6. Het humanisme in de Lage Landen
RENAISSANCE:
16e eeuw
oudheid → rede →geloof
de uitvinding van de boekdrukkunst ca. 1450 (idereen kan boeken hebben)
ontstond in Italië, waar de resten van het klassieke verleden te vinden waren
van Italië → Frankrijk → Nederland
LITERATUUR (meer persoonlijke emoties en ideeën):
Petrarca (14e eeuw)- persoonlijke karakter van z'n poëzie
Boccaccio - „Decamerone” - openhartige manier over het lifdesleven van de mens
KENMERKEN:
mensen willen van hun leven op aarde genieten (carpe diem = pluk de dag), ze denken aan de dood niet (memento mori = gedenk te sterven)
aandacht besteed aan het leven en het menselijke lichaam
kunstenaars niet meer anoniem - nu werden ze persoonlijkheden belangrijk
HUMANISME:
gestimuleerd door bestudering van de klassieke oudheid
vernieuwing in de filosofie en de wetenschappen
de humanisten bekeken het leven antropocentrisch (de mens centraal) in plaats van theocentrisch (God centraal) zoals in de middeleeuwen → de menselijke wereld in het middelpunt van de belangstelling
individualisme - de mens is onafhankelijk, hij zoekt naar de aantwoorden voor z'n vragen in hem
ideaal voor de mens - tot een algemeen ontwikkelde persoonlijkheid uitgroeien
belangrijke humanisten: Thomas More en Desiderius Erasmus
1511 „De lof der zotheid” Erasmus - hoe de wereld door de zotheid geregeerd wordt
REALISME:
belangstelling voor de mens
de mensen richten zich meer op hun eigen 'realiteit'
NATURALISME:
aandacht voor de natuur, voor de aarde
menselijke problemen niet afhankelijk van God
de natuur is het toebehoren van de mens
bepaal de meest cruciale historische gebeurtenissen van die tijd die de invloed op de literatuur hadden
de beweging devotio moderna leidde tot reformatie (van 1517 - : Luthers 95 stellingen worden gepubliceerd als reactie tegen de aflaatverkoop van Johann Tetzel, een Dominicaans priester.). Mensen begiennen om opnieuw de Bijbel te interpreteren. De Bijbel werd verteld en meer mensen, niet alleen heel opgeleid, konden het lesen
Oddekingsreizen - leidden tot verbreideing van wereldbeschouwing en tot colonisatie. Europa was niet meer het kern van de wereld
Uitvinding van drukpers ca. 1430/50 door Johannus Gutenberg. De literatuur werd meer beschikbaar.
Beleg en val van Constantinopel (1453) (upadek konstantynopola) - veel geleerden uit Constantinopel kwamen naar west Europe en werkten op universiteiten
Renaissance (1568-1669):
Człowiek kieruje się rozumem
De mens in het centrum van belangstelling
Drang naaar kennis
Psychische toestanden
Wetenscap, reizen, universitaiten, analyseren, verstand (het middel waarmee de mensen de wereld onderzoekten)
Geloof minder gewaardeerd, kritisch denken
Individualisme
Belangstelling voor de mens als individu (Leibniz) en als heer van de aarde
Naturalisme
Realisme (waarheid van het verstond)
Echte personen, psychologisch beeld van de mens, individualisme
Vanaf ca. 1550 zijn er veranderingen te constateren in de Nederlandse literatuur. Deze ontstaan in hoofdzaak onder invloed van de zgn. Renaissance. Dit is letterlijk wedergeboorte: de herleving van de klassieke, de Griekse en Romeinse cultuur. Deze antieke beschavingen worden herondekt, en de geschriften uit die tijd worden opnieuw uitgegeven en grondig bestudeerd.
Het Latijn is daarbij de internationale taal voor geleerden en ontwikkelde kunstenaars. De mensen die zich intensief met de bestudering en het uitgeven van de klassieke teksten bezighouden, worden humanisten genoemd. Als eerste humanist beschouwt men de Italiaan Petrarca (ca. 1350). Wereldberoemd werd de uit onze streken afkomstige Erasmus (ca. 1500). Zijn beroemdste werk is De lof der zotheid. Daarin wordt de wereld beschreven als een samenleving gebaseerd op dwaasheid. Veel wantoestanden worden zeer spottend bekritiseerd. De Renaissance vindt zijn oorsprong in Italië (14de eeuw). De rijke burgers en de vele vorsten in Italië hadden vaak kunstenaars in dienst. Daardoor kreeg de kunst veel aandacht en werd de kunstenaar een persoon met een aparte functie in de samenleving. De Italiaanse literatuur, en ook de Franse, is van directe invloed op onze schrijvers uit de Renaissance.
Algemene kenmerken van de Renaissance
1. Individualisme: aandacht voor de mens als individu; ook de kunstenaar wordt als individu belangrijk: kunst is niet langer een zaak van de hele gemeenschap of van een bepaalde stand (zoals tijdens de Middeleeuwen).
2.Werkelijkheidszin: het genieten van het aardse leven; de kunst is niet louter meer op God gericht, maar veeleer op de mens en zijn wereld.
3.Nationalisme: de belangstelling voor en het streven naar een eigen staat en een eigen taal.
4. Grote invloed van de klassieke cultuur (zie boven).
5. Behoefte aan onderzoek, ontdekkingen, en uitvindingen. Voorbeelden zijn de bekende ontdekkingsreizen (Amerika, Indië), het kompas, het buskruit en het boekdrukken.
6. De burgerij en de steden worden belangrijker dan de adel, de geestelijkheid en het platteland.
7. Het scheppen van schoonheid, het maken van iets moois, staat voorop in de kunst. Het eren van God of het onderwijzen van de mens zijn niet meer de primaire (= voornaamste) doelstellingen (zoals dat in de Middeleeuwen het geval was).
Het humanisme van de Renaissance (dat scherp moet worden onderscheiden van de hedendaagse levensbeschouwing die zich humanisme noemt) is een beweging van geleerden. Deze geleerden (humanisten) meenden dat de westerse beschaving in de Middeleeuwen van haar bronnen was afgedreven, en door henzelf op die bronnen moest worden teruggevoerd.
Onder 'beschaving' verstonden de humanisten allereerst de Latijnse taal en literatuur. Deze hadden volgens hen hun hoogtepunt gekend in de Romeinse tijd, in de 1e eeuw voor en de 1e eeuw na Christus. Daarna was er verval ingetreden. Vooral vanaf de late 12e eeuw zou, met name aan de toen gestichte universiteiten, een gruwelijk potjeslatijn zijn ontstaan. De humanisten wensten het tij te keren. Het middel daartoe was de hervorming van het onderwijs. Latijnse scholen en universiteiten brachten in de Middeleeuwen de leerlingen en studenten vooral argumentatietechnieken bij: de regels van de logica en de redeneerkunde werden geleerd om problemen te kunnen oplossen. De humanisten wilden liever een literaire opvoeding: leerlingen moesten klassiek Latijn en liefst ook Grieks leren om de teksten uit de Oudheid te kunnen lezen en zichzelf zuiver te kunnen uitdrukken. Veel humanisten waren dan ook schoolmeesters en schreven lesboeken.
Het humanisme begon in Italië met Petrarca (1304-1374). In de late 15e eeuw woei de beweging over naar noordelijk Europa, ook naar de Nederlanden. Veruit de belangrijkste humanist in die tijd was de Rotterdammer Erasmus (1466/9-1536). Erasmus werd de leider van het 'christelijk humanisme'. In zijn visie was niet alleen het Latijn vervallen, maar ook het geloof. In plaats van te leven volgens Christus' geboden, gaven de meeste mensen zich over aan bijgelovige uiterlijkheden (excessieve heiligenverering, pelgrimages etc.). Niet alleen de klassieke teksten, maar ook de bronnen van het geloof - de bijbel en de oudste christelijke schrijvers, de kerkvaders - moesten in het onderwijs en op de kansel centraal worden gesteld. De meeste middeleeuwse theologie, gericht op het beredeneren van geloofswaarheden, kon men beter laten varen.
In de Nederlanden heeft het humanisme redelijk snel succes gehad. Tegen 1520 waren aan de meeste scholen de middeleeuwse leerboeken vervangen door hun humanistische tegenhangers. Het klassieke Latijn stond voorop in het onderwijs; het Grieks kwam als schoolvak minder goed van de grond. Aan de destijds enige universiteit in de Nederlanden, te Leuven, was de weerstand sterker. Belangrijk was de oprichting van het Collegium Trilingue (1519), waar de studenten, naast hun studie, college konden volgen in Latijn, Grieks en Hebreeuws. Maar evenals elders in Europa ging het onderwijs aan de diverse faculteiten grotendeels op de oude voet verder, zeker wat de theologie betreft. Erasmus zelf was op het eind van zijn leven van mening dat het humanisme maar half was geslaagd: de opbloei van de literatuur was er gekomen, maar de opbloei van de christelijke vroomheid was uitgebleven.
Het humanisme heeft lang stand gehouden. De studie van de klassieke talen floreerde aan de Nederlandse universiteiten, in het bijzonder aan die van Leiden (gesticht in 1575). Ook heeft met name de Nederlandse Republiek in de 17e eeuw Latijnse auteurs van formaat voortgebracht. En hoewel Erasmus een verklaard tegenstander van de Reformatie was, mag men de relatieve gematigdheid in geloofszaken van de protestantse Nederlandse overheid wellicht aan humanistische invloeden toeschrijven.
1