God en kerk in de middeleeuwse literatuur
Mystiek is de poging om één te worden met God door volkomen overgave. In de geest van de mysticus ontstaat hierdoor ruimte waarin God kan binnenkomen. Maar of hij binnenkomt staat niet vast: de eenwording is een geschenk van God, en niet een beloning die verdiend kan worden door ijverig bidden. Het moment waarop zich dit voordoet, komt volkomen onverwacht: de mysticus ervaart de aanwezigheid van God en weet dat deze werkelijkheid echter is dan de wereld om haar heen. Mystieke literatuur gaat over dergelijke ervaringen en over de manier om ze te bereiken. Ze is een poging om in woorden te vatten wat eigenlijk niet gezegd kan worden. In dat opzicht lijken mystieke teksten wel een beetje op poëzie, en het is dus niet verwonderlijk dat het tekstje van Beatrijs, aan het begin van dit hoofdstuk, zo poëtisch is.
Geestelijke literatuur:
Marialegenden
Minneliederen
Heiligenlevens
Mystiek
Dydaktiek
Mystiek (1200-1260) is het streven naar mogelijke vereniging met God (tegenstelling van de scholastiek)
Vaak wordt er naar deze fase uit de Nederlandse literatuur verwezen als de Middelnederlandse vrouwenmystiek. Daar is veel voor te zeggen, want het waren in hoofdzaak twee vrouwen die de toon zetten bij deze mystieke teksten: Hadewijch en Beatrijs . Beiden schreven, de een als begijn, de ander als non, hun mystieke ervaringen op met een duidelijk didactisch doel: hoe nog in dit leven God kon worden ervaren. Daarmee verschilden ze van de reguliere kerk die pas heil beloofde in een leven na de dood. Mystieke ervaringen van vrouwen - een vorm van extase en overgave die gepaard ging met verlies van zelfcontrole - werden door de toenmalige katholieke kerk dan ook slechts argwanend geduld.
Beatrijs van Nazareth was een 13e eeuwse Vlaamse cisterciënzernon die beschouwd wordt als de allereerste prozaschrijver in de Nederlandse taal. Als mystica schreef ze haar leer neer in Van seven manieren van heiliger minnen. Beatrijs werd in 1200 geboren in Nazareth nabij Lier als dochter van welgestelde ouders. Ze genoot een goede opvoeding, leerde Latijn en ging dan in 1215 in het klooster van Bloemendael bij de Cisterciënzers. Vanaf 1236 verbleef ze in het klooster Nazareth bij Lier, waar ze ook haar naam aan ontleent. Daar werd ze ook priores. Aan haar wordt het oudste Nederlandse proza toegeschreven dat volledig aan ons is overgeleverd. Ze schreef in het Nederlands ook over haar eigen leven in een reeks autobiografische nota's. In haar verhandeling Van seven manieren van heiliger Minnen beschrijft ze zeven trappen en soorten van liefde waarbij de hoogste trap de eenmaking met God is. Vandaar dat er ook wordt gesproken over Beatrijs' "bruidsmystiek".
Hadewijch was een 13e eeuwse dichteres en mystica die waarschijnlijk in het hertogdom Brabant woonde en leefde. Vaak wordt er naar haar verwezen als Hadewijch van Antwerpen. De teksten die we van haar hebben zijn in een Brabantse variant van het Middelnederlands geschreven. Hadewijch schreef zowel poëzie als proza. Van haar leven is eigenlijk weinig met zekerheid bekend. Gezien haar goede opleiding wordt verondersteld dat ze afkomstig was uit een adellijke familie. Mogelijk bracht ze een deel van haar leven door in Nijvel. Wat wel zeker is, is dat haar literaire bloeiperiode viel in de eerste helft van de 13e eeuw. In een van haar brieven zegt ze zelf dat ze zich vanaf haar elfde levensjaar volledig ging wijden aan de dienst van de "liefde". Hiermee bedoelt ze niet de wereldlijke liefde, maar de liefde voor God. In haar geschriften benadrukt zij dat de menselijke ziel geschapen is naar het beeld van God, waardoor er nog tijdens het leven een intieme relatie met God mogelijk is. De ziel streeft er immers naar om terug herenigd te worden met haar oorsprong. Wat Hadewijch leerde viel niet in goede aarde bij de gevestigde leer van de kerk. Die stelde immers dat pas na de dood iets van een eeuwig leven mogelijk zou worden. Hadewijch zegt echter dat reeds op aarde dit eeuwige leven een aanvang neemt, en het is de de liefde die dit mogelijk maakt: "Van minnen es men God worden" Werken van Hadewijch Brieven Mengeldichten Strofische gedichten Visioenen
wat houdt de term `begijnen' in; wat was hun culturele rol
- (begijnen - świętoszka) Een grote rol van de begijnhoven - het begin van de sociale en godsdienstige emancipatie van de vrouw
welke soort literatuur werd door Hadewijch geschreven (noem kenmerken)
Ze schreef over de minne, de liefde tot God. De begeerte naar eenwording met God en het verdriet om de onbereikbaarheid daarvan waren steeds terugkerende onderwerpen in haar poëzie;
Hadewijch liet vier verschillende werken na: Strofische gedichten, Mengeldichten, Visioenen en Brieven. Deze werken worden gerekend tot de mystieke minnepoëzie, een genre dat is geïnspireerd door de wereldlijke (liefdes)liederen van troubadours. Net als in deze liederen is er bij Hadewijch ook vaak sprake van bijvoorbeeld een 'Natureingang' (een korte beschrijving van de natuur om een bepaalde sfeer te creëren), of van een 'tornada', een kort refrein aan het einde van ieder couplet.
45 strofische gedichten. In deze gedichten speelt de minne, het mystieke verlangen naar eenheid met God, een grote rol. Deze gedichten zijn sterk geïnspireerd door de (wereldlijke) liederen van de trouvères en troubadours. De eerste weltbewuste bundel poëzie in het Nederlands;
16 mengeldichten. Deze gedichten zijn berijmde brieven, die bedoeld zijn geweest voor de vrouwen aan wie Hadewijch leiding gaf. De mengeldichten hebben geen strofische vorm, zoals de andere gedichten. Alleen een.
Verder zijn er van Hadewijch ook nog proza-werken overgeleverd:
31 brieven waarin Hadewijch haar visionair-mystieke leer uiteenzette; ze waren bedoeld als geestelijke leiding voor de jonge vrouwen met wie ze samenleefde. Vaak lijken de brieven meer op toespraken dan op 'echte' brieven. De brieven lijken wat inhoud betreft veel op de mengeldichten, alleen zijn de brieven niet berijmd. (motto: ‚bemin God met geheel uw ziel, en al wat Ge verder doet is goed').
14 visioenen. Het zijn geschriften van zeer persoonlijke aard. Het persoonlijke verband met Christus. Het schema:
1) situering van de gebeurtenis op een bepaald ogenblik in een niet nader te bepalen verleden;
2) het relaas van het visionair geschuowde (wizja, widzenie) met de verklaring (wyjaśnienie) ervan;
3) de mededeling(informacja) dat zij door God met de mystieke genade(miłosierdzie) is begunstigd(wspierane)
wat maakt van haar de meest moderne schrijfsteres van de Middeleeuwen
- de vorming van de literatuur was niet eenduidig dat de auteur een echt auteur is (literatuur was gevormd van een bevel) Hadewijch was een eerst bewust schrijver in Europa, die proza heeft geschrijven.
Zij heeft bewust verschillende literaire constructies gebruikt.
Jan van Ruusbroec (1293-1381) was priester in Brussel toen hij zijn eerste werken schreef. Later stichtte hij, samen met enkele anderen, het klooster Groenendaal even ten zuiden van de stad. Daar kon Ruusbroec zich in alle rust wijden aan een leven met God. Ook hier schreef hij verschillende grote en kleine mystieke traktaten. Ruusbroec was al bij zijn leven beroemd en zijn werk kreeg een grote verspreiding. Het werd tot in Zuid-Duitsland gekopieerd en al gauw werd het vertaald in het Latijn. Maar de grootste invloed had hij natuurlijk in zijn directe omgeving. Het duidelijkst blijkt dit wel uit het wonderbaarlijke verhaal over Jan van Leeuwen († 1378), de kok van het klooster Groenendaal. Toen hij zich aansloot bij Ruusbroec was hij volstrekt ongeletterd, zo wil het verhaal. Maar door goddelijke inspiratie leerde hij zichzelf lezen en schrijven, en tussen het bereiden van de dagelijkse maaltijden schreef hij verschillende mystieke teksten. Een betere illustratie dat het bij mystiek niet gaat om geleerdheid, maar om genade van God, is nauwelijks denkbaar.