411
Ik neem dit voorbeeld, omdat historisch ge-zien alle kracht en alle bevoegdheden van een parlement zijn ontsproten aan het budgetrecht en het stellen van fiscale mogelijkheden.
Reeds jaren lang vraagt de rapporteur van onze budgetcommissie aan de Excecutieven: Geef ons bij uw begroting een politiek stuk, een politieke toelichting. Met andere woorden: Wat is het beleid dat u zult gaan volgen, opdat in het Parlement dan ook een politiek debat over dit beleid kan worden gevoerd. Ik mag niet zeggen dat dit tot nog toe is geweigerd, want de wenselijkheid ervan is niet tegen-gesproken, maar de werkelijke doorvoering ervan is zeer summier en beperkt zich gewoon-lijk tot een financieel-technische beschouwing. Deze is uitermate interessant voor financiele technici, maar dit Parlement, waarin gelukkig ook financiele technici zitting hebben, is toch voor alles een politiek orgaan en zal vast-knopende aan de budgettering toch ook de toe-komstige politiek willen bespreken. Immers met de gelden die gevoteerd worden, wordt die politiek gevoerd.
De vraag is: Wat zou de conseąuentie zijn wanneer op een gegeven ogenblik dit Parlement uitdrukkelijk zou beslissen geen advies uit te brengen omdat het geen behoorlijk be-leidsstuk heeft gekregen.
Dan wordt volgens de desbetreffende bepa-lingen van de Verdragen — ik stel een hypo-thetische situatie — de begroting goedgekeurd en kan men doorgaan.
Ik vraag mij af, of de politieke positie van de Executieve op dat ogenblik bijzonder scherp zou zijn.
In mijn land kent men niet, althans in het geschreven staatsrecht, het begrip motie van wantrouwen, motie van censuur. Toch kan een dergelijke motie worden aangenomen. De con-seąuenties ervan zijn bij ons niet geregeld. Toch raad ik een regering van harte aan, niet aan te blijven ais een dergelijke motie wordt geaccep-teerd. Ik wil dit zeggen, dat ik gaarne de me-ning onderschrijf dat het nodig zal zijn dat het Parlement zijn wensen kenbaar maakt op het punt van de bevoegdheden die het voor een goede uitoefening van zijn functie meent nodig te hebben.
Ik meen aan de andere kant dat de parlemen-taire praktijk — dit Parlement bestaat uit erva-ren parlementsleden, niet uitgekozen buiten de parlementen — het mogelijk moet zijn ook
— 761 —
buiten de bepalingen, zo onvolkomen ais ze nu zijn, politieke macht en invloed uit te oefenen op de gang van zaken.
Ik wil nog een enkele opmerking makcn over iets dat in de rapporten niet centraal is gesteld, namelijk de relatie van deze komende verkie-zingen tot de kiezer.
Er is aan de mogelijkheid gedacht hierover een afzonderlijk rapport uit te brengen. Men heeft de rapporten samengevoegd met de ge-dachte dat men een apart systeem van publiei-teit voor de gemeenschap wenste.
Ik geloof dat dit juist is, want de vraag of de kiezer met een werkelijke interesse en ge-boeid deze verkiezingen zal volgen en of hij er actief aan mee zal werken is geen kwestie die alleen dit Parlement aangaat. Die kwestie moet zo worden opgelost, dat inderdaad de Europese kiezer gaat begrijpen en gaat weten wat er in deze Gemeenschappen gebeurt.
Mijnheer de Voorzitter, ik heb in het begin van mijn betoog al gezegd dat al dit supra-nationale werk tot een bepaalde groep van per-sonen beperkt is gebleven. In deze kring werd mij onlangs de vraag gesteld: Wat doet gij eigenlijk in de Benelux?
Mijnheer de Voorzitter. de Benelux heeft de-zelfde fout gemaakt. De Benelux heeft zich niet aan de menigte kenbaar gemaakt. Ik geloof dat het inderdaad zaak zal zijn dat er, alvorens deze verkiezingen plaatsvinden, voor wordt gezorgd dat de nodige activiteit wordt ontwikkeld opdat de volken van Europa weten wat de Gemeenschappen doen en hoe zij handelen.
Ik wil hieraan nog een opmerking toevoegen. Een dergelijke publiciteit zal te allen tijde mank gaan — ik hoop, dat de mensen van de public relations het mij niet kwalijk zullcn ne-men dat ik dit zeg — aan een zekere steriliteit, omdat deze publiciteit objectief moet zijn, voor-zover dit mogelijk is
Ik meen dat het de iaak is van ons, de politici van deze Europese Gemeenschappen, aan deze zakelijke voorlichting inhoud en warmte te ge-ven door datgene wat wij van het werk hier kennen vanuit onze visie, vanuit onze politieke visie ook, over te brengen aan de kiezers die wij moeten benaderen. Daarmede brengen wij het persoonlijke element in de voorlichting.
Zonder dat persoonlijke element zal het naar mijn mening nooit mogelijk zijn zodanige ver-kiezingen te doen plaatsyinden, dat een com-
— 702 —