203 tweehonderd en drie
8 Maar zodra het vijf uur is, dan vergeet je me.
9 Wanneer vertrek je ?
10 Dora: Vrijdagavond (4) om half zes.
11 Mia : Ga je met de trein ?
12 Dora . Dacht je (5), dat wij zo dom zijn ?
13 We rijden met haar wagen ; op die manier verliezen we minder (6) tijd.
14 Mia : Hoelang blijf je er ?
15 Dora : Waarschijnlijk tot zondagavond. Want
maandag weer aan het werk !
16 Mia : Aan het werk ! Dat is maar een manier
van spreken !
fwordt vervo!gd)
h£r IS D£M0E^ Nt'£r WAARD LANGER TE I WACHT EN__y
UITSPRAAK
8 :t "feif 10 halfses 15 tot "sondahg/aav:nt
But as soon as it's five o'clock you forget me. When are you leaving?
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Dora: Friday evenirtg at five-thirty.
Mia: Are you going by train?
Dora: Did you think we were that stupid?
Were riding in her car: that way we lose less time.
Mia: How long are you staying there?
Dora: Probably until Sunday evening Because Monday [it's] back to work!
Mia: Back to work! That's merely a manner of speak-ing!
(to be continued)
OPMERKINGEN
(4) Morgenavond\ tommorow evening; morgenochtend: tomor-row morning; de volgende morgen: the following morning.
(5) To (orm a question the subject and verb are inverted.
(6) Weinig: not much, not many, little. The comparative and superlative are irregular. Minder: less; minst: least. Nu heb ik minder problemen: Now I have less problems. Wie heeft de minste punten?: Who has the least points?
Some Irregular Verbs
Present
Past
Past Participle
eten
kunnen
lopen
verstaan
helpen
il at
(plur.: aten) ik kon
(plur.: konden) ik liep ik verstond ik hielp
ik heb gegeten
ik heb gekund
ik heb gelopen ik heb verstaan ik heb geholpen