HET VOORNAAMWOORD / PRONOMEN
Semantisch:
Een woord dat verwijst naar iets dat uit de context of de situatie bekend is
Komt in plaats van andere woorden
Het woord waarnaar het voornaamwoord verwijs noemen wij HET REFERENT
De lerares zei dat ze…….
De leraar zei dat hij de toetsen zo snel mogelijk zal corrigeren.
Lerares - to jest referent do zaimka ‘ze’
Er bestaat ook de term “het antecedent” (bardziej sprecyzowany, występuje w poprzednim zdaniu, dlatego nie zawsze jest antecedens a zawsze jest referent)
Morfologiach:
Enkele hebben subjects en objectsvorm, dus kunnen in onderwerps en voorwerpsvorm voorkomen, als onderwerp of voorwerp
Sommige hebben volle en gereduceerde vormen (zij - ze)
Meestaal onveranderlijke vormen
Sommigen krijgen de uitgang - e (ons - onze ), ook bij zelfstandig gebruik
Gesloten categorie
Syntactisch:
Kunnen als zinsdeel of zinsdeelstuk optreden
Soorten
Persoonlijk voornaamwoord / pronomen personale
Wederkerend voornaamwoord / reflexief pronomen
Wederkerig voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord / possesief pronomen
Aanwijzend voornaamwoord / demonstratief pronomen
Bertekkelijk voornaamwoord / relatief pronomen
Vragend voornaamwoord / interrogatief pronomen
Uitroepend voornaamwoord / exclamatief pronomen
Onpersoonlijk voornaamwoord / indefiniet pronomen
1. Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar de spreker, de 2de persoon of de 3de persoon
Er is enkelvouds- en meervoudsvorm
Er is ook subjectsvorm en objectsvorm
Elke persoon heeft andere vorm
Niet vergeet Vlaamse gij/ge
Subjectsvormen: (vol, gereduceerd)
Ik wij, we
Jij, je / gij, Ge jullie, je
Hij, ie zij, ze
Zij, ze
Het, ‘t
Objectsvormen:
Mij, me ons
Jou, je jullie,je
U u
Hem, ‘m ze / hen / hun
Haar, d’r
Het
Wij schrijven bijna altijd volle vormen, maar wij uitspreken gereduceerde uit.
De onderwerpsvormen worden ook gebruikt als deel van gezegde.
Dat ben ik toch niet!
En in aansprekingen:
Jij daar!!! Zal je je mond willen houden!!!
De voorwerpsvormen gebruiken wij als voorwerp, ze komen vaak met en voorzetsel voor.
Dat is hem (niet hij!)
Gereduceerde vormen verwijzen naar personen en zaken, en ze moeten onbeklemtoonde positie nemen.
Is dat Kristien? Ja dat is d’r.
Komt ie morgen naar ons?
Naar zaken verwijst men liever met gereduceerde vormen (dus niet volle), voor mensen komen volle vormen vaker.
De letters - ze (niet zij!)
WIJ
- De eerste persoon meervoud wordt soms gebruikt om enkelvoud aan te duiden. Bijvoorbeeld in: zakelijke correspondentie, in wetenschappelijke texten (“w pierwszym rozdziale omówimy…”), in plechtige taal, bijvoorbeeld door een koningin = PLURALIS MAJESTATIS
DE TWEEDE PERSOON HEEFT VERSCHILLENDE VORMEN IN VERSCHILLENDE REGIO’S. DAAROM HEBBEN WIJ :
GIJ
- W Niderlandach tylko okazyjnie, w języku urzędowym
- We Flandrii w użyciu codziennym
JIJ
- Voor familieleden, vrienden, vertrouwelijksheden, jongeren
- Jak kogoś znamy, nieformalnie
U
- Voor ouderen ( meer dan 18), onbekenden
- Voor personen met wie wij In zakelijke relatie zijn, personen die hogere positie hebben: leraren, dokters, pristers
- Beleefdheidsvorm
- Może też oznaczać III osobę liczby pojedynczej, jest bedziej formalne
U is….U heeft…..
- W listach i korespondencji piszemy z małej litery
HIJ / HEM
- Mannelijke wezens, de hond - hij
- ‘ie’ tylko do osób, nigdy do zwierząt czy też przedmiotów
De hond gaat ons mee. - Hij gaat ons mee. (nigdy ‘ie’)
ZIJ / ZE /HAAR / D’R
- Voor vrouwelijke wezens, voorwerpen, en personen
- zij / haar / d’r - nigdy do zwierząt i przedmiotów
De bloem - heeft ze wat water?
HET
- Verwijst naar HET- woorden en hele zinnen ook
Ik vind het vreend.
Ik weet het niet.
Het is moeilijk Nederlands te leren. (als voorloopig subject)
Ik vindt het vreemd dat hij komt.
HUN
- Voor indirect object
- Dopełnienie dalsze, odpowiada na pytanie : komu? czemu?
Ik heb het hun gegeven.
Ik heb hun boeken gekocht.
HEN
- Direct object
- Dopełnienie bliższe, odpowiada na pytanie : kogo? co?
Piet slaat Jan. Hij slaat hen.
In liturgische texten en in oude texten hebben wij nog oude vormen van voornaamwoorden, andere vormen kunnen ook in vaste woordeverbindingen voorkomen.
Bijvoorbeeld: Een hunner….. - 1 z nich
2. Wederkerend voornaamwoord
Geeft aan dat de werking, die uit iemand/iets uitgaat, wederkeert naar de persoon waarvan het uitgaat
Met werkwoorden die toevallig wederkerend zijn treedt het wederkerend voornaamwoord als onderwerp ( dopełnienie ) op
Met werkwoorden die verplicht wederkerend zijn treedt als deel van werkwordelijk gezegde op
Twee vormen. Lang en kort. De keuze tussen me / mezelf is vrij
Vormen:
Me/mezelf ons
Je/jezelf je
Zich/zichzelf zich/zichzelf
3. Wederkerig voornaamwoord
Duidt aan dat de werking wederkerig is, dus: tegenover elkaar
Betekent: de een…..de ander(e/n)
Gebruikt voor personen en zaken, maar het onderwerp moet altijd meervoudig zijn
2 vormen: elkaar - zelfstandig
elkaars- genitief
Elkaar(s) - In neutrale, gesproken taal
Mekaar(s) - In gesproken taal
Elkander(s) - In hoge schrijftaal
In vaste woordverbindingen en na voorzetsels de betekenis kan helemaal verdwijnen of veranderen:
Hoe krijgt jij het toch voor elkaar? - Jak ci się to udaje?
Het zit goed in elkaar.
4. Bezittelijk voornaamwoord
Heeft ook verwijzende functie
Duidt aan dat er een relatie van bezit bestaat tussen datgene wat aangeduid wordt en het antecedent
Er zijn volle en gereduceerde vormen, meervouds- en enkelvoudsvormen
Kunnen ook zelfstandig gebruikt worden
Vormen (volle, gereduceerde/zelfstandige)
mijn, m'n / mijne(n) ons,onze / onze(n)
jouw, je / jouwe(n) jullie, je / -
uw / uwe(n) hun / hunne(n)
zijn / zijne(n)
haar, d'r / hare(n)
Druga osoba liczby mnogiej (jullie) nie ma formy samodzielnej. Używa się opisowej : die van jullie
Ze worden gebruikt voor een zelfstandig naamwoord, worden niet verbogen (alleen ons/onze)
Restanten van oude taal:
mijne heren
hare majesteit
te uwer beschikking
een hunner
onzes inziens, mijns inziens
Zelfstandige vormen komen na 'de/het'. Ze zijn gebruikt om de herhaling van een al genoemde naamwoord te voorkomen
Mijn tas en de hare.
Jouw kussen is ouder dan het zijne.
Onze auto's en die van jullie waren zo wat gelijk.
In de schrijftaal of bij ironisch gebruik ontbreek vaak de eerste deel
De onzen spelen vandaag met Spanje.
En weer komt Marcinkiewicz en de zijnen. (i jego świta:)
Gereduceerde vormen komen in de uitdrukking : met z'n.......tweeen / drieen. Ook bij 'jullie': Hebben jullie je post al ingekeken? - nie można powiedzieć '...jullie jullie post...'
Bezittelijke voornaamwoorden worden vaak gebruikt met lichaamsdelen, veel vaker dan in het Pools
5. Aanwijzend voornaamwoord
Verwijst expliciter dan andere voornaamwoorden naar personen en zaken
Er zij bijvoeglijke en zelfstandige demonstrativa
De meest voorkomende zijn
deze / die - voor 'de' woorden in het enkelvoud en 'het' woorden ih het meervoud
dit / dat - voor 'het' woorden in het enkelvoud
Kunnen contrasterend en niet-contrasterend gebruikt worden. Als ze niet-contrasterend voorkomen gebruikt men liever die/dat (czyli te dalsze a nie te bliższe).
Deze man en die daar. (contrasterend)
Dit meisje en dat daar.
Ik heb die vrouw gezien. (niet : deze vrouw)
Diegene / datgene / degene
Komen alleen zelfstandig voor. Moeten gevolgd worden door een betrekkelijke bijzin.
Degene die dat deed.....
Zulk(e) / zo'n
Duiden een soort aan.
Zo'n - alleen voor worden in het enkelvoud en telbare substantieven.
Zulk(e) - voor het meervoud en ontelbare substantieven.
Andere:
dergelijk(e) / soortgelijk(e) - alleen bijvoeglijk gebruikt, wyglądają i zachowują
się jak przymiotniki
ditzelfde / dezelfde - bijvoeglijk en zelfstandig gebruikt
zelf
Oude vormen :
te dien einde...- w tym celu
een dezer dagen... - któregoś dnia, wkrótce
zulks hoort niet... - nie wypada tego robić
6. Vragend voornaamwoord
wie / wat / welke / wat voor (een)
Vragen naar pesonen en zaken
Zelfstendig: wie, wat
Bijvoeglijk: wat voor (een), welk(e)
Wat heb je gezien?
Welk meisje heb je gezien? (wymaga dopełnienia)
Wie - personen
Wat - zaken
Wat voor - niet telbare subst.
Wat voor een - telbare subst.
Wiens / wier - archaisch, soms in schrijftaal
7. Betrekkelijk voornaamwoord
Leidt bijzinnen in. Refereert aan iets/iemand die in het voorafgaande zin genoemd is. Ze kunnen ook de hele zin aanduiden (mogą się odnosić do całego zdania)
Het boek dat ik gelezen heb.
Het boek - antecedent voor 'dat'.
Jeżeli antecedent nie jest wspomniany to nazywa go się "ingesloten antecedent". Np:
Wat ik niet begrijp......
Voor die al wat Nederlands kent.(Dla tego kto już zna trochę niderlandzkiego)
Die / wie / wiens - 'de' woorden
Dat / wat - 'het' woorden
Wat - wprowadza całe zdania
8 . Onbepaald voornaamwoord
Duidt een referent aan die men niet nader wil specificeren
Zelfstandige en bijvoeglijke vormen
Onderscheid naar HET REFERENT - collectiverende en niet - collectiverende
COLLECTIVERENDE - duiden een groep aan, meestaal predicatief gebruikt
Zelfstandig | Zelfstandig en bijvoeglijk |
iedereen | elk(e) |
alles | ieder(e) |
allemaal | al(le) |
NIET-COLLECTIVERENDE
Zelfstandig | Zelfstandig en bijvoeglijk |
niemand, iemand | een of ander |
men | deze of gene-jaki bądź |
je | wat |
iets, niets | sommigen |
een zekere | wie/wat/welk/ ...... dan ook |
het | onverschillig wie/wat/welke |
verschillende, verscheidene | |
allerlei, allerhande - różnorakie |
alle olifanten = al de olifanten
Przy 'alle' nie ma już lidwoord a przy 'al' musi być.
Alle olifanten zijn nu buiten. = Al de olifanten zijn nu buiten.
Alle olifanten zijn planteneters. - nie może być 'al de' przy categoriaal gebruik.
Een zekere / Zekere
Voor niet nader bepaalde personen.
Een zekere Kiedroń staat voor de deur. - Jakiś Kiedroń.....
Wat
Jako onbepaald voornaamwoord oznacza 'een paar, een beetje, enkele'
Heb je wat te eten gekregen?
9. Uitroepend voornaamwoord
De intonatie en het uitroepteken wijzen aan dat iets als uitroep gezegd wordt
Wat - is het meest voorkomend exclamatief pronomen
Wie , Hoe - ook tot deze categorie behoren
Voorbeelden:
Wat een drukte!?
Wat aardig van je!?
Wat hebben ze toch gewerkt!?
Wat heeft ze nu weer gedaan!?
Hoe durf je!?
Wie had dat verwacht!?
Het bijwoord / adverbium
Semantisch
Geeft specificatie van een eigenschap, een toestend of werking.
Hij schrjift echt mooi.
Hij zit boven.
Wij gaan af en toe naar de bioscoop.
Morfoligisch
Altijd onveranderlijk, niet verbuigbaar. Maar hebben trappen van vergeleking.
graag - liever - liefst
Syntactisch
Kunnen bijwoordelijke bepalingen zijn (okoliczniki) van tijd, plaats, ezv. Ze zijn in zo een geval een zinsdeel. Maar ze kunnen ook als bijstuk optreden.
Hij reed ontzettend hard. (ontzettend - bijstuk)
Soorten:
Naar betekenis
van tijd: dikwijls
van oorzaak
van plaats: hier, daar
van toeginging
van graad: zeer, te
van modaliteit: slecht, al (są subiektywne)
2. Naar vorm
gewone bijwoorden
voorzetsel bijwoorden
Ze lijken op voorzetsels, ze zijn gebruikt als nadere bepaling.
Bijvoorbeeld: achter in de kamer
voornaamwordelijke bijwoorden
Bestaan in de combinaties:
er
daar
waar + prepositie
ergens
nergens
Ik heb nergens zin in.
Ik zit op de stoel. Ik zit daarop.
3. Naar functie
aanwijzende
betrekkelijke: De dag toen hij het boek kocht.
onbepaalde: ergens, nergens, overal, ooit
vragende: waar, wanneer
zinsverbindende: bovendien, immers, toch, dus
ER
Een van de belangrijkste en meest voorkomende bijwoorden.
3 verwijzende functies:
Als plaatsbepaling, synoniem van 'daar'
In combinatie met een voorzetsel
In combinatie met een telwoord: Heb je een fiets? Ik heb er twee.
2 grammaticale functies:
1. Als subject bij onbepaald onderwerp = voorlopig subject
Er is iemand voor de deur. (iemand- onbepaald onderwerp)
2. In passieve zinnen, bij intransitieve werkwoorden.
Er wordt Duits gesproken.
Het telwoord / numerale
Semantisch
Dit is een woord dat de hoeveelheid of de rangoorde van een zelfstandig iets aanduidt.
Morfologisch
Worden gebruikt in combinaties met andere telwoorden.
vierhonderd.....
Syntactisch
Treden als de kern of de voorbepaling van een nominale constituent.
Er zitten drie kinderen in de klas. - voorbepaling
Ik beh er drie. - de kern
Soorten:
Bepaalde telwoorden
Onbepaalde telwoorden
Hoofdtelwoorden
Rangtelwoorden
Hoofdtelwoorden / cardinalia
Dat zij woorden die het aantal aanduiden.
Bepaalde hoofdtelwoorden - een bepaald hoeveelheid aanduiden
Bij samenstenstellingen van 100 en 1000 kan oon 'en' gebruikt worden.
beide, allebei, honderd, miljoen
5008 - vijfduizendacht / vijfduizendenacht
Onbepaalde hoofdtelwoorden
meest, minst, veel, bijna, meer
*Ook honderd, duizend, miljoen als -en bij hen staat:
honderden
miljoenen
duizenden
Rangtelwoorden / ordinalia
Gebruikte om rangorde aan te geven. Ook in breukgetalen.
Gevormd door toevoeging van -DE (1-19) of -STE (meer dan 19)
Uitzonderingen: eerste of nde
derde
beide, allebei
Onbepaalde rangtelwoorden hebben ook de uitgang -STE. Er zijn 4 zulke onbepaalde telwoorden:
zoveelste
laatste
middelste
hoeveelste
Breuken / breukgetalen
Dat zijn combinaties van een hooftdelwoord en een rangtelwoord.
Licznik - teller (to co powyżej kreski:)
Mianownik - noemer (to co pod kreską:)
Er zijn 3 speciale breuken: een half, een anderhalf, een kwart
Jeżeli w liczniku jest 1 to wymawiamy HET......
1/6 - het zesde
7/8 - zeven achtste
Gemengde getalen ( hoofdgetal + breukgetal )
Een kwart, een half- ze moeten door 'en' voorafgegaan worden (muszą być poprzedzone prze 'en'). Inne ułamki nie muszą.
Kwart wordt gebruikt in gewone, gesproken taal. In wiskunde gebruikt men een vierde.
5 i 6/8 - vijf zes achtste
6 i 1/4 - zes en een kwart
1 i 1/4 - n en een kwart
6 i 3/4 - zes drie kwart
2 i 1/2 - twee en een half
Gebruik van telwoorden
Telwoorden kunnen attributief, predicatief, en zelfstandig gebruikt worden.
Attributief
- als een bijvoeglijke bepaling (przydawka
- na het lidwoord, genitieven en voorzetsels
- maar voor andere bijvoeglijke bepalingen
de 3 mooie meisjes
- bij gewicht, maat, ezv.
3 kilo aardappels
- bij datum gebruiken wij hoofdtelwoord of rangtelwoord
3 I - drie januari / derde januari
Predicatief
- beide, allebei
Ze waren allbei aardig voor mij.
- getwen, gedrien, ezv.
Ze kwamen getwen dringend op mij af.
Zelfstandig
Velen zijn geroepen, wienigen uitverkozen. - przy lidziach musi być końcówka -n
Heb je een fiets? - Ik heb er twee.
Ober! Dek het eerste tafeltje en het tweede (tafeltje) op.
Er waren veel mensen, velen dragen oranje hoedjes.
Bepaalde hoofdtelwoorden krijgen de uitgang '-en' na voorzetsels.
Het is al bij zessen.- Dochodzi 6.
Vouw dat in vieren.- Złóż to na 4.
Met hun zessen. - W szóstkę.
Maar er is geen '-en' in rekenkundige bewerkingen en bij precise tijd aanduiding!!!
4 :2=2 - vier gedeeld door twee is twee
6.00 - het is zes uur
NA HOOFDTELWOORDEN , WORDEN 'HOEVEEL' EN EEN PAAR' KOMEN VEEL WOORDEN ALLEEN IN HET ENKELVOUD!!! ER IS GEEN MEERVOUD IN ZO'N GEVAL!!! Dat betreft:
Gewicht en maataanduidende woorden:
3 kilo
2049 kilometer
200 gram
meter
Prijzen in guldens, centen en andere valuta
Woorden :
kwartier - 3 kwartier
uur - 7 uur
jaar - 5 jaar
keer
maal
procent
promille
Het voorzetsel / Prepositie
Semantisch
Geeft een betrekking aan tussen de constituent waarvan het deel uitmaakt en de rest van de zin.
Morfologisch
Altijd dezelfde vorm. Er zijn oude restanten:
ten eerste
ter hulp
ter ere van
Syntactisch
Nooits zelfstandig als zinsdeel voorkomt.
Wij hebben ACHTERZETSELS en VOORZETSELS
Wij gaan het bos in. - Idziemy do lasu.
Tutaj to in jest achterzetsel.
Er zijn ook voorzetselsuitdrukkingen en prepositien bestaan in vaste combinaties:
tot nu toe
aan de hand van
in geval van
naar aanleiding van
Het voegwoord / Conjunctie
Semantisch
Geeft aan dat tussen twee zinnen of constituenten een relatie bestaat, en wat voor verband(relatie) dat is.
Morfologisch
Onveranderlijke vormen.
Syntactisch
Woorden en zinnen verbinden.
Soorten:
Nevenschikkende voegwoorden
Gelijksoortige zinnen en woorden verbinden.
a) aaneenschakelekde voegwoorden (łączące) : en, alsmede, noch...noch...
b) disjunctieve voegwoorden : of, wel
c) tegenstellende voegwoorden : maar, toch
d) concluderende voegwoorden : dus
e) reeksvormen : en....en..., noch....noch....
Onderschikkende voegwoorden : dat, of, omdat, toen
Onderschikkende voegwoorden worden gevolgd door een bijzin.
Het tussenwerpsel / Interjectie
Semantisch
Dat is een woord of woordgroep, die een emotie uitdrukt, of iets te zeggen heeft over de situatie.
Morfologisch
Hebben altijd dezelfde vorm, ze zijn niet veranderlijk. Kunnen herhaald worden. Ze bestaan vaan alleen uit vocalen.
Syntactisch
Ze komen altijd buitenzins, hebben geen syntactische verbinding met de zin.
Soorten:
Onomatopeen - klanknabootsende tussenverpsels
bv. kraaa!
Emotieve tussenwerpsels - drukken emoties uit: teleurstelling, ezv.
Kracht tussenwerpsels - vloekwoorden
bv. Verdomme!
Situationele tussenwerpsels
bv. sssst! - cisza
Tot ziens!
Tot straks!
Sorry!