Algemene taalkunde
2de studiejaar
2011/2012
dr Jacek Karpiński
Zagadnienia do egzaminu z językoznawstwa ogólnego
1. Algemene definitie van de taalkunde; algemene taalkunde; ��ntalige vs. meertalige
taalkunde; synchrone vs. diachronie taalkunde; theoretische vs. toegepaste taalkunde;
interne vs. externe taalkunde; descriptieve vs. prescriptieve taalkunde
2. Historia językoznawstwa (najstarsze badania nad językiem; Panini; językoznawstwo w
Indiach i Grecji; naturalny i konwencjonalny stosunek wyrazów do rzeczy; analogiści i
anomaliści; Dionizjusz Trak, Dyskolos; Leibniz; Jones; Bopp; Humboldt; Rask; Grimm;
Schleicher; młodogramatycy; Baudouin de Courtenay; de Saussure, fazy mowy;
strukturalizm, szkoła praska i kopenhaska; TesniŁre, gramatyka dependencyjna; B�hler,
funkcje języka; Jakobson, prymarne i sekundarne elementy systemu fonologicznego;
Hjelmslev; językoznawcy amerykańscy, Sapir, Chomsky, gramatyka transformacyjno-
generatywna; językoznawstwo matematyczne; kognitywizm)
3. Czym jest język? Cechy charakterystyczne języka naturalnego.
4. Język naturalny vs. inne  języki (język zwierząt, języki sztuczne, język programowania,
komunikacja niewerbalna), język migowy, pantomima
5. Het cognitief systeem (lingu�stische competence, kennis van de wereld, communicatieve
competence; mentaal lexicoon)
6. Mózg (gebied van Broca, gebied van Wernicke; corpus colossum, prawa i lewa półkula,
dominacja półkul)
7. De cognitieve basis van de taal (teken: index, icoon, symbool; indexicaliteitsprincipe:
deiktische uitdrukkingen, deiktische ori�ntatie, intrinsieke ori�ntatie, antropocentrisch
perspectief; iconiciteitsprincipe: volgordeprincipe, afstandsprincipe, kwantiteitsprincipe;
symbolisch principe: arbitrariteit; lexicale categorie�n: prototype en marginale leden)
8. Het Nederlands in de wereld (Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba, Belgi�,
Suriname)
9. Het Afrikaans
10. Algemeen Nederlands. Poldernederlands. Verkavelingsvlaams.
11. Het Groene Boekje (de belangrijkste spellingaanpassingen uit 2005: de tussen  n, de
 pannenkoekregel; aan elkaar, los of met een streepje; hoofdletters en kleine letters), het
Witte Boekje
12. Genootschap Onze Taal
13. Nederlandse Taalunie
14. IVN
15. ANS
16. Dialecten van het Nederlands (Limburgse, Brabantse, Saksische, Hollandse, Zeeuwse
dialecten)
17. Talen en minderheden in Belgi�
18. De Vlaamse Beweging
19. Het taallandschap in Vlaanderen (in contrast met Nederland). Verschillen en
overeenkomsten tussen het Nederlands in Nederland en in Belgi�
20. Taalsituatie in Brussel
21. Jongerentaal, straattaal en Murks. Het Nederlands in de multiculturele samenleving
22. Het schrift. Geschiedenis van het schrift (Spijkerschrift, het ontstaan van ons alfabet 
ontwikkeling van het schrift in China, Egypte, Griekenland en Rome; het ontstaan van
kleine en grote letters)
23. Spraak vs. schrift
24. Schriftsystemen (voorwerpschrift; ideografisch, syllabisch, alfabetisch schrift;
geheimschriften; kortschrift; fonetisch schrift; muzieknotatie;  sein talen; zespuntenschrift;
handalfabetten)
25. Schriftsystemen in de wereld (Arabisch, Armeens, Chinees, Georgisch, Grieks,
Hebreeuws, Japans, Sanskriet, Tamil, Thai)
26. Gekozen methoden in de glottochronologie
27. Genetische taaltypologie. Overzicht van satem- en kentumtalen
28. Fonologische taaltypologie
29. Morfologische taaltypologie
30. Syntactische taaltypologie
31. Semantische taaltypologie
32. Algemene karakteristiek van het Nederlands
33. Karakteristiek van de talen van de wereld (Italiaans, Portugees, Roemeens, Spaans,
Frans, Deens, IJslands, Noors, Zweeds, Nederlands, Duits, Engels, Afrikaans, Lets,
Litouws, Servisch, Kroatisch, Russisch, Tsjechisch, Slowaaks, Russisch, Bulgaars,
Pools, Albanees, Maltees, Estisch, Fins, Hongaars, Turks)
34. Taalkundige terminologie
35. Problematyka poruszana w pracy semestralnej