Joost van den Vondel (1587-1679)
Geboren in Keulen in 1587. Zijn vader en moeder waren protestant, en daarom moest de familie van den Vondel vluchten. Ze gingen naar Amsterdam. (Tachtigjarige Oorlog)
1609-1620: Vondel als een DOOPSGEZINDE DICHTER
werken in verband met het Oude Testament
het Oude Testament is niets anders als `een voorspel van tghene men inden toekomenden Messias te verwachten hadde'
de wereldgeschiedenis en mythologie, het Oude en Nieuwe Testament, de wijsgerige inzichten van heidenen en christen, van wijzen en kunstenaars, de opstand van Lucifer en de gebeurtenissen uit eigen tijd als openbaringen van God aan de mens. De geschiedenis en de menselijke fantasie brachten niets anders dan allegorische afspiegelingen van dat wat wezenlijk was: van God; volledig openbaarde hij zich in Christus.
Voorbeeld: Pascha (1610)
Na 1620: KLASSIEKE ORIËNTATIE
Vondel leerde Latijn en maakte zich de klassieke cultuur en de humanistische wetenschappen eigen
betrokken bij de strijd tussen de remonstranten en contraremonstranten
Senecaans drama
Voorbeeld: Palamedes (1625)
1625-1632: Vondel als een MAATSCHAPPELIJK GEËNGAGEERDE DICHTER
lofdichten op prins Frederik Hendrik en zijn familie
kritiek op de contra-remonstranten in Amsterdam
de voorstander de vrede met Spanje, net als het Amsterdamse bestuur
1637-1641: KLASSIEKE HERORIËNTATIE
Overgang van Senecaans drama naar de Griekse tragedies
Voorbeeld: Gysbrecht van Aemstel (1637)
de ondergang van het oude, middeleeuwse Amsterdam
parallellen tussen de steden Amsterdam, Troje en Bethlehem
Aan de ondergang van Amsterdam geeft Vondel een christelijke moraal. Hij laat de val van de stad zien als een door God gewilde beproeving van Gysbrecht van Aemstel, zijn vrouw Badeloch en de andere Amsterdammers. Deze beproeving heeft echter een reden: na de ondergang van het oude Amsterdam zal het nieuwe Amsterdam
Na 1641: KATHOLIEK WERK
geïsoleerde positie van de dichter
fel verzet tegen hem uit de calvinistische hoek
verder: LOF VOOR DE GEVESTIGDE ORDE (vreugde over de vrede met Spanje )
Lucifer (1654)
`Lucifer'is één van de bekendste werken van Joost van den Vondel. Vondel zelf is ook één van de bekendste schrijvers uit de literatuurgeschiedenis van Nederland.
Toen het boek uitkwam waren er veel mensen op tegen, het toneelstuk werd ook niet vaak gespeeld. Nu in onze tijd, wordt het toneel ook niet meer gespeeld, maar het boek wordt nog wel veel gelezen.
5 bedrijven en de Inhoudt (een soort inleiding op het boek. Er staat nuttige informatie in, zodat je weet waar het ongeveer over gaat )
Het verhaal spelt zich af tussen de schepping en de zondeval. De mens was er al, maar alles op aarde was nog goed. De vrucht van de Boom des Levens was dus nog niet gegeten.
“Het thema is goed en kwaad”
Beschrijving karakter van de hoofdpersoon:
De hoofdpersoon in het boek is Lucifer. Lucifer kan zelf niet goed keuzes maken. Hij laat zich mee slepen met de boze engelen. De goede engelen proberen Lucifer nog over te halen, maar uiteindelijk kiest hij voor het kwade. Hij wordt verworpen en wordt een monster. Lucifer wil graag machtig zijn. Als de kwade groep engelen hem beloven dat hij de macht krijgt, kiest hij dus voor het slechte, waardoor hij verworpen werd uit de hemel.
Lucifer - een tragische figuur
Welke eigenschappen heeft Lucifer?
'staatzucht' contra stoïcisme
de staatzucht brouwt de talloze onheilen, waarvan de geschiedenis van het mensdom vervuld is
Lucifer staat tegenover God, de Waarheid en Goedheid
de reden: de jaloersheid van Lucifer maakt zijn hoogmoed groter en drijft hem tot verzet tegen God en diens raadsbesluiten met betrekking tot de mens
tegenover Lucifer verschijnen ten tonele Gods gezant Gabriël, Gods veldheer Michaël en Gods genadebrenger Rafaël
Lucifer als een barokke tragedie
het kolossale, machtige, overweldigende
Vondel schept persoonlijkheden op de toppunten van hun vermogens en strevingen: hij voert alle verhoudingen tot hun hoogste spanning op
Vondel geeft de grootste tegenstellingen en hevigste conflicten: de schoonste onder de engelen, die als een afzichtelijk monster neerstort in de hel
de oerstrijd tussen het Goed en het Kwaad is in Lucifer de strijd tussen aandrang en plicht en het conflict tussen nederigheid en trots
Personages:
Belzebub: Vliegengod
Belial: Deugniet
Apollion: Verderver
Lucifer: Lichtbrenger, morgenster
Gabriël: Kracht Gods
Michaël: Wie is gelijk aan God?
Rafaël: Geneesmiddel Gods
Uriël: Vuur Gods
Levensgeschiedenis
Van den Vondel werd geboren in Keulen. Zijn ouders waren doopsgezind en waren in 1585 de stad Antwerpen ontvlucht. In 1597 vestigden zij zich in Amsterdam. In 1610 trouwde Joost van den Vondel met Mayke de Wolff (Keulen, 1586 - Amsterdam, 15 februari 1635). Hij verdiende zijn brood met zijn kousenhandel in de Warmoesstraat. Zijden kousen kostten in die jaren zestien gulden in de winkel, die hij van zijn vader overgenomen had. Drie van zijn vijf kinderen, onder andere Constantijntje, zalig kijntje (1632-1632) en Saartje, de vreught van de buurt (1625-1633) overleden jong.
Van den Vondel werd lid van de Brabantse rederijkerskamer "Het Wit Lavendel". In 1613 begon hij Latijn te leren om Seneca te kunnen lezen, en later leerde hij Grieks om zijn toneelstuk Palamedes oft vermoorde onnooselheit te kunnen schrijven. De controverse rond Johan van Oldenbarnevelt en prins Maurits was de aanleiding voor Palamedes; met de 'vermoorde onnozelheid' werd Oldenbarnevelt aangeduid, en in de figuur van koning Agamemnon kon prins Maurits worden herkend. Het stuk verscheen in oktober 1625, enkele maanden na het overlijden van Maurits. Palamedes is een scherpe kritiek op de stadhouder, en de auteur moest Amsterdam ontvluchten. Hij verbleef enige tijd in Beverwijk, maar moest toch voor het werk terechtstaan. De forse boete van 300 gulden is mogelijk door schepen Albert Coenraads Burgh betaald, die Van den Vondel het idee van zijn toneelstuk aan de hand had gedaan.
Palamedes was echter een populair toneelstuk, waarvan tot 1800 minstens vijftien drukken zijn verschenen. In de uitgave van 1652 heeft Van den Vondel een aantal woorden (zoals zonde) vervangen, en sommige politieke toespelingen werden verscherpt. Het werd pas in 1663, in Rotterdam, voor het eerst opgevoerd. Twee jaar later, toen de Amsterdamse schouwburg gesloten was vanwege een verbouwing, werd het stuk daar buiten de verantwoordelijkheid van de regenten opgevoerd.
In 1641 ging Van den Vondel over van de Remonstranten tot de Rooms-katholieke Kerk, wat hem niet in dank werd afgenomen in de hoofdstad van de Republiek, waar calvinistische predikanten veel invloed hadden. De schouwburg in Amsterdam was daarentegen een katholieke aangelegenheid: de schouwburgbestuurders Jan Vos (dichter) en Claes Cornelisz. Moeyaert (schilder) waren katholiek.
In de jaren 1640 werden teksten van Vondel op muziek gezet door de vooraanstaande componisten Cornelis Padbrué en Cornelis de Leeuw. [1]
Omdat zijn zoon Joost (1612-1660) door zorgeloosheid in moeilijkheden was gekomen, reisde Van den Vondel in 1657 naar Denemarken. Van den Vondel dichtte O, Goon! wilt mij verlossen van deze Deensche ossen. Na het faillissement van de kousenzaak in de Warmoesstraat werd hij in 1658 suppoost bij de Bank van Lening, een zogenaamde sinecure, waar hij in 1668 gepensioneerd werd. Van den Vondel woonde op het Singel, niet ver van de Torensluis. Zijn zoon overleed op de heenreis naar Indië, voor Kaap de Goede Hoop. Van den Vondel werd verzorgd door zijn dochter Anna (1613-1675) en zijn nicht Agnes Block. Hij overleed op 91-jarige leeftijd. Als zijn laatste werk dichtte hij spottend zijn grafschrift:
Hier leit Vondel zonder rouw,
Hy is gestorven van de kouw
Werken
Variëteit aan teksten
Tot Van den Vondels bekendste toneelwerken horen zijn stukken Gijsbrecht van Aemstel, een stuk dat door de predikanten aanvankelijk verboden werd: het zou Roomse sympathieën bevatten, en Lucifer.
Hekeldicht
Zijn gedichten, met name de hekeldichten, bevatten vaak steken onder water aan het adres van de staat. Niet zelden verkeert deze kritiek in protest, regelrechte haat en woede: een voorbeeld is Het stockske van Joan van Oldenbarnevelt. Sterke verontwaardiging klinkt ook door in het inleidende sonnet (door Van den Vondels puristischer Klinkert genoemd) tot Palamedes oft Vermoorde Onnooselheijd, waarin die "vermoorde onschuld" slechts ogenschijnlijk een figuur uit de Oudheid is: in werkelijkheid stond Palamedes voor de terechtgestelde Oldenbarnevelt, en deze subtekst kan de tijdgenoten onmogelijk ontgaan zijn.
Van den Vondel zelf gaf te kennen dat hij niet kon zwijgen:
maer wat op 's harten gront leyt, dat weltme na de keel.
Religieuze poëzie
Daarnaast heeft hij echter ook poëzie geschreven die louter religieus was, zoals tweemaal een Kerstlied:
O wat zon is komen dalen
in den Maagdelijken schoot!
Ziet hoe schijnt ze met heur stralen
Alle glanzen doof en dood.
Ander werk
Lichtvoetig is het gedicht Op het Toonneel des Aerdrycks, ofte Nieuwe Atlas; uytgegeven door I. en C. Blaeu van Van den Vondels hand dat in de atlas van Blaeu werd opgenomen,[2] en dat begint:
De wereld is wel schoon, en waerdigh om t'aenschouwen,
Maer 't reizen heeft wat in. de kosten vallen swaer.
Men magh den Oceaen niet al te veel betrouwen.
De Bergen rijzen steil. de bosschen zien te naer.
Na deze klaagzang, die zo nog enige strofen verdergaat, is Van den Vondels conclusie onontkoombaar: de lezer kan zich de moeite besparen, en zich beperken tot een reis door de kunstige atlas:
O reisgezinde geest, ghy kunt die moeite sparen,
En zien op dit Toonneel de Wereld groot en ruim,
Beschreven en gemaelt in kleen begrip van blaren.
Zoo draeit de schrandre kunst den Aerdkloot op haer duim.
Renaissancist en rederijker
Van den Vondel was een Renaissancedichter, maar een die pas op volwassen leeftijd Latijn leerde. Laatmiddeleeuwse invloeden, met name die van de Rederijkers, zijn evenzeer sterk in zijn werk aanwezig: woordspelingen:
1