HIERONYMUS VAN ALPHEN EN ZIJN KLEINE GEDIGTEN VOOR KINDEREN
HIERONYMUS VAN ALPHEN (1746-1803)
I. Het ontstaan van Kleine gedigten….
Begin 1778 in Utrecht: de eerste uitgave van: Proeve van Kleine Gedigten voor Kinderen
24 gedichtjes
zonder auteursnaam
zonder illustraties
De bedoeling van auteur: als vader van kinderen, aan hen en aan andere kinderen in de leeftijd van vijf tot tien jaar iets nuttigs en tegelijk bevattelijks te lezen geven zoals dat in Nederland niet eerder was gedaan
Van Alphen zowel in de literaire geschiedschrijving als in de publieke opinie geldt als de vader van het Nederlandse kinderboek.
Maar dat betekent niet dat Nederlandse kinderen vóór 1778 nooit boeken hebben gelezen:
In het 18de-eeuwse Nederland: het Groot A/B/C/ Boek, de Spreuken van Salomo en de kleine catechismus gebruikt op elke volksschool
Voor het protestantse volksdeel: bijbellectuur verplicht
Leerboekjes voor schoolgebruik of voor particulier huisonderwijs
ook allerlei ontspanningslectuur voor jong en oud zonder leeftijdsonderscheid:
goedkope, met primitieve houtsneden versierde herdrukken van laat-middeleeuwse volksboeken als Reinaert, Uilenspiegel of De Vier Heemskinderen
nog oudere fabels van Aesopus
spannende reisverslagen over de zeventiende-eeuwse schipper Bontekoe
bijbelse en profane prentenboeken
raadsel- en anekdotenbundels
één fundamenteel verschil tussen die traditionele ontspanningslectuur en de Proeve waarvan hij terecht de schepper van het moderne Nederlandse kinderboek mag heten:
Het nieuwe: Van Alphen richtte zich als eerste uitdrukkelijk tot jonge kinderen met een voor hen verstaanbare en nooit eerder in Nederland op zo'n attractieve manier gepresenteerde pedagogische boodschap
De nieuwe pedagogie:
Als vader van drie kinderen de auteur vanzelf geconfronteerd met het probleem van hun opvoeding; meeste mensen lieten deze taak aan een gouverneur over
De vraag hoe men eigen of andermans kinderen het best zou kunnen opvoeden vanaf de jaren zestig een problematische kwestie
Pedagogie (het woord ook nieuw!) plotseling iets waar iedere verlichte burger zich druk over moest maken:
- Daarvan hing het heil van zowel het individu als de natie af.
- Wie, als de Verlichtings-ideologen, geloofde in de maakbaarheid van een samenleving met redelijke en daardoor ook deugdzame burgers had immers de beste kans van slagen met de opvoeding van de jeugd
Waar kwam die verlichte pedagogie vandaan? Welke auteurs hebben haar gecodificeerd?
John Locke en zijn Some Thoughts concerning Education (1693), 1753 - de Nl. vertaling
grote nadruk gelegd op het spelende leren in vrijheid, anders gezegd: op het leerplezier dat een kind moest kunnen hebben.
Dat leren bestond vooral uit nuttige-kennisverwerving
Als kinderlectuur beval hij speciaal de fabelen van Aesopus aan, liefst met plaatjes
2) Jean-Jacques Rousseau en zijn Émile, ou de l'Éducation (1762)
- de ideale educatie beschreven en gedemonstreerd aan het geval van de jonge Émile, die, ver van de beschaafde (= bedorven) wereld, een natuurlijke opvoeding kreeg.
Hoofdles voor de Nieuwe Mens was de stelregel: laat betijen, dwing niets af.
Het kind zal met vallen en opstaan vanzelf wel het stilzwijgend gegeven voorbeeld van zijn opvoeder volgen.
Ook bij het onderricht elke dwang - een zonde
Verkeerd: kinderen vol te stoppen met feitenkennis, waarvan ze het nog niet inzien. Alles komt aan op inzicht en daarom vermijde men een kind lastig te vallen met godsdienstige leerstelligheden
3) Johann Bernhard Basedow - de stichter in 1774 van het Philantropinum te Dessau
een modelschool
de principes : stimulering tot zelfwerkzaamheid, lichamelijke harding; aanschouwelijk onderwijs, afgestemd op nuttig burgerschap, zedelijke vorming in algemeen-christelijke zin door middel van moraliserende vertellingen, kindvriendelijke benadering volgens een systeem van straffen en beloningen.
`leerboek': Elementarwerk van Basedow (1774), rijk geïllustreerd met kopergravures van Daniel Chodowiecki
4) Ook inheemse opvoedingstradities
a) een christen-humanistische met Cats, Van Effen en andere 18de-eeuwse spectators
het kind gezien als een met zachte dwang te formeren plantje
b) een streng-gereformeerde
de volle nadruk gelegd op de principiële zondigheid van elke mens
de vreze van de Heer gezien als voornaamste tuchtmiddel (De Geestelycke Queeckerye van de Jonge Planten des Heeren [...] Ofte Tractaet van de Christelycke Opvoedinghe der Kinderen (1740) van Joannes De Swaef)
In beide benaderingen: de zorg en ook de liefde voor het kind centraal
Kleine Gedigten voor Kinderen herinneren inhoudelijk of in hun beeldgebruik soms aan Locke, Rousseau en de Duitse filantropijnen, dan weer aan de oude Cats
Maar verder dan een oppervlakkige parallellie gaat die overeenkomst nooit
Twee meer directe inspiratiebronnen:
Lieder für Kinder (Leipzig 1767/1769) van Christian Felix Weisse
Kleine Lieder für kleine Mädchen und Jünglinge (Berlijn 1777) van Gottlob Wilhelm Burmann
II. Literaire aspecten van Kleine gedigten….
1. De vorm van de gedichten
Van Alphens kindergedichten onderscheiden zich naar vorm en inhoud van alles wat in die tijd in Nederland geschreven werd
Bijzonder: de pregnante vorm (zwięzła forma, ale kryjąca w sobie wiele treści)
Het taalgebruik is ook zo natuurlijk dat de korte tekst door enkel lezen al in het geheugen bleef.
Binnen dat beperkte bestek: verscheidenheid in regellengte, strofenbouw, rijmschema, motieven en genrevormen.
Men vindt er:
dichterlijke vertellingen (b.v. `Het gebroken glas')
samenspraken, een rijmbrief (`Carel aan zijn zusje Caatje')
de aanspraak (`Welkomgroet van Claartje voor haar kleine zusje')
lyrische gedichten (`De zingende Willem')
grote groep die door de zinnebeeldige toepassing van een tevoren beschreven dier of voorwerp verwant is aan het embleem (`Het hondjen' of `De vogel op de kruk')
De grondmaat: vooral de jambe of trochee
ook het experiment met rijmloze poëzie
Ondanks die verscheidenheid in vorm maakt het geheel toch een zeer homogene (jednorodny) indruk dankzij het ethos van de Verlichting dat overal in doorstraalt
Kleine Gedigten… zijn zo bedrieglijk eenvoudig: daarachter auteurs fenomenaal vermogen om in zeer pregnante taal en in het kortst mogelijke bestek een compleet normenpatroon, dat van de gevoelige Verlichting, gestalte te geven.
2. Kinderwereld in de gedichten
een geest van blijmoedigheid
`vrolijk' als sleutelwoord
een vlijtig, oppassend kind heeft immers niets te vrezen: niet van vader die zijn `beste vriend' is; niet van God die ons `tot geluk geschapen' heeft
ook de dood heeft niets akeligs
de natuur is altijd mooi, ook wanneer het onweert
Alle reden dus tot vrolijkheid, dankbaarheid en tevredenheid
(deze eigenschappen voor de verlichte burger uit de 18de eeuw de hoogste vorm van geluk)
Vrolijkheid: vooral de innerlijke en gelijkmatige vreugde die komt uit de wetenschap: alles loopt in deze wereld zoals het door een wijze God is bedoeld zolang ik maar mijn plicht doe
Voor een kind uit het gegoede burgermilieu betekende dat laatste vooral: zijn lessen leren
toen nog geen wettelijke leerplicht, kinderen kregen meestal alleen particulier huisonderwijs maar het was de noodzaak tot intellectuele vorming
Volgens de waardeschaal van de Verlichting stond kennis gelijk met deugd:
Wie dom bleef miste ook de kans op volwaardig menszijn
goede studieprestaties: de basis voor materiële welstand
Toch benadrukt Van Alphen in gedichten nergens dit maatschappelijk perspectief
Voorop: het leerplezier
Leren moet, elke dag; maar leren is ook leuk !!!( b.v. `Het vrolijk leeren')
En niets leuker dan een leesboek met mooie prentjes, waarvoor het gewone speelgoed (hoepel en priktol) graag opzij wordt geschoven
Die keuze: extra betekenis, omdat eerder naast kleding en voedsel ook het speelgoed tot de dingen gerekend werd die `Het kinderlijk geluk' bepalen.
Moet dus speelgoed zo snel mogelijk voor een leerboek worden ingeruild?
- Het antwoord in `Klaartje en Keetje': `Somtijds spelen, somtijds lezen,/Dat zal wel het beste wezen'.
De belevenissen en reflecties van de kinderen vooral binnen de eigen huiselijke kring van vader, moeder, broertjes en zusjes met hun speelgenoten
Het gezinsverband staat centraal
de liefdesband tussen de ouders nadrukkelijk geaffirmeerd
Verdere verwanten (grootouders, ooms, tantes, neven of nichten) bijna niet aanwezig, evenmin als buren of vrienden van de familie
Enkele keer een tuinman, een andere gedienstige
Problematischer: de omgang met mensen die niet tot de eigen kring behoren
Confronterend lijkt de ontmoeting met bedelaar
Het geld wordt zonder aarzeling gegeven, maar het versterkt alleen het gevoel van dankbaarheid voor eigen welstand en brengt het geloof in de standenmaatschappij geen moment aan het wankelen.
Tegenover dit maatschappelijk conservatisme: denkbeelden en gevoelens die van een verlichte geest getuigen:
de afwezigheid van elke godsdienstige leerstelligheid
alle leerstellige kwesties over erfzonde, verlossing, hel en hemel buiten beschouwing
Die horen pas bij een latere fase van de opvoeding
In plaats daarvan: God voorgesteld als een liefhebbende Vader
b) De aanwezigheid van het nieuwe patriottische sentiment
(hier nog vrij van de partijpolitieke invulling uit de jaren tachtig, toen Patriotten en Oranjegezinden tegenover elkaar kwamen te staan) b.v.`De liefde tot het Vaderland'
In dat nieuwe vaderlands gevoel manifesteert zich een geest van burgerzin die al bij het jonge kind moet worden aangekweekt
c) Maar het verlichte denken kent in de 18de eeuw diverse modificaties naar tijd, landaard, godsdienstige inkleuring en werkingsterrein
Op sommige plaatsen: het zuivere rationalisme van de deugd
De nuchtere afwijzing van alle bijgeloof
Ook voorbeelden van een op dat tijdstip in Nl. literatuur nog zeldzame sensibiliteit: deze nieuwe gevoeligheid vooral in de familiale betrekkingen van ouders en kinderen onderling of tot elkaar
Dieren fungeren voornamelijk als waarschuwende deugdspiegel
Maar ook een sentimentvolle dierenliefde die de gevoelige Verlichting verraadt
Datzelfde geldt voor enkele natuurtaferelen: de natuur niet langer als decor voor moralisatie maar plaats waar met fijn gevoel een stemmingsbeeld wordt opgeroepen
III. Illustraties
prentjes van kunstschilder Jacobus Buijs zijn meer dan een weergave van wat in het bijpassende gedicht te lezen staat.
Ze plaatsen het gelezene ook in een bepaalde sociale omgeving.
Men ziet meteen dat we ons in de wereld van de gegoede burgerij bevinden:
aan de kleding van ouders en kinderen
aan de huisinrichting
aan de geometrisch aangelegde tuin met tuinbeelden en hooggeschoren hagen
4