HET NEDERLANDS
HET NEDERLANDS
IN DE WERELD
IN DE WERELD
Algemene taalkunde
dr Jacek Karpi
ń
ski
2de studiejaar
Het Nederlands
Het Nederlands
23 mln. moedertaalsprekers
Rang: 37-48 (afhankelijk van de telwijze)
Officieel: Europese Unie, Unie van Zuid-
Amerikaanse Naties
Latijns alfabeet
Nederlandse Taalunie (NTU)
NEDERLAND
NEDERLAND
ca. 16 miljoen
officieel sinds 1995
Wijziging van de Algemene
Wet Bestuursrecht, die vooral
bedoeld was om ook het Fries
een officiële status te geven
Turks 192.000
Marokkans-Arabisch 100.000
Papiaments 80.00
Indonesisch 45.000
Sranan 7.000
DE NEDERLANDSE
DE NEDERLANDSE
ANTILLEN EN ARUBA
ANTILLEN EN ARUBA
Curaçao 130.000
Aruba 120.000
Sint-Maarten 33.000
Bonaire 10.000
Sint Eustatius 2.300
Saba 1.400
ABC-eilanden
voertaal: Papiaments
SSS-eilanden
voertaal: Engels
BELGI
BELGI
Ë
Ë
sinds 1970 – 4 taalgebieden
officieel 3 talen
Nederlands ca. 6 miljoen
Frans ca. 4,6 miljoen
Duits ca. 150.000
Italiaans 280.000
Marokkans-Arabisch 105.000
Portugees 80.000
Turks 63.000
SURINAME
SURINAME
meer dan 20 talen
Nederlands
taal van
bestuur, rechtspraak en
onderwijs
moedertaal van ca. 60%
inwoners
Sranan
contacttaal tussen
de bevolkingsgroepen
Sarnami
Surinaams Javaans
Bijna iedereen spreekt op zijn
minst twee talen
De
De
eerste
eerste
of
of
Germaanse
Germaanse
klankverschuiving
klankverschuiving
(Wet
(Wet
van
van
Grimm)
Grimm)
Indo-Europees
Germaans
p > f
t > th
k > x/h
b > p
d > t
g > k
pater Vater vader father
labium Lippe lip
kardia Herz hart heart
genu Knie knie knee
De
De
tweede
tweede
of
of
Hoogduitse
Hoogduitse
klankverschuiving
klankverschuiving
Germaans
Duits / Engels, Nederlands
p > pf, f
t > ts, s
k > ch
Apfel appel apple
Wasser water water
machen maken make
Het Nederlands
Het Nederlands
Oudnederlands … - 1150
Middelnederlands 1150 – 1500
Nieuwnederlands 1500 - …
A(B)N
A(B)N
Nederlands dat als norm voor correct
taalgebruik door de Nederlandse
taalgemeenschap wordt geaccepteerd
is vastgelegd in naslagwerken
(woordenboeken, grammatica’s)
staat boven regionale taalvarianten en
wordt door de media, de staat en het
onderwijs gebruikt
Poldernederlands
Poldernederlands
Jan
Jan
Stroop
Stroop
•
•
ei
ei
aai
aai
•
•
ui
ui
ou
ou
•
•
ou
ou
aau
aau
klaain
klaain
maar
maar
faain
faain
houswerk
houswerk
vraauwen
vraauwen
De
De
verlaging
verlaging
van
van
diftongen
diftongen
normaal: EN, DE
normaal: EN, DE
EN: wine
DE: Wein
Rond 1600
Rond 1600
eerst op het platteland
eerst op het platteland
jaren 60
jaren 60
v.d
v.d
. 20ste
. 20ste
eeuw
eeuw
onbewuste, natuurlijke
onbewuste, natuurlijke
neiging tot een verlaagde
neiging tot een verlaagde
articulatie van
articulatie van
tweeklanken
tweeklanken
RADIO & TV
RADIO & TV
Goede tijden, slechte tijden
Cartoon Network
Afrikaan
Afrikaan
s
s
uit het Nederlands, onder invloed van: 1)
inheemse Khoi-talen 2) het Maleis 3) het
Frans 4) het Portugees 5) het Engels 6)
talen van de zwarte volken
Sinds 1925 – ambtstalen: Engels + Afrikaans
Situatie voor en na de jaren ’90
Afrikaans nu
Afrikaans nu
Derde van de 11 officiële talen in Zuid-Afrika
voor aantal sprekenden (na Zulu en Xhosa)
Gesproken door circa 6 miljoen (op totaal van 40
mil. inwoners)
⇒ voor
de helft kleurlingen
Afrikaans vooral in Noord-, Wes- en Oos-Kaap
en Gusang
59% totale Zuid-Afrikaanse bevolking begrijpt
Afrikaans + Afrikaanssprekende groeperingen in
Namibië, Botswana en Zimbabwe
Kenmerken van het Afrikaans
Kenmerken van het Afrikaans
1. Spelling
Vereenvoudigd i.v.m. Nederlands
→ ≠
spelling voor = uitspraak
(weke, eties, affêre, blou, masjien)
≠
klinkers:
→
archaïserende trekken (ij=y)
Grootste verschillen in de medeklinkers:
→
sk = sch (skool = school, beskerm= bescherm)
→
s = z (so = zo, huise = huizen, swart = zwart, suid =
zuid)
→
g = ch (nag = nacht, agtuur = acht uur)
2. Verkorting en samentrekking
veel uitgangen weggevallen (meervoud zonder
–n: mense)
vele klanken middenin een woord weggevallen
(vooral /X/, /d/ en /v/ tussen twee klinkers:
teen=tegen, reën=regen, dae=dagen,
oue=oude, hou=houden, orals=overal,
gee=geven)
3. Werkwoorden
Slechts twee vormen:
→
tegenwoordige tijd voor alle personen =
infinitief (loop > ek loop, jy loop, hy loop, enz.)
→
verleden deelwoord = ge+infinitief (geloop)
4.
Lidwoorden en voornaamwoorden
een is alleen telwoord (lidwoord ‘n)
die is bepaald lidwoord voor alle zelfstandige
naamwoorden (i.p.v. de/het)
aanwijzende voornaamwoorden hierdie en daardie
i.p.v. deze en die
wat enig betrekkelijk voornaamwoord (Dis die man
wat ek gister ontmoet heb; die boeke wat
voorgeschrijf is)
persoonlijke voornaamwoorden: ek, jy, hy, ons,
julle, hulle:
- ons en hulle zowel onderwerp als voorwerp
(Ons sien hulle = wij zien hen; Ons gee hulle = wij
geven hun);
- geen wederkerende vorm (zich) >
persoonlijke voornaamwoorden (hy skaam hom =
hij schaamt zich)
5. Zelfstandige naamwoorden
vaak meervoud op –s (bewegings, vorms,
siekes), voor de rest op –e
verkleinwoorden op –ie (blommetjie, huisie)
wijdere toepassing van constructies zoals Jan
z’n fiets = Jan se fiets
⇒
gebruikelijk ook voor
voorwerpen, vrouwelijke en meervoudige
naamwoorden (die tafel se poot; ma se hoed;
die kinders se kleren)
6. Zinsbouw
Dubbele ontkenning met nie (hy drink nie koffie
nie, hy kon nie slaap nie; moenie (=moet nie)
die doen nie)
⇒ uit het Khoekhoe
7. Woordenschat
Veel
woorden uit Maleis (
baie
= erg, veel,
zeer;
piesang
= banaan), Portugees (
tronk
=
gevangenis;
mielies
= mais) en Khoekhoe
(vooral namen van planten en dieren);
Nederlandse woorden met nieuwe
betekenissen (
amper
= bijna;
langs
= naast;
kambuis
= keuken);
Neologismen (
moltrein
= metro;
duikweg
=
tunnel);
Afrikaansgebonden woorden (
biltong
=
gedroogd vlees);
Invloed van het Engels als prestigetaal (
enjins
= machines;
platform
= perron;
ek wonder
= ik
vraag me af)