263 tweehonderd drieenzestig
MEGENENN/IJFTIGSTE (59ste) LES Koopjes
1 Dora: Ik ben blij weer binnen te zijn ; het
is echt niet warm buiten.
2 Mia: Jij (1) hebt gevraagd om een eindje
(2) te gaan wandelen.
3 Dora: Ik had er niet aan gedacht mijn mantel
(3) aan te doen (4).
4 Mia: Met of zonder mantel heb je het
altijd koud, behalve voor de etalages!
5 Dora: Ik kan er niets aan doen : ik kijk
graag naar mooie dingen.
6 En er zijn meer dan eens koopjes (5).
7 Mia: Een koopje vandaag, een koopje
morgen,
8 en op het einde (6) van de maand begin je er weer over te klagen dat je geen cent meer hebt.
9 Dora: Op het einde van de maand ontvangen
we ons salaris.
10 Mia: Is het werkelijk mogelijk op zo'n manier te leven ?
UITSPRAAK
2 hept "HG:vraaHGt ... elnty:
4 of ‘sond:r
5 ik‘keik‘HGraaHG 9 ontfang:n
10 op'soo:n manlEr
Bargains
1 Dora: l'm glad to be inside again; it’s certainly not
warm outside.
2 Mia: You asked to go for a little walk.
3 Dora: I didn’t think to put my coat on.
4 Mia: With or without [a] coat you are always cold,
except in front of the shop-windows!
5 Dora: I can't do anything about it: I like to look at
pretty things.
6 And at times (morę than once) there are bargains.
7 Mia: A bargain today, a bargain tomorrow.
8 and at the end of the month you begin to
complain again that you don’t have a cent.
9 Dora: At the end of the month we receive our salary. 10 Mia: Is it really possible to live like that (in such a way)?
OPMERKINGEN
(1) Jij is the emphasized form of je.
(2) In a literał sense eindje refers to the last little end of something, such as a piece of string. Figuratively. it is used to mean a short distance. We zullen een eindje lopen: We'll walk a short distance. Hel is een eindje van hier: lt's a short distance from here. Het is een heel eindje: lt's quite a little
(3) Mantel: a iong coat for women; jas: coat: overjas: overcoat.
(4) Doe uw schoenen aan: Put on your shoes. Ik trek mijn jas uit: l'm taking my coat off. Hij zet zijn hoed op: He's puting his hat on. Hij neemt zijn hoed af: He’s taking his hat off.
(5) Kopen: to buy: verkopen: to sell; te koop: for sale; een koopje: a bargain: goedkoop (hgoetkoop): inexpensive.
(6) Remember: Op het einde van de maand (time), aan het einde van de straat (place).
59" LES