257 tweehonderd zevenenvijftig
ACHTENVIJFTIGSTE (58ste) LES
Een goede raad
1 Dora: Hoor eens, Wim. Je bent zo (NI)
verstandig, je kan me zeker een raad (1) geven.
2 Wim: Waarover gaat het ?
3 Dora: Ik zou graag een andere betrekking
vinden.
4 Wim: Je hebt hier toch niet te klagen :
5 je werk is niet vermoeiend (2) en de baas is vriendelijk tegenover iedereen.
6 Dora: Ja, maar ik zou graag meer verdienen.
7 Wim: Iedereen wil hetzelfde.
8 Dora: Ik heb een advertentie (3) in de krant
gelezen :
9 een belangrijke Amerikaanse firma zoekt een drietalige (4) secretaresse.
10 Wim. Spreek je Engels vlot ? Het spreekt vanzelf dat dat absoluut noodzakelijk
is.
UITSPRAAK
1 benfsoo 3 ik‘sou hgraaHG 5 niEt'f:rmoeiE:nt ... is"friEnd:l:k
7 h:tselvd:
8 atfrrtensiE ... krant "HG:IAYz:n
9 driEtaal:hg:
10 eng:ls‘flot ... sprAYkt‘fanzelf ... apsooluut nootsaak:l:k
1 Dora: Listen, Wim. You're so sensible, you can
surely give me some advice.
2 Wim: What about (about what goes it)?
3 Dora: I would like to find another position.
4 Wim: You have nothing to complain about here:
5 your work is not tiring and the boss is friendly to everyone.
6 Dora: Yes, but I would like to earn morę.
7 Wim: Everybody wants the same thing.
8 Dora: l've read an advertisement in the newspaper.
9 An important American firm is looking for a trilingual secretary.
10 Wim: Do you speak English fluently. It goes without saying (speaks for itself) that that is absolutely necessary.
OPMERKINGEN
(1) Raad can mean ’advice' or piece of advice'. Dat is een goede raad. Thats a good [piece of] advice. Ik deed het op raad van mijn vader: I did it on my father’s advice. For the meaning piece of advice' the plural is raadgevingen. Raad can also mean 'council' or 'board'. De raad iran het bestuur: the board of directors (direction). De Raad van Europa; the European Council. Here the plural form is raden. Familiera-den: family councils.
(2) This is a present participle used as an adjective. It is formed by adding -d to the infinitive. Werkend: working. The present participle is less common in Dutch than in English. It is seldom used except as an adjective. Spelende kinderen. playing children. Where -Ing words are used with to be' in English. one uses either the present tense or aan het with an infinitive. They are painting: Zij schilderenIZij zijn aan het schilderen.
(3) Adverteren [atf:rtAyr:n]: to advertise; aankondigen: to an-nounce; de aankondiging: the announcement.
(4) Tweetalig: bilingual
58’“ LES