13. Het Nederlandse sentimentalisme
Sentimentalisme
Het sentimentalisme was een literaire stroming in de preromantiek in de tweede helft van 18de eeuw, en behelsde een sterke overdrijving van romantische gevoelens, die zich uitte in een enigszins ziekelijk aandoende overgevoeligheid, en het zoeken naar zaken die medelijden en tranen konden opwekken. Hoewel zo sentimentalisme als romantiek zich op sterke gevoelens concentreren, verschillen ze in sommige mate. De geestelijke wereld van sentimentalist is heel simpel en soms zelfs naief. Aan de andere kant is de romantische held een innerlijk ingewikkelde en tegenstrijdige rebel.
De term is ontleend aan het boek A Sentimental Journey van schrijver Laurence Sterne. Sentimentaal is ook het boek Die Leiden des jungen Werthers van Goethe.
Exponent van de stroming was in Nederland o.a. Rhijnvis Feith.
Kenmerken:
focus op gevoel, op ongerept natuur
verbreiding van thematisch gebied van literatuur, verrijking op maatschappelijke inhoud
leggen nadruk op individualisme van personages
intimiteit, tederheid, melancholie, treurigheid, religieuze stemming, invoering van de gevoelen: empathie en medelijden
genres
sentimenteel roman
de idylle
Kenmerken van Julia van Rhijnvis Feith als een sentimenteel werk
Het is een geschiedenis van twee minaren - Eduard en Julia - die niet met elkaar kunnen trouwen, omdat vader van Julia hun dat niet laat doen. Eduard gaat weg, omdat ze goed moeten bedragen om haar vader te overtuigen om hij zijn zin te veranderen. Als hij weg is, schrijven ze brieven. Eindelijk geef vader van Julia toestemming voor hun huwelijk. Als Eduard naar haar terugkomt, blijkt het dat Julia overleden is. Eduard is heel ongelukkig en heeft niet meer reden te leven. Maar hij kan niet zelfmoord plegen, omdat dan God voor altijd hun zal scheiden. Eindelijk stierf Eduard op Julia's graf.
Ten eerste zijn motieven van het verhaal senitimenteel: ongelukkige en onvervude liefde; doodmotief; kerkhof - favoriete plaats van sentimentalisten; natuurmotief o.a. De zodenbank, die van Engelse tuin afkomt en in tegenstelling tot classieke Franse tuin staat. Er treedt ook Godsmotief op, maar niet met strenge godsdienst verbonden. Eduard roep steeds God, maar hij moet zich niet bijzonder goed gedragen. Zijn geloof is ledig, God wordt geïdentificeerd met geluk na de dood niet met zielenheil.
Ten tweede wijst de taal op strenge gevoelen. De taal wordt met uitroepingen en tussenwerpsels gevuld - Eduard kan niet enkele zin vereindigen. Deze taal is tegenstelling tot de taal van verlichting waarin enkele zin doorgedacht werd. De taal wordt door de reden maar door de gevoel of zinnen geleid. Maar de gevoelen zijn vaak uiteerste - hij wil sterven, maar zal geen zelfmoord plegen. Verder gebruikt de verteller geëxalteerde en geraffineerde woorden verbonden met gevoelen.
Ten derde zet de hoofdpersonage niet op toekomst maar op verleden. Hij doet nieks om zijn leven te verbeteren. Hij badt in zijn ongeluk.
Ten vierde stelt Eduard zijn geliefde samen met God (Hemelsch Meisje), hij grootspreekt.