DE MIDDELEEUWEN
De middeleeuwen in de Nederlanden
Periode: ± 500 - ±1500
Er bestaat geen zelfstandige Nederlandse of Belgische staat
Gebied rond de monding van de Rijn, Maas en Schelde verdeeld in hertogdommen, graafschappen, bisdommen
Dit gebied - deel van het Frankische, Duitse en Bourgondische rijk
DE TAAL
Geen eenheidstaal: in elke streek een eigen volkstaal
Het geheel van deze talen genoemd DIETS, afgeleid van `diet' - volk
Het Latijn: de taal van de kerk en de wetenschap
DE MAATSCHAPPIJ
De grote macht van:
De Adel
De Geestelijkheid
Vanaf 1250 steeds grotere invloed van de steden
Een bindend element: het katholicisme
Gepredikt vanaf omstreeks 350 in Maastricht en omgeving
Vanaf 690 verbreid ook in de rest van de Nederlanden
Vanaf 1000 beheerste grootendeels het geestelijke leven
HET BEGIN VAN DE LITERATUUR
In het begin: 1) Mondelinge literatuur
Meestal verhalen of liederen gebracht ten gehore voor een publiek door rondtrekkende dichters, zangers
Verhalen over fantastische avonturen van helden, prinsessen enz. bijv. Het lied van heer Halewijn
Één van deze zangers: Bernlef (±800) - de blinde Friese dichter
liederen over de oude Friese koningen met de begeleiding van een harp
De liederen vaak doorgegeven van vader op zoon
Het gevolg daarvan: de toevoeging van nieuwe elementen
Het repertoire van de liederen: een soort familiebezit (geheim voor buitenstaanders)
De liederen op rijm: elke zanger moest lange teksten uit zijn hoofd kennen
2) Gemeenschapskunst
De schrijvers brachten de gedachten en gevoelens van een bepaalde groep onder woorden
Minder sterk: de neiging om ook persoonlijke emoties en ideeën te uiten bijv.
De ridderromans: weerspiegeling van de opvattingen van de adel
De legenden, heiligenlevens: de gedachten van de gelovigen
Misschien kan hieruit verklaard worden dat de meeste van deze werken anoniem waren
3) Werken met persoonlijke uitingen
Mystieke literatuur: Hadewijch
4) De Geest van het katholicisme
Het leven op aarde gezien als een voorbereiding op het leven na de dood
Aardse (ook literaire) schoonheid: ondergeschikt aan de eeuwige schoonheid
De schrijver - in de eerste plaats een zanger in dienst van God
LITERAIRE VORMEN
1. Volksballade
Verhalend gedicht in strofenvorm met herhalingen, sprongsgewijze verteltrant, b.v. Het lied van de heer Halewijn
2. Ridderroman
Lang verhalend gedicht, met avonturen van de ridders Karel ende Elegast
3. Fabel
Dierverhaal met een levensles, b.v. fabels in Esopet
4. Dierenepos
Lang, verhalend gedicht, spelend in het dierenrijk, veel toespelingen op de mensenmaatschappij, Van den vos Reinaerde
5. Legende
Godsdienstig verhaal, berust niet op de historische werkelijkheid maar op volksoverlevering, Beatrijs
6. Abel spel
Toneelstuk over hoofse liefde, Esmoreit
7. Sotternie (Klucht)
Toneelstuk, met grappige inhoud, De buskenblazer
8. Mysteriespel
Toneelstuk dat een voorval uit de bijbel ten tonele brengt, De eerste bliscap
9. Mirakelspel
Toneelstuk waarin een wonder wordt uitgebeeld, Mariken van Nieumeghen
10. Moraliteit
Toneelstuk waarin een bepaalde levensles of geloofswaarheid wordt verkondigd, Elckerlijc
DE OUDSTE BEKENDE NEDERLANDSE DICHTREGELS
De oudste literaire zin in het Oudnederlands
Een interlinaire quasi-glosse
Ontdekt in 1932 in Oxford door de Engelse germanist Kenneth Sisam
Gevonden op de laatste bladzijde van een Oudengels prekenhandschrift uit de abdij van Rochester
De tekst geschreven door een West-Vlaamse kopist
Datering van de tekst: ca. het derde kwart van de 11e eeuw
De eerste twee zinnen: het Latijn
De taal van de rest van de tekst: bepaald als Oud-Westnederfrankisch (controversie erover)
Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi(c) (a)nda thu uuat unbidan uue nu
Vertaling van de Latijnse paralleltekst die ervoor staat:
Habent omnes uolucres nidos inceptos nisi ego et tu. Quid expectamus nunc.
De vertaling:
Hebben alle vogels nesten begonnen, behalve ik en jij. Waarop wachten we nu?
Het ontstaan van het vers
Het vers ontstond waarsch. toen een West-Vlaamse scribent, werkend aan een manuscript, een nieuw gesneden pen probeerde, alvorens verder te werken
Zgn. probatio pennae = proeve van de pen of pennenprobeersel
Hij schreef het versje neer in het Latijn en vervolgens de vertaling onder in vermoedelijk zijn eigen taal
Het onderzoek van Frits van Oostrom (uit 2004):
De tekst geschreven waarschijnlijk door een man (?)
Maar: de taalgebruik is van een vrouw
De tekst geschreven ook vanuit het vrouwelijke perspectief: drukt vrouwelijk verlangen tot nestelen uit
De tekst vertoont namelijk overeenkomsten met door de vrouwen gezongen Spaanse volksliedjes uit dezelfde tijd (in vorm, sfeer en strekking)
Gerrit Komrij: beschouwt de regels als de eerste Nederlandse poëzie
Mogelijke interpretaties:
Als liefdesgedicht of liefdesliedje:
De auteur verlangt ernaar een gezin te stichten, zoals de vogels in de lente hun nest bouwen
Als religieuze beeldspraak:
De schrijver (een geestelijke) drukt zijn verlangen uit om opgenomen te worden in de gemeenschap (van een abdij) of in het huis van God
Als taalspel: het aantal lettergrepen in de Lat. en Oudned. taal komt steeds overeen: ab | ent, 2 lettergr.; Heb | ban (ook 2); om | nes ; ol | la enz.
Oudere geschriften in voorlopers of dialecten van het Nederlands
Losse zinnen uit de 9de, 8ste, soms 6de eeuw (in de Salische wet)
Gelobistu in got alamehtigan fadaer - Geloof je in God de almachtige vader (de Oudsaksiche doopgelofte, eind van de 8ste eeuw)
Wachtendonckse Psalmen (half 10e eeuw)
Een verzameling van in het Oud-Oostnederfrankisch of Oudnederlands vertaalde psalmen
De naam ontleend aan: de kanunnik Arnold Wachtendonck
In de 16de eeuw bezat hij een handschrift van de psalmen
Het manuscript uitgeleend aan Justus Lipsius - een onderzoek ernaar
Lipsius schreef een aantal psalmen over - deze psalmen zouden uiteindelijk de huidige versie van Wachtendonckse Psalmen gaan vormen
Het origineel: verloren
De taal: het Oud-Oostnederfrankisch: een Oudgermaans dialect gesproken in het huidige Oost-Nederland of misschien Duitsland
De tijd van het onstaan: midden van de 10de eeuw
De tekst bevat ook Duitse taalkenmerken, daarom is hij wellicht een bewerking van een Middelfrankische tekst (een Oudhoogduits dialect)
De vertaling: zgn. Interlineaire: de woordvolgorde van de Latijnse bron aangehouden in de vert. - de tekst kon dus ook voor leerdoeleinden gebruikt worden
4