22. TAALKWESTIE in Belgie
Het Nederlands in het Zuiden: een verhaal apart
vanaf de val van Antwerpen in 1585 Noord en Zuid van elkaar gescheiden
in de periode dat er in het Noorden een eenheidstaal werd opgebouwd, kwam het standaardiseringsproces in het Zuiden tot stilstand
de volkstaal bedreigd door Frans
men heeft in het Zuiden rond 1900 principieel gekozen voor integratie met het Nederlands van het Noorden
er is dan in het Zuiden een algemeen beschaafd taal ontstond, die een eigen karakter vertoond
4.4.1 De moedertaal in een ondergeschikte positie in de Spaanse en de Oostenrijkse tijd (17de - 18de eeuw)
standaardiseringsproces is gestagneerd - het gevolg van de enorme culturele en intellectuele aderlating door massale emigratie van de elite naar Noorden
weinig contact met het Noorden
sporadisch - beperkte pogingen om tot een zuidelijke standaardtaal te komen, maar ze bleven zonder succes
het Zuiden geen krachtig politiek, economisch en cultureel centrum had; immers economisch verzwakt
ook politiek verzwakt - de staatkundige afhankelijkheid van eerst Spanje (tot 1713) en daarna Oostenrijk (tot 1794)
vlucht van de elite = verzwakking in het culturele leven
er waren al twee standaardtalen in het Zuiden: Latijn en Frans; Latijn - de taal van: de katholieke kerk, Contrareformatie, de wetenschap, de filosofie en het hoger onderwijs; Frans - in de 17de en vooral in de 18de eeuw kreeg de rol van cultuurtaal voor de hogere standen
voor de hogere standen was er dus geen behoefte aan een Nederlandse cultuur- of standaardtaal, want ze hadden voor de functies al het Frans en het Latijn
tijdens de Oostenrijske tijd groeide er een sociale kloof tussen het Frans en het Zuid-Nederlands: het volk sprak zijn Zuid-Nederlandse moedertaal, de hogere standen - het Frans
de kloof groeide steeds groter, wie over die kloof wilde, moest vooral Frans leren - de sociale taalgrens
het Zuid-Nederlands was in een groot aantaal dialecten versnipperd; het was taal van de meerderheid van de bevolking, maar had weinig of geen prestige
Frans - verfijnde cultuurtaal, taal van de Verlichting, internationale lingua franca - groot prestige
maar de lagere geestelijkheid bleef zich van de volkstaal bedienen en ook de artsen bleven de moedertaal gebruiken - de volksmassa begreep geen Frans
het Nederlands is maar niet helemaal uit de cultuursfeer verdrongen - dat is te danken o.a. aan het bloeiende volkstoneel van de Zuid-Nederlandse rederijkerskamers en aan de zogenoemde volksletterkunde: almanakken, kronieken, volksromans en moraliserende dichtbundeltjes in de volkstaal; schrijftaal - meer eenheid dan de gesproken taal
de tweede helft van de 18de eeuw - in intellectuele kringen een oplevende belangstelling voor het Nederlands
Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael in de Nederlanden (1788) van J.B. Verlooy - oproep tot verzet tegen de sociale druk van het Frans, een lofzang op het Nederlands en een pleidooi voor een herstel van het onderwijs in de eigen taal en voor een hernieuwd contact met het Noorden
4.4.2 Bedreiging van de moedertaal en verdere verfransing in de Franse tijd (1794 - 1814)
de Zuid-Nederlandse volkstaal werd door Franse overheid als een dialect of een regionale taal beschouwd - en dat soort (streek)talen moest de plaats ruimen voor het Frans
vijandige houding tegenover de dialecten en regionale talen paste volldeig in de ideologie van de Franse Revolutie
de dialecten en regionale talen moesten zo snel mogelijk worden geëlimineerd en vervangen door het Frans - zulke taalpolitiek lag een democratiserende, emanciperende en natievormende impuls
de Franse revolutionairen wilden alle inwoners van voormalige Zuidelijke Nederlanden Frans te (doen) leren, maar dat lukte niet: te weinig kinderen gaan naar school en het lager onderwijs was te slecht georganiseerd
bijna 60% van de bevolking was analfabeet
Napoleon Bonaparte stelde na 1800 de Franse taalpolitiel bij: om de elites te verfransen, en dat had wel succes; via het hoger onderwijs werden de intelligenten grondig verfranst, en ook de welgestelde middenklasse (industriëlen, handelaars, ambtenaren) ging graag over op het Frans
de clerus deelde het enthousiasme van de burgerij voor het Frans niet; de Revolutie was een harde tegenstander van de godsdienst
4.4.3 De poging tot (her)vernederlandsing onder Willem I (1814 - 1830)
de periode van het Verengid Konikrijk was aanvankelijk positief voor de postitie van het Nederlands in het Zuiden
Willem I kondigde in 1814 aan dat het Nederlands (moedertaal van 75% van de bevolking van de nieuwe staat) officiële taal van het rijk werd, maar het kwam naaste het Frans te staan en werd niet verplicht gemaakt
1823 -het Nederlands de verplichte landstaal werd in de administratie en voor het gerecht in de Vlaamse provincies; de Waalse provinvies behielden het Frans als officiële taal
Willem I nam ook maatregeln om de kennis en de verspreiding van het Nederlands, in een gestandaariseerde vorm, in de zuidelijke provincies te bevorderen - hij besteedde dus veel aandacht aan het onderwijs; op iedere middelbare school werd een leraar Nederlands aangesteld, aan alle universiteiten werd een leerstoel in de Nederlandse taal en letteren gevestigd
tegen de politiek van officiële (her)vernederlandsing van Vlaanderen kwam hoe langer hoe meer prostest - van de Franstalige adel en bourgeoisie in Vlaanderen
belangrijkste bezwaar tegen de taalpolititek van Willem I was afkomstig van die verfranste burgerij; ze wilden individuele vrijheid van taalgebruik
er rees ook verzet van de katholieke geestelijkheid - het noordelijke Nederlands zagen ze als het “werktuig der ketterij” (van het protestantisme dus)
4.4.4 De taalsituatie in het jonge België
na het uitroepen van onafhankelijkheid in 1830 werd het principe van de vrijheid van taalgebruik
Frans als de enige officiële taal in België - een natie, een taal
de toekomst van het Nederlands in Vlaanderen sterker bedreigd werd dan ooit
het bestuur, de administratie, het gerecht, het leger, het middelbaar en hoger onderwijs, de pers, het artistieke leven, de handel en vele beroepen werden Frans
passiviteit van de massa - taalsituatie was voor hen immers niet fundamenteel veranderd in vergelijking met de Franse en Oostenrijkse tijd
klein aantal Vlamingen dat over de dominatie van het Frans en de discriminatie van de moedertaal anders dacht; dat waren schrijvers, filologen, historici, artsen, juristen, ambtenaren, preiseters, kleine burgerij; intellectuelen die niet wilden accepteren dat hun moedertaal als de derderangstaal werd behandeld
ze zagen de volkstaal als een essentiel element voor de ontplooiing van het individu, volk en natie
ze vormden het begin van Vlaamse Beweging - complexe cutlurele en maatschappelijke stroming gericht op de wettelijke erkenning van de taal van de Vlamingen in België, op de intellectuele ontplooiing en de sociaal - economische welvaart van Vlaanderen, bewustmaking en erkenning van de Vlamingen als volk of gemeenschap
onder de pioniers: Blommaert, David, De Laet, Serrure, Snellaert, Van Duyse, Van Rijswijck, Jan Frans Willems
4.4.5 De Vlaamse taalstrijd en de totstandkoming van de Belgische taalwetgeving
de Vlaamse Beweging - zogenoemde “Vlaamse taalminnaars”; in de beginfase wilden zij niet veel meer dan de Vlamingen door middel van pamfletten, strijddichten, romans, toneelopleveringen, uitgaven van middeleeuwse literatuur en verhandelingen weer bewust maken van hun glorieuze verleden
4.4.5.1 De eerste Vlaamse taaleisen
Vlaams petitionnement (1840) - verzoekschrift met 13.000 handtekeningen in die werd de wettelijke erkenning gevraagde van de “landtaal” in het bestuur, het gerecht en het onderwijs in Vlaanderen - de petitie oogste geen succes in het parlement
in de daaropvolgende jaren - steeds meer klachten over discriminatie
als antwoord stelde de regering in 1856 een Grievencommissie in; het verslag van commissie (gep. in 1859) bevatte een volledig programma voor een nieuwe taalwetgeving voor de administratie, het gerecht, het onderwijs en het leger
het kwam op neer Vlaanderen officieel tweetalig te maken, maar ook deze eis werd door regering en parlement afgewezen
4.4.5.2 Vlaanderen officieel tweetalig
na 1870 eerste succesen
vanaf het einde van de 19de eeuw zijn de politieke successen toegenomen, dankzij een uitbreiding van het kiesrecht in 1893 meer Vlaamsgezinden in het parlement werden gekozen
eerste taalwet - 1873 - betrekking op het taalgebruik voor de rechtbanken in de Vlaamse gewesten; een verdachte die geen Frans kende, recht had op het proces in het Nederlands
dan - wetten die het gebruik van het Nederlands mogelijk maakten in het openbaar bestuur (1878), het leger (1878), en voor enkele vakken in het officiële middelbaar onderwijs (1883 0 1885)
1888 - het Nederlands voor het eerst gebruikt in het parlement door en volksvertegenwoordiger
1898 - Gelijkheidswet - bepaalde dat voortaan alle wetten en koninkjike besluiten zowel in het Nederlands als in het Frans zoden worden afgekondigd en dat ze dezelfde rechtskracht zouden hebben
op het einde van de 19de eeuw had Vlaanderen dus tweetalig statuut; de Waalse gewesten waren eentalig Frans gebleven
de adel, bourgeoisie en hogere clerus - immers gebruik van het Frans; Vlamingen die aan het openbare leven wilden deelnemen moesten nog steeds ook het Frans beheersen
4.4.5.3 Vlaanderen officieel eentalig Nederlands
vanaf de eeuwwisseling de nieuwe eis van de Vlaamse Beweging was om het Nederlands tot de enige officiële taal in Vlaanderen te maken
het grondgebied is het primaire aanknoppingspunt voor het bepalen van de voertaal - de territorialiteitsbeginsel; “streektaal is voertaal”
eerste drie decennia van de 20ste eeuw - strijd voor de vernederlandsing van de Franstalige Gentse Rijksuniversiteit; in 1930 gelukt
vanaf 1932 kreeg de Katholieke Universiteit van Leuven geleidelijk aan Nederlandstalige afdelingen
vanaf de jaren '30 was Vlaanderen eentalig Nederlands en Wallonië eentalig Frans
tweetaligheid alleen in de Brusselse agglomeratie en in gemeenten met belangrijke taalminderheid
na de Tweede Wereldoorlog - toenemende verfransing van de Brusselse agglomeratie
1962 - de taalgrens definitief vastgesteld; 1963 - complexe wet die het officiële gebruik van de talen in België regelde
het land werd in vier taalgebieden ingedeeld: eentalig Nederlands (Vlaanderen), eentalig Frans (Wallonië), eentalig Duits (oosten van België, langs de grens met Duitsland), tweetalige Brussel-Hoofdstad
langs de taalgrens - taalfaciliteiten - Frans- on Nederlandstalige minderheden het recht kregen op het gebruik van de eigen taal op bestuurlijk en administratief niveau en in het lager onderwijs
grondwetsherziening van 1970 (eerste stap voor federalisering) bevestigde en erkende definitief deze taalgebieden en faciliteitengemeenten
de laatste verfranste bolwerken in Vlaanderen waren de industrie en de handel; 1973 - de Nederlandse Cultuurgemeenschap keurde een decreet goed op het taalgebruik in het bedrijfsleven, waarbij het Nederlands verplicht werd
4.4.6 Welke algemene taal voor de Vlamingen?
hoe de taal eruit moest zien
twee opstellingen: integrationistische (zoveel mogelijk aansluiten bij de noordelijke standaartaal) en particularistische (eigen taalgoed handhaven en proberen Vlaamse standaardtaal te vormen)
als spreektaal nog soms het plaatselijke dialect; daarnaast - de traditionele zuidelijke schrijftaal
veel archaïsmen en dialectismen, ook overvloedig veel Franse woorden en gallicistische constructies
4.4.6.1 De integrationistische opstelling
fundamenten zijn gelegd door Jan Frans Willems: alleen een voor Noord en Zuid geldende standaardtaal
medestanders: Van Duyse, Snellaert, Blommaert en Serrure
Willems pleiite voor een nauwe aansluiting bij e noordelijke spelling van Siegenbeek en bij de spraakkunst van Weiland, met enkele toegevingen aan Vlaamse schrijfwijzen en grammaticale vormen; uitspraak - plaatselijke eigenaardigheden moesten worden opgegeven
1849 - Nederlandsch Congres in Gent - ook Nederlandse taal- en letterkundigen waren uitgenodigd; deze bijeenkomst vormde het begin van een lange serie van gezamenlijke Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen in Vlaanderen of in Nederland gehouden
ruimere wederzijdse belangstelling in het algemeen
4.4.6.2 De particularistische houding
de rechten van de moedertaal vrijwaren - centrale factor in de identiteit van het Vlaamse volk
ze waren ook van mening dat het gebruik van Vlaamse woorden en vormen een bijdrage leverde aan de taalrijkdom
de sterkste groep van particularisten - West-Vlaanderen; markante figuren - Leonard Lodewijk de Bo, Guido Gezelle
het Frans was voor de West-Vlaamse particularisten evenzeer uit den boze als Nederlands
4.4.6.3 Oriëntatie op het noordelijke Nederlands
de voorstanders van een oriëntatie op het noordelijke Standaardnederlands waren in de praktijk aan de winnende hand
alle goedbetaalde banen waren in handen van de Franstalige hogere burgerij en de kennis van het Frans was absoluut noodzakelijk om tot die banen en die hogere sociale groep toegang te krijgen
de kleine burgerij wilde de bestaande dominante culturele code in Vlaanderen door een nieuwe vervangen die hun mogelijkheden zou bieden tot sociale promotie; de kleine burgerij moest immers niet alleen afstand tussen zichzelf en de hogere klasse verkleinen maar ook zich duidelijk distantiëren van de massa, die dialect sprak
ZO: oriëntatie op het noordelijke Nederlands - het was een cultuurtaal, beschaafde taal
de keuze vond instemming en steune bij Vlaamse politici en bestuurders
een beslissing, om de taal in Vlaanderen Nederlands te noemen
4.4.8 Verbreiding en gebruik van de standaardtaal in Vlaanderen
de verbreiding was in het begin van de 20ste eeuw erg langzaam
vanaf de jaren '50 en '60 heeft het Standaardnederlands een ruimere verspreidng gekregen, door:
geleidelijke verdwijning van het Frans uit het opanbare leven in Vlaanderen
de verbetering van de beheersing van het Nederlands door onderwijs en leraren
de verlenging van de leerplicht
de democratisering van het middelbaar en hoger onderwijs
de gunstige invloed en voorbeeldfunctie van radio en TV
het Standaardnederlands is voor de meeste Vlamingen die het spreken een “zondagspak” gebleven - alleen in formele situaties gebruikt; de Vlamingen voelen zich slecht in de zondagspak
taalvariëteiten: dialect, regionale omgangstaal=regiolect, en een taal die ergens tussen Standaardnederlands en regiolect in zit=tussentaal
veel Vlamingen spreken tussentaal omdat ze niet de kans hebben gekregen of de mogelijkheid hebben gehad om behoorlijk Standaardnederlands te leren
er zijn ook mensen, die willen geen Standaardnederlands spreken