Ontwikkelingsgang van de naoorlogse Nederlandse poëzie
Na-oorlogse poëzie - autonomistische poetica
* Voortzetting van gematigd modernisme (Aafjes, Hoornik, Vasalis, enz.).
* Vijftigers
Meer avant-gardistisch. Experimenteel realisme.
Afzetten tegen o.a. Criterium (Hoornik, Vasalis, Aafjes, Morriën e.a.): die anekdotische pz schreven, conventioneel van vorm.
Tss van de Vijftigers: Braak, Blurp.
1951: publicatie bundel Vijf 5-tigers (Campert, Elburg, Kouwenaar, Lucebert, Schierbeek). 1954: publicatie bundel Atonaal (Andreus, Campert, Claus, Elburg, Hanlo, Kouwenaar, Lodeizen, Lucebert, Rodenko, Schuur, Vinkenoog).
Pz is autonoom, twijfel aan taal, taal is wereld op zichzelf. Vorm belangrijker dan inhoud.
Loslaten van formele kenmerken; gebruik van typografie; interpunctie; klank; meerduidigheid.
Tegen het intellectuele, tegen esthetisisme, leesautomatismen ontregelen.
Poëzie na '60
Kenmerk: keuzevrijheid. Vier hoofdstromingen:
[1] - taalgerichte poëzie
[2] - parlandische poëzie
[3] - neo-symbolische poëzie
[4] - neo-romantische poëzie.
[1] De taalgerichte poëzie zet de traditie van de vijftigers voort. Pz. is een autonome werkelijkheid. Pz is een wereld in woorden en als zodanig coherent. Deze dichters zijn niet geinteresseerd in de verhouding taal-werkelijkheid, maar in de verhouding pz-taal. De opvatting van Gerrit Kouwenaar wordt gevolgd: taal is materiaal en geen hulpmiddel.
[2] De parlandische poëzie staat lijnrecht tegenover de taalgerichte pz. en gaat terug op het tijdschrift Forum van Du Perron (het ventisme uit het interbellum!). Deze pz-opvatting plaatst de dichter, de persoonlijkheid, terug in het centrum. Hierdoor komen uitdrukking van gevoelens en standpunten aan bod. Bijv: Rutger Kopland, Judith Herzberg.
Nieuw Realisme (va. jaren '60): spreektaal, parlandostijl, het waarnemen van de gewone, alledaagse werkelijkheid, niet-hermetische gedichten, anekdotische gedichten, gedichten waarin de persoon, gevoelens en standpunten weer centraal staan (itt. Vijftigers). Naast Kopland en Herzberg bijv. Herman de Coninck en Marjoleine de Vos. Tijdschriften: Barbarber (Bernlef, K. Schippers) en De Nieuwe Stijl (Armando).
[3] De neo-symbolische poëzie ligt heel dicht bij neo-romantiek; ook teruggrijpen op oudere dichters, maar dan vooral dichters uit het symbolisme, zoals Roland Holst, Bloem, Der Mouw, Vestdijk, enz. Streven naar het oproepen van een wereld in taal. De opgeroepen wereld en gebuikte symboliek verschilt per dichter.
[4] De neo-romantische poëzie verwijst naar een complex van romantische verschijnselen vanaf de jaren '70 en '80. Er wordt pz geschreven in traditionele versvormen (60=realistische reactie op 50; 70=restauratieve reactie op 60) en er is veel aandacht voor oudere dichters die buiten elke stroming zijn blijven staan: Ida Gerhardt, Chr. van Geel, Vasalis en Leopold. Grote voorkeur voor het sonnet.
Gerrit Komrij behoort tot de eerste dichters die weer pz in een gebonden vorm schreef (metrum, rijm) en ook inhoudelijk een verbinding legde met vroegere romantische pz.
De `vroege' Komrij was ook een vertegenwoordiger van een nieuw humor-cultus die in de hedendaagse pz bestaat - die teruggaat op de 19e eeuw, alsof er geen Tachtigers en Vijftigers zijn geweest (denk aan: Weemoedt, Stip, Ivo de Wijs en ook aan de huidige dichter des Vaderlands Driek van Wissen).
Tot deze neo-romantische stroming hoort ook de opkomst van de recente podium-poëzie. Deze pz zoekt het publiek weer op, kan zelfs weer maatschappelijk geëngageerd zijn, zoekt herstel van de waardering van het genre en bestaansrecht.
Komrij verwerkt niet alleen de traditie in zijn pz, hij maakt de traditie ook zichtbaar door enorme bloemlezingen van de Nederlandse poëzie samen te stellen, waarmee hij een herwaardering van de traditie wil bewerkstelligen.
Post-modernisme
Vnl. in proza, nauwelijks in pz. Taal staat los van de wklh. Er is niet zoiets als `de' wklh; er zijn vele werkelijkheden. Taal kan de wklh niet beschrijven, want de wklh bestaat niet.
Recente periode, heden
Stromingen waarin poëzie weer meer naar lezer is gericht, podium-poëzie. Hedendaagse gedichten moeten vlg. bijv. Maarten Doorman voldoen aan drie dingen: ze moeten beelden oproepen die nooit zo werden opgeroepen; gevoelens uitdrukken zonder te vervallen in larmoyante emoties; en de blik op de taal richten waarin ze zijn verwoord.
Vijftigers:
Ze hebben geen echte groep gevormd.
Tijdschriften- Podium en Tijd en Mens
geinspireerd door jonge beeldende kunstenaars als Karel Appel, Dotremont, Constant en Corneille- „Experimentele Groep Holland' en het blad Reflex (1948-1949), deel uitmaakten van de internationale Cobra-groep (Copenhagen, Brussel, Amsterdam)
dichters: Jan Elburg, Lucebert, Gerrit Kouwenaar, Hugo Claus (Een zachce vernieling)
meer tijdschriften: Blurb (Simon Vinkenoog), Braal (Remco Campert en Rudy Kousbroek), De Tafelronde (Paul de Vree) en Gard Sivik
in 1951 verscheen bloemlezing Atonaal van Simon Vinkenoog waar Hans Andreus, Remco Campert, Hugo Claus, Jan Elburg, Jan Hanlo, Rudy Kousbroek, Gerrit Kouwenaar, Lucebert, Sybren Polet, Paul Rodenko, Bert Schierbeek schreeven
Jan Walravens -Waar is de eerste morgen: Hugo Claus, Remy van der Kerckhove, Albert Bontridder, Paul Snoek en Hugues C. Pernath
manifestatie bij het Stedelijk Museum- Lucebert als `keizer der vijftigers'
Schierbeek, Kouwenaar, Campert en Claus ook prozaisten
afkeer van traditie: van gebonden versvormen en dichterlijke taal LUCEBERT `IK TRACHT OP POETISCHE WIJZE'
het schrijven van poezië als een experiment, experimenteel= proefondervindelijk, de ervaringen tijdens het scheppen; ieder gedicht is een probeersel en een exploratie van het onbekende , het gedicht is geen afbeeling maar beelding; autonomiegedachte, taalvernieuwing en taalverruiming, ze braken gewoone omgangstaal en ook poetische taal; manieren: platte taal, termen uit de techniek, rekenkundige symbolen, nieuwe woordkoppelingen, neologismen en oude woordenboekwoorden; ze combineerden woorden uit verschillende registers, tijdvakken en talen en probeerden oerbetekenissen te halen, maakten gebruik van ongebruikelijke of ongrammaticale zinsconstructies en klankeffecten- assonanties en alliteraties, beeldspraak
concrete, zintuigelijke en lichamelijke taal (lichamelijke en zintuigelijke ervaringen het meest echt zijn, het meest direct toegang geven tot de kern van het bestaan), het primitieve, het concrete, het oorspronkelijke
maar poezië ook maatschappelijk functie zou hebben
NIEUW REALISME : DE ZESTIGERS
1964 - Gard Sivik - „Een nieuwe datum in de poezie“ - op de omslag +
de breuk van de Vijftigers! „poezie als de rasultaat van een personlijke selectie uit de realiteit“ Almond (de 50-gers waren te poetisch,beeldend)
De werkelijkheid moet direct en letterlijk zijn. Alle dingen in elk dag - krantenberichten, techniek, sport
MEER RICHTINGEN IN DE POEZIE
ROMANTISCH- EXPRESSIEVE TRADITIE ( die nits voor de 50- en 60-tigers voelden)
Tirade, Hollands Maandblad
Ze hadden een voorkeur voor eenvoudig taalgebruik, combineerden nuchtere werkelijkheidzin en verbazing over gewone dingen met romantische elementen: heimwee, melancholie, ontroering.
De versvorm is tamelijk (dość) vrij; ironie, dubbelzinnigheid zijn veelgebruikte stijlmiddelen
VOORZETTING VAN DE AUTONOMISCHE TRADITIE
„hermetische richting“ - de verhoudeing tussen taal en werkelijkheid wordt als problematisch ervaren en de poezie is sterk gericht op de autonome „taalwerkelijkheden“
de dichten werd vaak met ambachtelijke vormen omschreven zoals „werken met do taal“.
Gerrit Kouwenaar - vijftiger - vertegenwoordiger van deze richting; bundel „Zonder namen“
Hans Faverey - na G.K. de belangrijkste; bundel „Hinderlijk goden“
SYMBOLISCH-METAFYSISCHE DICHTERS
Jaren zeventig - „De Revisor“
Der Mouw, Nijhof, Ida Gerhardt, Bloem, Achterberg
„vormvastheid“ !
de verhouding tussen taal en werkelijkhied was voor hun ook een probleem
dichters : Willem van Toorn, Jan Kuijper, Robert Anker, Ad Zuiderent, C.O.Jellema
DE NEOROMANTISCHE RICHTING
Gerrit Komrij (jego zdjęcie jest na stronie 165) „Ik vind, dat je de grote dingen in mensenleven -dood, ziekte- op een ironische wijze moet beschrijven”
Aan het einde van de zestige jaren ging hij weer naar de romantische thema's zoals dood, liefde, vriendschap, maar op een ironische manier.
Levi Weemoed(pseudoniem van een auteur), Driek van Wissen
Vlaanderen - Hugo Brems en Guy van Hoofd
2