Historia literatury – koło nr 2
Mariken van Nieumeghen:
auteur onbekend
ca. 1500-1515
in ca. 1515 werd gedrukt door de bekende Antwerpse drukker Willem Vorsterman
Mariken wordt door haar oom (de priester Gijsbrecht), bij wie ze in huis woont, naar Nijmegen gestuurd om op de markt boodschappen te doen
haar tante wil haar geen onderdak bieden en jaagt haar weg
dan ontmoet ze de duivel vermomd als mens - ‘Moenen met het ene oog’
hij belooft haar kennis (7 vrijen kunsten) en rijkdom als ze met hem meegaat
ze moet haar naam veranderen - Mariken wordt nu Emmeken (Mariken=Maria; Emmeken=kleine M)
Emmeken en Moenen reizen naar Antwerpen, waar ze 7 jaar lang een wild en zondig leven leiden
dan gaan ze naar Nijmegen en zien daar op straat de opvoering van een toneelstuk over Gods genade
daarna krijgt Emmeken berouw en ze wil haar familie terugzien
de duivel voert haar hoog de lucht in en laat haar vallen om zo haar nek te breken en haar ziel mee te voeren naar de hel
ze overleeft de val doordat haar oom voor haar gebeden heeft
ze reist met haar oom naar de paus om vergeving te vinden voor haar zondige jaren
de paus geeft haar metalen ringen om haar nek en armen
Mariken gaat dan het klooster in
na vele jaren verschijnt er een engel die in haar slaap de ringen verwijdert - God heeft haar vergeven
als Mariken twee jaar later sterft, worden de ringen boven haar graf geplaatst
Rederijkerij:
de rederijkerskamers speelden een centrale rol in het literaire leven in de laatmiddeleeuwse stad
rederijkers hielden zich bezig met literatuur in wedstrijdvorm
wie het mooiste gedicht maakt, wint
rederijkerskamers – verenigingen van mensen die van literatuur hielden en met elkaar hadden afgesproken om ongeveer een keer per maand allemaal een gedicht te schrijven over een opgegeven onderwerp
het gedicht, dat aan strenge regels moest voldoen, moest worden opgedragen aan de prins van het gezelschap (een soort voorzitter, sponsor)
regelmatig werden er wedstrijden (landjuweel) gehouden tussen rederijkers uit verschillende steden
riderijkers – de kamers van retorica – de kunst van het spreken
er was een meester (Factor) en leerlingen – leren om gedichten te schrijven
bjv. acrostichon – een naamdicht; ketendicht (łańcuszkowy), kreeftdicht (wiersz-rak); refrein
ironie is een veelgebruikt instrument bij de Rederijkers
Anthonis de Roovere:
1430 – 1482 (Brugge)
lid van rederijkerskamer De Heilige Geest; de prins van de rederijkers (in Brugge)
de bekendste dichter uit de 15de eeuw; hij schreef tientallen toneelstukken en honderden gedichten
hij schreef typische rederijkersgedichten – refreinen en rondelen
de meest bekend gedicht – “Lof vanden Heijlige Sacramente” – een lang eucharistisch refrein, dat in verschillende kerken werd tentoongesteld
Consistich lof van Maria op alle letteren van A B C
veel gevoel voor humor
keek met een kritische blik naar zijn eigen tijd
Matthijs de Castelijn:
1485 – 1550 (Pamel)
lid van een rederijkerskamer
hij is vooral bekend omdat hij de eerste uitvoerige Nederlandstalige poëtica heeft geschreven dat van kapitale betekenis is geweest voor de kennis van de letterkundige opvatting van de rederijkers
De Const van Rhetoriken - 1548 - een overzicht van rijmsoorten, sneden (strofevormen) en dichtgenres
Anna Bijns:
1493 – 1575 (Antwerpen)
ze bleef ongehuwd
ze had een prive school in Antwerpen
conservatieve katholiek – volgens haar Luter was de duivel
haar werk vertoont vele trekken van de rederijkerspoëzie en tot die rederijkers wordt zij dan ook gerekend
ze heeft zich als vrouw nooit bij een rederijkerskamer mogen aansluiten
volgens haar Luthers opponenten zijn wel degelijk wijs en geleerd. Luther perverteert de waarheid
refrein – “Ongebonden best, weeldich man zonder wijf”
De renaissance
Philips van Marnix:
1540 – 1598 (Brussel – Leiden)
Zuid-Nederlands schrijver, diplomaat, geleerde en assistent van Willem van Oranje
hij is tegenwoordig vooral bekend als auteur van het "Wilhelmus", het Nederlandse volkslied
hij studeerde theologie en werd een overtuigd Calvinist
Cort Begrijp der Voornaemste Hooft Stucken der Christelijcker Religie
Jan van der Noot:
1539 – 1595 (Brecht – Antwerpen)
een Zuid-Nederlands dichter; de voornaamste vroeg-renaissancistische dichter uit de Nederlanden
de pionier van renaissancepoezie
vertalingen van werk van Francesco Petrarca
hij had een aantal ontmoetingen met Pléiade-dichters zoals Pierre de Ronsard
hij was na de rederijkers de eerste renaissancedichter die een hoge opvatting had over poëzie
In navolging van Petrarca en de Pléiade-dichters zoals De Ronsard liet hij in zijn werken een grondige kennis van de oudheid en de mythologie blijken
hij introduceerde het epos en het sonnet in de Nederlandse letterkunde
dichter van de aristocratie
1568 – Het Theatre oft Too-neel - een aantal korte gedichten, deels vertalingen van werk van Francesco Petrarca en Du Bellay en deels eigen allegorische gedichten
1570 - Het Bosken - jeugdpoëzie van Van der Noot; de eerste volwaardige renaissancistische dichtbundel in het Nederlands in de Nederlanden
1576 - Das Buch Extasis – een epos in renaissancistische stijl
Dichters van de Gouden Eeuw
Gerbrand Adriaanszoon Bredero:
1585 – 1618 (Amsterdam)
van de 17de-eeuwse dichters die de liefde bezongen, is hij de bekendste
het beeld op van een vrolijke Frans en een ongelukkige minnaar die nachtenlang door Amsterdam zwalkte in zijn gedichten
ook religieuze gedichten
Bredero’s verzamelde gedichten werden in 1622 uitgegeven (Groot lied-boeck) door de Amsterdamse uitgever Cornelis Lodewijkszoon van der Plasse – 3 onderdelen:
grappig, bjv. “’s Nachts rusten meest de dieren”
liefdes
godsdienstig
uitgever Van der Plasse heeft na Bredero’s dood zijn liederen gerangschikt per categorie: boertig, amoureus en aandachtig
Bredero was een tijd verliefd op Tesselschade Visscher
het motief van de teleurgestelde minnaar die ’s nachts geen rust kan vinden, komt uit het petrarkisme
Bredero’s gedichten niet na elkaar, maar tegelijkertijd, door elkaar heen zijn geschreven
hij was ook lid van de rederijkerskamer D’Eglentier
in 1617 richtte hij samen met zijn vrienden Pieter Hooft en Samuel Coster een nieuwe toneelvereniging annex school op: De Nederduytsche Academie
hij had er succes met zijn toneelstukken, bjv. De klucht van de koe, De klucht van de molenaer en de komedie Spaanschen Brabander
dichter van het volk
Joost van den Vondel:
1587 – 1679 (Keulen – Amsterdam)
lid van een Brabantse rederijkerskamer Het Wit Lavendel
zijn bekendste toneelwerken - "Gijsbrecht van Aemstel" en "Lucifer"
zijn gedichten, met name de hekeldichten, bevatten vaak steken onder water aan het adres van de staat
daarnaast heeft hij echter ook poëzie geschreven die louter religieus was
hej was een Renaissancedichter, maar een die pas op volwassen leeftijd Latijn leered
laatmiddeleeuwse invloeden, met name die van de Rederijkers, zijn evenzeer sterk in zijn werk aanwezig
Gijsbrecht van Aemstel - 1637
een toneelstuk opgevoerd ter gelegenheid van de opening van de eerste stenen Amsterdamse Schouwburg
bestaat uit 5 bedrijven
het toneelstuk speelt zich af in Amsterdam, op de ochtend voor Kerstmis
het gaat over de belegering van de stad door de omliggende dorpen, verenigd in de Kennemers en Waterlanders
aanleiding is de vermeende betrokkenheid van Gijsbrecht bij de ontvoering en doodslag van Floris V
Gijsbrecht wordt na hevige gevechten gedwongen, met zijn vrouw Badeloch en hun kinderen, naar Pruisen te vluchten, om daar een Nieuw Holland te stichten
van Vondel schreef de Gijsbrecht in navolging van de Aeneis van de dichter Vergilius
De Gijsbrecht wordt wel een tragedie genoemd
Lucifer
treurspel/ tragedie
het gaat over de jaloezie van Lucifer die er niet tegen kan dat God de mens tot boven de engelen heeft geplaatst en een hemelse strijd begint, met als inzet de troon van God
Lucifer verliest dit uiteindelijk en wordt naar "beneden gegooid" en verandert in een duivel
eerst heeft hij Appolion naar de aarde gestuurd om te gaan kijken hoe de mens daar left
het bleek dat het paradijs op aarde mooier was dan het paradijs van de engelen
dan ging Lucifer klagen maar hij had de slag verloren en stort de diepte in
Lucifer is een speelbal tussen het goede en het kwade
uiteindelijk kiest hij voor het kwade, waarna hij is verworpen uit de hemel
Lucifer is de tegenstander van het Christendom
Pieter Corneliszoon Hooft:
1558 – 1647 (Amsterdam – Den Haag)
een van de grondleggers van een serieuze literaire cultuur in het Nederlandse taalgebied, naar het Franse en Italiaanse voorbeeld
een exponent van de renaissance in Nederland; hij had humanistische ideeën
lid van de Amsterdamse rederijkerskamer de Eglentier
hij woonde gedurende 40 jaar in het Muiderslot; hij was kastelein
hij gebruikte zijn toneelstukken om zijn gematigd-orangistische staatkundige opvattingen te uiten
het werk van Hooft is door de veelal aan het Latijn ontleende zinsconstructies in combinatie met het gebruik van zowel archaïsmen als neologismen moeilijk leesbaar
de bekendste werken van Hooft zijn de historische treurspelen Geeraerdt van Velsen (1613) en Baeto (1617)
beide toneelstukken hebben het beeld van de Nederlandse geschiedenis sterk beïnvloed: dat van de moord op Graaf Floris V (Geeraert) en dat van de rol van de Bataven bij de totstandkoming van Nederland
Neederlandse Histoorien – 1642 (verscheen) – dit monumentale werk beschrijft de periode van 1555 (de troonsafstand van Karel V van het Heilige Roomse Rijk) tot en met de moord op Willem van Oranje in 1584
Constantijn Huygens:
1596 - 1687 (Den Haag)
het spelen met woorden, bijvoorbeeld met zijn eigen voornaam
hij noemde zichzelf in het Latijn ‘Constanter’ (de standvastige), en met een Nederlandse variant: ‘Vastaard’, iemand met een stabiel karakter
Calvinist - God beslist of je na je dood in de hemel komt
een rijke, vrome en geleerde zeventiende-eeuwse burger uit de hoogste kringen in de Republiek
zijn maatschappelijke carrier - een baan aan het Haagse stadhouderlijke hof, eerst als secretaris van prins Maurits van Oranje Nassau, later van diens halfbroer Frederik Hendrik
hij had een grote vriendenkring, met bijvoorbeeld de Amsterdamse geleerde en dichter Barlaeus en ook andere dichters, zoals Hooft, Cats en Tesselschade Visscher
hij bespeelde diverse instrumenten, componeerde muziek en wist veel over schilder- en bouwkunst
Korenbloemen (1658) - zijn poëzie groeide net als de korenbloemen tussen de tarwe op de akker
hij had landgoed Hofwijck – de naam betekent ‘weg van het hof’
Jacob Cats:
1577 – 1660 (Brouwershaven – ‘s-Gravenhage)
literatuur voor jongeren op zoek naar een huwelijkspartner
hij bereikte een groot publiek, veel groter dan auteurs als Bredero, Hooft, Vondel
embleembundels
bij emblemen moet de lezer de teksten en plaatjes zelf combineren om een diepere bedoeling te ontdekken
door hun vaak wat cryptische en ook humoristische karakter waren emblemen heel geschikt om de lezer te boeien en om wijze levenslessen over te dragen
Calvinist
hij legde de nadruk op zorgvuldige partnerkeuze en zorg van de gehuwden voor elkaars leven en welzijn
Cats’ bekendste embleembundel is Sinne- en minnebeelden
Sinne- en minnebeelden werd een kassucces: er verschenen herdrukken in allerlei formaten en uitvoeringen
Cats wist ook zo’n breed publiek aan te spreken omdat hij niet alleen voor het jonge publiek, maar ook voor latere leeftijdsfasen speciale teksten bij de afbeeldingen voegde
zo kreeg elke pictura drie onderschriften: één toepassing op de liefde, één toepassing in maatschappelijk kader en één in bijbels kader
Het Classicisme
Andries Pels:
1631 – 1681 (Amsterdam)
een suikerfabrikant, die naam zou maken met twee boeken over het schrijven van toneelstukken
de auteur van enkele vertaalde toneelstukken en boeken over toneel- en dichtkunst
hij schreef Didoos Doot, gebaseerd op Vergilius, en Julfus
hij was advocaat, en trad aan als vooraanstaand lid van het bedilzuchtig dichtgenootschap Nil Volentibus Arduum (Niets is te moeilijk voor hen die willen) dat in 1669 opgericht werd door hem en Lodewijk Meyer
het genootschap wilde de kwaliteit van het toneel verbeteren door Frans-classicistische regels op te leggen
Pels en de andere leden van Nil Volentibus Arduum keerden zich niet alleen tegen iedere verwijzing naar religie in de werken van Vondel, maar vooral tegen de spektakelstukken van Jan Vos en de kluchten van Bredero die veel succes hadden in de Amsterdamse Schouwburg
Pels klaagde over de neergang van de dichtkunst en vormen van kreupelrijm; hij beriep zich op Vondel, Pieter Cornelisz. Hooft en Horatius, die hun stukken baseerden op eenheid van tijd, handeling en plaats
hij viel ook het werk van Rembrandt aan en noemde hem de eerste ketter in de schilderkunst
de schouwburg van Van Campen – de eerste stadsschouwburg van Amsterdam; onder de invloed van NVA
Nil Volentibus Arduum (Niets is te moeilijk voor hen die willen)
de leden kwamen wekelijks bijeen om te spreken over thema's als logica, ethiek, toneel en dichtkunst
het gezelschap speelde tien jaar lang een belangrijke rol in de toneelwereld
NVA was van mening dat in verband met de welvoeglijkheid godsdienst op het toneel zoveel mogelijk vermeden moest worden
de leden van NVA waren het niet eens met de politiek van de Amsterdamse Schouwburg
NVA wilde het Frans-classicisme bevorderen en iedere verwijzing naar religie uit de toneelstukken of gedichten schrappen
de leden onder de dekmantel van een cultureel gezelschap discussieerden over de moderne spinozistische filosofie
Pieter Langendijk:
1683 – 1756 (Haarlem)
een damastwever, patroontekenaar, toneelschrijver en dichter
zijn Don Quichot op de Bruiloft van Kamacho bleek een groot succes en werd een vast nummer in de Schouwburg van Van Campen
hij schreef nog meer komedies in de trant van Molière, die hij vertaalde of bewerkte
hij besteedde veel aandacht aan de vorm: hij schreef stukken van vijf bedrijven met vergelijkbare lengte, waarin de symmetrie een rol speelde
met een expositie, intrige en crisis, respecteerde hij de eenheden van tijd, plaats en handeling – de classicistische vorm
De Achttiende-Eeuwers
Hieronymus van Alphen
Rhijnvis Feith:
1753 – 1824 (Zwolle)
dé vertegenwoordiger van het sentimentalism
de onbetwistbare meester van gevoelig proza en sensitieve poëzie
jurist, vrijmetselaar, politicus
hij was patriot en om de lezer te overtuigen van zijn politieke gelijk gebruikte hij voortdurend de literatuur
Julia – 1783 – een briefroman
het gaat over de liefde tussen Julia en Eduard
ze zijn gevoelig en deugdzaam
de vader van Julia verbiedt haar echter met Eduard te trouwen
Eduard vertrekt, beide geliefden voelen zich doodongelukkig, maar ze weten dat dit het enige is wat ze kunnen doen
op een gegeven moment bereikt hem een brief van Julia, waarin staat dat ze mogen trouwen
Eduard gaat vliegensvlug naar haar toe, maar ze blijkt net overleden te zijn
op het eind van het verhaal sterft hij op Julia’s graf
het thema niet alleen zuiver liefde, maar ook God
Eduard schrijft brieven aan Julia en Julia aan Eduard; ook zijn er een heel stel brieven die Eduard schrijft aan zijn vriend Alcestes, deze brieven gaan over Julia