części mowy

HET VOORNAAMWOORD / PRONOMEN

Semantisch:

De lerares zei dat ze…….

De leraar zei dat hij de toetsen zo snel mogelijk zal corrigeren.

Lerares - to jest referent do zaimka ‘ze’

Er bestaat ook de term “het antecedent” (bardziej sprecyzowany, występuje w poprzednim zdaniu, dlatego nie zawsze jest antecedens a zawsze jest referent)

Morfologiach:

Syntactisch:

Soorten

  1. Persoonlijk voornaamwoord / pronomen personale

  2. Wederkerend voornaamwoord / reflexief pronomen

  3. Wederkerig voornaamwoord

  4. Bezittelijk voornaamwoord / possesief pronomen

  5. Aanwijzend voornaamwoord / demonstratief pronomen

  6. Bertekkelijk voornaamwoord / relatief pronomen

  7. Vragend voornaamwoord / interrogatief pronomen

  8. Uitroepend voornaamwoord / exclamatief pronomen

  9. Onpersoonlijk voornaamwoord / indefiniet pronomen

1. Persoonlijk voornaamwoord

Subjectsvormen: (vol, gereduceerd)

Ik wij, we

Jij, je / gij, Ge jullie, je

Hij, ie zij, ze

Zij, ze

Het, ‘t

Objectsvormen:

Mij, me ons

Jou, je jullie,je

U u

Hem, ‘m ze / hen / hun

Haar, d’r

Het

Dat ben ik toch niet!

En in aansprekingen:

Jij daar!!! Zal je je mond willen houden!!!

Dat is hem (niet hij!)

Is dat Kristien? Ja dat is d’r.

Komt ie morgen naar ons?

De letters - ze (niet zij!)

WIJ

- De eerste persoon meervoud wordt soms gebruikt om enkelvoud aan te duiden. Bijvoorbeeld in: zakelijke correspondentie, in wetenschappelijke texten (“w pierwszym rozdziale omówimy…”), in plechtige taal, bijvoorbeeld door een koningin = PLURALIS MAJESTATIS

DE TWEEDE PERSOON HEEFT VERSCHILLENDE VORMEN IN VERSCHILLENDE REGIO’S. DAAROM HEBBEN WIJ :

GIJ

- W Niderlandach tylko okazyjnie, w języku urzędowym

- We Flandrii w użyciu codziennym

JIJ

- Voor familieleden, vrienden, vertrouwelijksheden, jongeren

- Jak kogoś znamy, nieformalnie

U

- Voor ouderen ( meer dan 18), onbekenden

- Voor personen met wie wij In zakelijke relatie zijn, personen die hogere positie hebben: leraren, dokters, pristers

- Beleefdheidsvorm

- Może też oznaczać III osobę liczby pojedynczej, jest bedziej formalne

U is….U heeft…..

- W listach i korespondencji piszemy z małej litery

HIJ / HEM

- Mannelijke wezens, de hond - hij

- ‘ie’ tylko do osób, nigdy do zwierząt czy też przedmiotów

De hond gaat ons mee. - Hij gaat ons mee. (nigdy ‘ie’)

ZIJ / ZE /HAAR / D’R

- Voor vrouwelijke wezens, voorwerpen, en personen

- zij / haar / d’r - nigdy do zwierząt i przedmiotów

De bloem - heeft ze wat water?

HET

- Verwijst naar HET- woorden en hele zinnen ook

Ik vind het vreend.

Ik weet het niet.

Het is moeilijk Nederlands te leren. (als voorloopig subject)

Ik vindt het vreemd dat hij komt.

HUN

- Voor indirect object

- Dopełnienie dalsze, odpowiada na pytanie : komu? czemu?

Ik heb het hun gegeven.

Ik heb hun boeken gekocht.

HEN

- Direct object

- Dopełnienie bliższe, odpowiada na pytanie : kogo? co?

Piet slaat Jan. Hij slaat hen.

Bijvoorbeeld: Een hunner….. - 1 z nich

2. Wederkerend voornaamwoord

Me/mezelf ons

Je/jezelf je

Zich/zichzelf zich/zichzelf

3. Wederkerig voornaamwoord

elkaars- genitief

Elkaar(s) - In neutrale, gesproken taal

Mekaar(s) - In gesproken taal

Elkander(s) - In hoge schrijftaal

Hoe krijgt jij het toch voor elkaar? - Jak ci się to udaje?

Het zit goed in elkaar.

4. Bezittelijk voornaamwoord

mijn, m'n / mijne(n) ons,onze / onze(n)

jouw, je / jouwe(n) jullie, je / -

uw / uwe(n) hun / hunne(n)

zijn / zijne(n)

haar, d'r / hare(n)

mijne heren

hare majesteit

te uwer beschikking

een hunner

onzes inziens, mijns inziens

Mijn tas en de hare.

Jouw kussen is ouder dan het zijne.

Onze auto's en die van jullie waren zo wat gelijk.

De onzen spelen vandaag met Spanje.

En weer komt Marcinkiewicz en de zijnen. (i jego świta:)

5. Aanwijzend voornaamwoord

deze / die - voor 'de' woorden in het enkelvoud en 'het' woorden ih het meervoud

dit / dat - voor 'het' woorden in het enkelvoud

Kunnen contrasterend en niet-contrasterend gebruikt worden. Als ze niet-contrasterend voorkomen gebruikt men liever die/dat (czyli te dalsze a nie te bliższe).

Deze man en die daar. (contrasterend)

Dit meisje en dat daar.

Ik heb die vrouw gezien. (niet : deze vrouw)

Komen alleen zelfstandig voor. Moeten gevolgd worden door een betrekkelijke bijzin.

Degene die dat deed.....

Duiden een soort aan.

Zo'n - alleen voor worden in het enkelvoud en telbare substantieven.

Zulk(e) - voor het meervoud en ontelbare substantieven.

dergelijk(e) / soortgelijk(e) - alleen bijvoeglijk gebruikt, wyglądają i zachowują

się jak przymiotniki

ditzelfde / dezelfde - bijvoeglijk en zelfstandig gebruikt

zelf

te dien einde...- w tym celu

een dezer dagen... - któregoś dnia, wkrótce

zulks hoort niet... - nie wypada tego robić

6. Vragend voornaamwoord

Wat heb je gezien?

Welk meisje heb je gezien? (wymaga dopełnienia)

Wat - zaken

Wat voor - niet telbare subst.

Wat voor een - telbare subst.

Wiens / wier - archaisch, soms in schrijftaal

7. Betrekkelijk voornaamwoord

Het boek dat ik gelezen heb.

Het boek - antecedent voor 'dat'.

Jeżeli antecedent nie jest wspomniany to nazywa go się "ingesloten antecedent". Np:

Wat ik niet begrijp......

Voor die al wat Nederlands kent.(Dla tego kto już zna trochę niderlandzkiego)

8 . Onbepaald voornaamwoord

Zelfstandig Zelfstandig en bijvoeglijk
iedereen elk(e)
alles ieder(e)
allemaal al(le)
Zelfstandig Zelfstandig en bijvoeglijk
niemand, iemand een of ander
men deze of gene-jaki bądź
je wat
iets, niets sommigen
een zekere wie/wat/welk/ ...... dan ook
het onverschillig wie/wat/welke
verschillende, verscheidene
allerlei, allerhande - różnorakie

Przy 'alle' nie ma już lidwoord a przy 'al' musi być.

Alle olifanten zijn nu buiten. = Al de olifanten zijn nu buiten.

Alle olifanten zijn planteneters. - nie może być 'al de' przy categoriaal gebruik.

Voor niet nader bepaalde personen.

Een zekere Kiedroń staat voor de deur. - Jakiś Kiedroń.....

Jako onbepaald voornaamwoord oznacza 'een paar, een beetje, enkele'

Heb je wat te eten gekregen?

9. Uitroepend voornaamwoord

Voorbeelden:

Wat een drukte!?

Wat aardig van je!?

Wat hebben ze toch gewerkt!?

Wat heeft ze nu weer gedaan!?

Hoe durf je!?

Wie had dat verwacht!?

Het bijwoord / adverbium

Semantisch

Geeft specificatie van een eigenschap, een toestend of werking.

Hij schrjift echt mooi.

Hij zit boven.

Wij gaan af en toe naar de bioscoop.

Morfoligisch

Altijd onveranderlijk, niet verbuigbaar. Maar hebben trappen van vergeleking.

graag - liever - liefst

Syntactisch

Kunnen bijwoordelijke bepalingen zijn (okoliczniki) van tijd, plaats, ezv. Ze zijn in zo een geval een zinsdeel. Maar ze kunnen ook als bijstuk optreden.

Hij reed ontzettend hard. (ontzettend - bijstuk)

Soorten:

  1. Naar betekenis

2. Naar vorm

Ze lijken op voorzetsels, ze zijn gebruikt als nadere bepaling.

Bijvoorbeeld: achter in de kamer

Bestaan in de combinaties:

er

daar

waar + prepositie

ergens

nergens

Ik heb nergens zin in.

Ik zit op de stoel. Ik zit daarop.

3. Naar functie

ER

  1. Als plaatsbepaling, synoniem van 'daar'

  2. In combinatie met een voorzetsel

  3. In combinatie met een telwoord: Heb je een fiets? Ik heb er twee.

1. Als subject bij onbepaald onderwerp = voorlopig subject

Er is iemand voor de deur. (iemand- onbepaald onderwerp)

2. In passieve zinnen, bij intransitieve werkwoorden.

Er wordt Duits gesproken.

Het telwoord / numerale

Semantisch

Dit is een woord dat de hoeveelheid of de rangoorde van een zelfstandig iets aanduidt.

Morfologisch

Worden gebruikt in combinaties met andere telwoorden.

vierhonderd.....

Syntactisch

Treden als de kern of de voorbepaling van een nominale constituent.

Er zitten drie kinderen in de klas. - voorbepaling

Ik beh er drie. - de kern

Soorten:

Hoofdtelwoorden / cardinalia

Dat zij woorden die het aantal aanduiden.

Bij samenstenstellingen van 100 en 1000 kan oon 'en' gebruikt worden.

beide, allebei, honderd, miljoen

5008 - vijfduizendacht / vijfduizendenacht

meest, minst, veel, bijna, meer

*Ook honderd, duizend, miljoen als -en bij hen staat:

honderden

miljoenen

duizenden

Rangtelwoorden / ordinalia

Gebruikte om rangorde aan te geven. Ook in breukgetalen.

Uitzonderingen: eerste of nde

derde

beide, allebei

zoveelste

laatste

middelste

hoeveelste

Breuken / breukgetalen

1/6 - het zesde

7/8 - zeven achtste

Een kwart, een half- ze moeten door 'en' voorafgegaan worden (muszą być poprzedzone prze 'en'). Inne ułamki nie muszą.

Kwart wordt gebruikt in gewone, gesproken taal. In wiskunde gebruikt men een vierde.

5 i 6/8 - vijf zes achtste

6 i 1/4 - zes en een kwart

1 i 1/4 - n en een kwart

6 i 3/4 - zes drie kwart

2 i 1/2 - twee en een half

Gebruik van telwoorden

Telwoorden kunnen attributief, predicatief, en zelfstandig gebruikt worden.

- als een bijvoeglijke bepaling (przydawka

- na het lidwoord, genitieven en voorzetsels

- maar voor andere bijvoeglijke bepalingen

de 3 mooie meisjes

- bij gewicht, maat, ezv.

3 kilo aardappels

- bij datum gebruiken wij hoofdtelwoord of rangtelwoord

3 I - drie januari / derde januari

- beide, allebei

Ze waren allbei aardig voor mij.

- getwen, gedrien, ezv.

Ze kwamen getwen dringend op mij af.

Velen zijn geroepen, wienigen uitverkozen. - przy lidziach musi być końcówka -n

Heb je een fiets? - Ik heb er twee.

Ober! Dek het eerste tafeltje en het tweede (tafeltje) op.

Er waren veel mensen, velen dragen oranje hoedjes.

Bepaalde hoofdtelwoorden krijgen de uitgang '-en' na voorzetsels.

Het is al bij zessen.- Dochodzi 6.

Vouw dat in vieren.- Złóż to na 4.

Met hun zessen. - W szóstkę.

Maar er is geen '-en' in rekenkundige bewerkingen en bij precise tijd aanduiding!!!

4 :2=2 - vier gedeeld door twee is twee

6.00 - het is zes uur

NA HOOFDTELWOORDEN , WORDEN 'HOEVEEL' EN EEN PAAR' KOMEN VEEL WOORDEN ALLEEN IN HET ENKELVOUD!!! ER IS GEEN MEERVOUD IN ZO'N GEVAL!!! Dat betreft:

3 kilo

2049 kilometer

200 gram

meter

kwartier - 3 kwartier

uur - 7 uur

jaar - 5 jaar

keer

maal

procent

promille

Het voorzetsel / Prepositie

Semantisch

Geeft een betrekking aan tussen de constituent waarvan het deel uitmaakt en de rest van de zin.

Morfologisch

Altijd dezelfde vorm. Er zijn oude restanten:

ten eerste

ter hulp

ter ere van

Syntactisch

Nooits zelfstandig als zinsdeel voorkomt.

Wij gaan het bos in. - Idziemy do lasu.

Tutaj to in jest achterzetsel.

tot nu toe

aan de hand van

in geval van

naar aanleiding van

Het voegwoord / Conjunctie

Semantisch

Geeft aan dat tussen twee zinnen of constituenten een relatie bestaat, en wat voor verband(relatie) dat is.

Morfologisch

Onveranderlijke vormen.

Syntactisch

Woorden en zinnen verbinden.

Soorten:

Gelijksoortige zinnen en woorden verbinden.

a) aaneenschakelekde voegwoorden (łączące) : en, alsmede, noch...noch...

b) disjunctieve voegwoorden : of, wel

c) tegenstellende voegwoorden : maar, toch

d) concluderende voegwoorden : dus

e) reeksvormen : en....en..., noch....noch....

Onderschikkende voegwoorden worden gevolgd door een bijzin.

Het tussenwerpsel / Interjectie

Semantisch

Dat is een woord of woordgroep, die een emotie uitdrukt, of iets te zeggen heeft over de situatie.

Morfologisch

Hebben altijd dezelfde vorm, ze zijn niet veranderlijk. Kunnen herhaald worden. Ze bestaan vaan alleen uit vocalen.

Syntactisch

Ze komen altijd buitenzins, hebben geen syntactische verbinding met de zin.

Soorten:

bv. kraaa!

bv. Verdomme!

bv. sssst! - cisza

Tot ziens!

Tot straks!

Sorry!


Wyszukiwarka

Podobne podstrony:
czesci mowy - dodatkowa tabela (1), Filologia polska II rok, fleksja i składnia
Części mowy(1), Filologia polska, GRAMATYKA
Części mowy
Rozpoznaj części mowy i wpisz w odpowiednie miejsce w tabeli
CZĘŚCI MOWY I CZĘŚCI ZDANIA
Pisowania nie z różnymi częsciami mowy
SPRAWDZIAN - części mowy, Inne sprawdziany
ODMIENNE CZĘŚCI MOWY - gazetka, Pomoce dydaktyczne, Gramatyka, ortografia
CZĘŚCI MOWY, Gramatyka - kompendium wiedzy (kala101)
INSTRUKCJA dla opornych Części mowy odmienne
Części mowy ćwiczenia
CZĘŚCI MOWY
CZĘŚCI MOWY PODD WZGLĘDEM FLEKSYJNYM
SPRAWDZIAN części mowy
sprawdzian częsci mowy (3)
czesci mowy cz 1
Sprawdziany, części mowy, RZĄD „A”

więcej podobnych podstron