw) is een Nederlandse wet uit 1919, die sindsdien vele malen is gewijzigd. In deze wet wordt sinds 1976 onderscheid gemaakt in harddrugs (lijst I, artikel 2 en 10) en softdrugs (lijst II, artikel 3 en 11).In beide gevallen is het in beginsel verboden om middelen die op de lijst staan:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen (smokkelen);
B. te telen, te bereiden, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben (het bezit);
D. te vervaardigen.
In bepaalde gevallen is er ontheffing mogelijk, bijvoorbeeld voor medicinaal gebruik. Op grond van een uitzondering in de Opiumwet mogen apotheken bepaalde stoffen in bezit hebben, zij worden echter verplicht deze stoffen correct op te bergen en een zeer nauwkeurige administratie bij te houden. In de praktijk worden verder coffeeshops in bepaalde gevallen gedoogd, maar dit staat niet in de wet. Het gedoogbeleid wordt geregeld in de instructie van het Openbaar Ministerie, de zogeheten 'Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet'.
Voordelen van gedoogbeleid: lagere prijzen, minder criminaliteit, decriminalizering (onderscheid tussen soft en harddrugs), concentratie in een geisoleerd gebied - controleerbaar (centrale registratie, uitgebreide medische controle, educatie).
Problemen met gedoogbeleid: overlast, drugscriminaliteit, internationaal image, drugsterrorisme, kwestie van harddrugs, "back door" controleren.
Multiculturele samenleving: soorten migratie, beleidsmodellen, tolerantie.
Multiculturele samenleving betekent:
aanwezigheid van mensen met verschillende culturele achtergronden,
verspreiding van mensen (geen ghetto's),
gelijkheid van rechten en verantwoordelijkheden,
toegang tot macht.
Soorten migranten:
1) Post-koloniale migratie - eerste golf - repartianten, geemigreerde Nederlanders en mensen van gemengde afkomst uit Indonesie (na onafhankelijkheid in 1949); tweede golf - Molukkers3 - Indonesiers die in het Nederlandse leger vochten; derde golf- na 1975 - Surinamers, Antillianen en Arubianen.
2) Gastarbeiders: Eerst (voornamelijk voor de kolenmijnen) onder meer uit Polen en de Balkanlanden. In het begin van de jaren 60, werden ten dienste van de zware industrie, mensen gehaald uit landen als Italië, Spanje en Portugal. In 1964 sluit de Nederlandse regering een wervingsakkoord met Turkije en op 14 mei 1969 volgt Marokko. De gastarbeiders werden naar Nederland gehaald omdat veel Nederlanders het zware- en vuile werk niet meer wilden doen. De uit deze politiek voortvloeiende massa-immigratie werd betaald door de aardgasbaten.
3) polietieke vluchtelingen - asielzoekers die vanwege vervolging voor hun godsdienstige, politieke of syndicale opvattingen, kortom vanwege hun veiligheid gevlucht zijn; zij zijn vluchteling in de zin van de definitie in art.1A van het Vluchtelingenverdrag (Conventie van Genève) uit 1951 en het aanvullend Protocol van New York uit 1967; op het begin ontvangen in slechte omstandigheden (ontvangstcampen).
Geschiedenis:
3 soorten beleid:
gastarbeiders - model: orientatie op de arbeidsmarkt, tijdelijk verblijf, geen behoefte aan integratie, re-integratie in eigen cultuur wordt bevorderd, een idee van een nieuwe zuil (problematisch - ontzuiling, geen toegang tot de gemeenschappelijk dak, niet homogenisch).
etnische minderheden model: permanente migratie, nadruk op integratie, belang van eigen culturele achtergrond, focus op sociaal-economische positie. Minderhedennota 1983 (multiculturalisme, gelijkheid voor de wet, gelijke kansen).
assimilatiemodel: permanente immigratie, nadruk op het opnemen in de samenleving onder de voorwaarden gesteld door het ontvangende land - overslaan van de culturele achtergrond van de nieukomers. 1994 - inburgeringsprogrammas.
Nu:
De Raad van State is onafhankelijk adviseur van de regering en het parlement over wetgeving en bestuur en tevens hoogste algemene bestuursrechter van Nederland. De Raad van State bestaat naast de Volle Raad uit de Afdeling Rechtspraak en de Afdeling Advisering, waarin de Koning geen zitting heeft. De Koning is derhalve niet inhoudelijk betrokken bij deze twee hoofdtaken van de Raad van State. De dagelijkse leiding van de Raad van State en het voorzitten van de vergaderingen berusten bij de vice-president.↩
De Wet Lidmaatschap Koninklijk Huis bepaalt sinds 2002 dat zij die tot in de tweede graad familie van de Koning zijn en erfopvolgers zijn, tot het Koninklijk Huis behoren. Ook de Koning of Koningin die afstand heeft gedaan van het koningschap, is lid van het Koninklijk Huis. De echtgenoten, weduwen en weduwnaars van de hierboven genoemde leden van het Koninklijk Huis bezitten ook het lidmaatschap. Prinses Margriet en haar echtgenoot behouden hun lidmaatschap volgens de regels van de oude wet (verwantschap in de derde graad).↩