Page
1 of 12 DOCUMENTS
NRC Handelsblad
14 september 2009 maandag
Lang leve de monarchie. Hoera! Hoera! Hoera!;
Monarchie Klopt, zij is niet rationeel. Maar juist irrationaliteit is het fundament van een democratische cultuur
BYLINE: Coen Simon.
SECTION: OPINIE; Blz. 6
LENGTH: 2392 woorden
SAMENVATTING
Het koningshuis staat symbool voor de leemte in de politieke macht en levert daarmee een bijdrage aan het bijeenhouden van een samenleving, meent Coen Simon.
VOLLEDIGE TEKST:
Op Bevrijdingsdag stond pal voor de Nederlandse Hervormde Kerk tegenover ons huis een betonmolen. Een vader en twee zoons lieten een buis boven het nog vloeibare beton in een klein gat in het grasveld zakken, rondom het Noord-Groningse kerkje. Ik dacht dat het een basale voorbereiding was voor de jaarlijkse meimarkt in ons dorp, een veiligheidsmaatregel vanwege het omwaaien van de poppenkast. Maar met poppenkast had het stukje beton niets te maken. De kerk had zichzelf een vlaggenmast cadeau gedaan, waaraan de Nederlandse driekleur op de zaterdag van de meimarkt fier wapperde. Hoewel de kerk in het algemeen het koningshuis een warm hart toedraagt, was mij van deze kerk nooit zo'n ostentatieve Oranjeliefde opgevallen. Ook de kraamhouders waren dit jaar meer dan anders oranje getooid.
Wat de analyses en speculaties over 'Apeldoorn, 30 april' ook beweren, één ding staat als een paal boven water: het koningshuis heeft een steviger fundament gekregen in Neerlands bodem. De discussie over de invulling van het koningsschap die vanwege het gerucht van een aanstaande troonwisseling net weer door republikeinse gemoederen was aangejaagd, werd tegelijk met de zwarte Suzuki Swift tot staan gebracht.
Nu de discussie rond het koningsschap na vier maanden stilte weer langzaam oplaait, is het te hopen dat het nieuwe elan in de Oranjegezindheid, gewekt door Apeldoorn, de redding zal blijken van onze constitutionele monarchie. Want de waarde van deze historisch gelukkig uitgepakte staatsvorm valt nauwelijks te overschatten. Zeker niet in een land waarin geen enkele politieke partij nog verantwoording hoeft af te leggen aan een eigen geweten, in de vorm van een ideologie of een geloof, maar alleen nog aan de opportune grillen van de opiniepeilingen.
Het land lijkt, van PVV tot D66 en van CDA tot SP, in de greep geraakt van een naďeve opvatting van democratie. Omdat het begrip letterlijk een staatsvorm belooft waar het volk aan de macht is, meent een steeds groter deel van de Nederlandse politici - beloofd is beloofd - eerst alle macht voor het volk te moeten opeisen alvorens zij op democratische wijze hun werk kunnen doen.
Het is deze preoccupatie die ons sinds het rumoer van de Leefbaren niet een levendiger politieke praktijk heeft opgeleverd, maar juist een theoretisering van de politiek: een politiek die niet om belangen strijdt, maar om zijn gelijk, niet om wat werkt, maar om hoe het zou moeten werken.
Het enige waar deze ontwikkeling toe heeft bijgedragen is het succesvol in omloop brengen van een verkeerde voorstelling van politiek: politiek als een apparaat waarmee de wensen van het volk kunnen worden gerealiseerd. Maar politiek heeft slechts ten doel om een gemeenschap met de vele diverse en elkaar uitsluitende belangen in een groter geheel van een voorstelling bijeen te houden. Een voorstelling met spelers uit Kamers, kabinet, koningshuis en kijkbuiskinderen.
Dat een vereenvoudigde opvatting van politiek ook leeft in de Kamer bleek opnieuw uit de woorden van SP-Tweede Kamerlid Ronald van Raak (Opiniepagina, 31 augustus): ,,Een monarchie in een democratie, dat is vragen om problemen." Logisch. Net zo logisch meent Van Raak ,,dat elke gezagsdrager in Nederland moet worden gekozen, ook een staatshoofd". Maar de socialist komt voor een onverkwikkelijk probleem te staan: ,,de grote meerderheid van de bevolking hecht echter veel waarde aan de monarchie".
En inderdaad in de waardering van het koningshuis bestaat een grote kloof tussen volksvertegenwoordiging en het volk. Volgens TNS NIPO is 85 procent van de bevolking vóór de monarchie, terwijl een meerderheid van de volksvertegenwoordiging onze koninklijke traditie ziet als een archaďsche sta-in-de-weg voor het democratisch welvaren van ons land (PvdA, D66, SP, PVV, GroenLinks zijn voor een louter ceremonieel koningshuis). Van Raak ziet met deze meerderheid zijn kans schoon en vraagt ongeduldig om een Kamerdebat met als inzet een ceremonieel koningsschap - ieder zijn zin zal hij denken: voor het volk de koning, voor de Kamer de democratie.
Ook Alexander Pechthold (D66) wil ruim voor de abdicatie zo'n debat. Want anders, zei hij op 29 april in deze krant, ,,word je toch gezien als de verstoorder van het feestje."
Het leek vlak na het Koninginnedagdrama niet kies om een Kamerdebat te voeren.
Maar ik vermoed dat er een heimelijke hoop bestaat dat Apeldoorn slechts een kortstondige orangistische schrikreactie in de onderbuik teweeg heeft gebracht, die snel wegzakt als de massa bij haar avondjournaals weer voldoende andere gebeurtenissen met andere namen voorgeschoteld heeft gekregen. Zo'n inschatting zou passen bij de wijze waarop het belang van ons koningshuis wordt getaxeerd, als een 'feestje'. Zelfs de SP vindt de symboliek ervan de moeite waard, maar niet meer dan het Nederlands elftal een symbolische eenheid voor het volk of een deel ervan kan zijn. Oranje is een feestelijke kleur, is de stilzwijgende parlementaire consensus, en daarom geschikt bij het doorknippen en uitdelen van lintjes, maar overbodig bij een kabinetsformatie, tijdens een zitting van de Raad van State of voor een wekelijks overleg met de MP.
Zowel koningshuis als burger komt er niet best vanaf: het een is een te duur feestje voor nationale eenheid (119 miljoen euro vorig jaar), de ander wordt even gemakkelijk aangezien voor de soevereine man in de straat als voor een onderbuik - net hoe het uit komt. Maar het ceremonieel van een koningshuis moet niet worden verward met massa-evenementen zoals Pinkpop of carnaval, hoeveel het NOS-verslag van Koninginnedag het er ook op doet lijken.
De twijfel aan de waarde van een monarchie voor onze moderne samenleving komt in de regel neer op de republikeinse gedachte dat het huidige constitutioneel koningschap 'in de kern irrationeel' is.
Politiek mag niet irrationeel zijn, dat is het dogma van een tijd waarin dieren redelijkerwijs rechten moeten krijgen, de politiek moet luisteren naar de man in de straat, 'vol' logischerwijs op een gegeven moment gewoon vól is en waar de volksvertegenwoordiging de nationale identiteit bepaalt. In dit rijtje past dus ook een koningshuis dat moet worden uitgekleed (voor feesten en partijen) en transparant moet zijn voor de belastingbetaler. En zo zien we dat er best nog een strookje grond is voor een samenwerking tussen de democratische D66 ('tegen macht die voortkomt uit geboorte') en de populistische PVV ('laten we het zuiver houden en het staatshoofd uit de regering zetten').
Onze ongemakkelijkheid tegenover de irrationaliteit en de ongegrondheid van symbolen, ceremoniën, rituelen en tradities werd door de beroemde Nederlandse historicus Johan Huizinga al aan het begin van de vorige eeuw waargenomen. In Homo ludens (1938) waarschuwt hij voor het steeds ernstiger worden van de cultuur. Terwijl de levensvatbaarheid van een cultuur, volgens Huizinga, juist wordt gekenmerkt door het spelelement. Iedere cultuur speelt in zekere zin dat ze een cultuur is. Dat klinkt willekeuriger dan het is: het is spelen met de ernst van het spelende kind. Want, zo zegt Huizinga, het spelende kind neemt het spel volstrekt serieus, maar weet ieder moment dat het spel gespeeld is. ,,Het kind kan zich een ongeluk schrikken door het gebrul van wat hij weet, dat geen 'echte Leeuw' is."
Deze irrationaliteit is ook het fundament van een democratische cultuur. Zonder een voorstelling van de democratie ís er geen democratie. Maar Huizinga ziet dus al in de jaren dertig van de vorige eeuw dat dit fundamentele spelelement langzaamaan sleets wordt. ,,De moderne cultuur wordt nauwelijks meer 'gespeeld', en waar zij schijnt te spelen, is het spel vals. [...] Nog niet lang geleden was het geregelde politieke leven, in zijn parlementaire democratische gedaante, vol van onmiskenbare spelelementen. [...] Het wordt steeds weer beheerst door momenten van persoonlijke wedijver. Er is een voortdurende match gaande, waarbij bepaalde matadors elkander schaakmat trachten te zetten, onverminderd 's lands belangen."
Ook het publiek is in deze 'match' gaan geloven, en switcht met de grilligheid van de opiniepeilingen van de een naar de andere matador. Een match zonder arena ook, want de burger wil liever dat Kamerleden buiten op straat aan hem vragen wat er moet gebeuren in plaats van dat ze als vertegenwoordiger in de 'voorstelling van de samenleving' besluiten nemen waar het volk zich achter kan scharen. Dat de politicus zelf ook vergeet dat hij een speler is van een politieke voorstelling blijkt niet alleen uit het wegblijven (Verdonk) en weglopen (Wilders) bij debatten, maar ook uit het gedrag van SP-Kamerlid Marijnissen die bij het debat over het nieuwe Nationaal Historisch Museum op 13 mei vanaf zijn Kamerzetel meende de inrichting van het museum te kunnen regelen. ,,Bent u nou voor die thema's of bent u voor chronologie, wat is het nou?"
Sinds Kamerzetels en kabinetten verlaten worden om de burger zelf te bezoeken is de plek van de macht leeg geraakt en mist de politiek de voorstelling die ze nodig heeft om de diverse belangen binnen een groter geheel te vangen. Om die reden mogen we dus des te blijer zijn dat we in Nederland ten minste nog een troon hebben die continu wordt bezet.
De socioloog en econoom Walter Bagehot (1826-1877) legt in The English Constitution haarfijn uit wat de belangrijkste kwaliteit is van een monarchie: het is een regeringsvorm die als enige voorstelbaar is door het volk. ,,Leggen wij de grote massa der mensheid de vraag voor: 'Wilt u geregeerd worden door een koning of wilt u geregeerd worden door een grondwet?', dan komt die vraag op het volgende neer: 'Wilt u geregeerd worden op een wijze die u begrijpt of wilt u geregeerd worden op een wijze die u niet zult begrijpen?' Die vraag werd aan het Franse volk voorgelegd, dat werd gevraagd: 'Wilt u geregeerd worden door Lodewijk Napoleon of wilt u geregeerd worden door een volksvergadering?' Het Franse volk zei: 'Wij willen geregeerd worden door die ene man die wij ons kunnen voorstellen, niet door vele mannen die wij ons niet kunnen voorstellen'. Bagehot concludeert samenvattend: ,,Het koningschap is een regeringsvorm waarbij de aandacht van het volk wordt gericht op een persoon die interessante dingen doet. De republiek is een regeringsvorm waarbij de aandacht wordt verdeeld over velen die allemaal oninteressante dingen doen. Dienovereenkomstig zal het koningschap, zolang het mensenhart sterk en het menselijk verstand zwak is, sterk staan, omdat het vage gevoelens aanspreekt en zal de republiek zwak staan omdat zij een beroep doet op begrip."
Bagehot laat de mogelijkheid nog open dat met meer redelijkheid van iedere individuele burger een samenleving daadwerkelijk zou kunnen werken op alleen begrip en zonder voorstellingsvermogen. Maar waar het een samenleving betreft, zeker van de grootte van onze moderne samenlevingen, volstaat goed verstand niet, omdat geen verstand in staat is een geheel te zien, zonder een voorstelling van een geheel.
Onze democratie wordt gelukkigerwijs bijgestaan door zo'n voorstelling, die grote continuďteit garandeert - ook al weten we dat het geen echte Leeuw is. Deze continuďteit van ons koningshuis werkt niet alleen verticaal (troonopvolging in de nationale geschiedenis) maar ook horizontaal: elk nieuw kabinet moet langs dezelfde staatsvrouw, die de voorgaande en elkaar vaak vlug opvolgende regeringen en demissionaire regeringen nauwlettend volgt, als een nationaal geweten.
De reeds genoemde legalistische kritiek op het koningshuis van D66 ('tegen macht die voortkomt uit geboorte') getuigt op zich zelf natuurlijk al van een gortdroge schaakmentaliteit - waarbij een exclusief recht van een instituut wordt veroordeeld in termen van een individueel recht. Maar vooral gaat het voorbij aan de verplichtingen die dit recht vooral tot gevolg heeft: dat de troonopvolging de lijn van de familie volgt, betekent dat al onze vorsten, inclusief de aanstaande vorst, zich een leven lang voorbereiden - geboren worden alleen is zeker niet genoeg.
Hun koninklijke lot bepaalt dat ze hun leven eraan wijden. Dat vorstelijke premiers zoals Berlusconi zo'n gewetensvolle opleiding ontberen is pijnlijk merkbaar. Waar in Nederland de vorstin de media waarschuwt met de opmerking dat 'de leugen regeert', daar heeft in Italië de leugen daadwerkelijk zeggenschap met een mediatycoon als ongekroond staatshoofd - en dat is heel andere koek dan de behoefte aan een beetje privacy tijdens het skiën, die de kroonprins rechtshalve wist op te eisen.
De discussie over een ceremonieel koningshuis kenmerkt een tijd waarin men het belang van ceremonie, feest en ritueel ziet als decor. Een misvatting die voortkomt uit een hardnekkig maakbaarheidsideaal, waarin een democratische samenleving wordt gezien als een bouwsel dat met alle individuele handen van het volk steen voor steen is opgebouwd. Zoiets ondemocratisch als een koningshuis misstaat daarin, behalve als portret aan de muur. Maar de wereld is niet volledig maakbaar en bestaat niet alleen uit politiek-democratische besluiten. Het koningshuis staat ook symbool voor deze leemte in de politieke macht en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het bijeenhouden van een samenleving. 'Maar', merkt de opgewonden republikein retorisch op, 'een symbool hoeft toch geen politieke invloed te hebben?' Antwoord: 'invloed' is de bestaansvoorwaarde van een symbool. Kijk naar de munt. Met de euro doe je boodschappen, terwijl de gulden zelfs nog geen boodschappenkar aan het rijden krijgt. De gulden komt niet meer in de plaats voor iets anders en is haar symbolische werking dus kwijt.
Als koning Willem IV een ceremoniële functie krijgt, wordt hij geen koning, maar prins carnaval. Zonder ministeriële verantwoordelijkheid ligt het lot van onze Leeuw niet bij een ministerraad, maar bij de Oranjevereniging. En zonder politieke verankering van onze vorst mist het symbool zijn politieke grond en daarmee zijn symboolwerking. Een symbool heeft een stevig fundament in de grond nodig, zoals een vlaggenmast een stuk beton.
Sinds 'Apeldoorn' zal de kloof tussen politici en volk over de monarchie nog groter worden
Als koning Willem IV een ceremoniële functie krijgt wordt hij een prins carnaval
LOAD-DATE: September 14, 2009
LANGUAGE: DUTCH; NEDERLANDS
GRAPHIC: Illustraties Cyprian Koscielniak
PUBLICATION-TYPE: Krant
JOURNAL-CODE: NRC Handelsblad
Copyright 2009 PCM Uitgevers B.V.
All Rights Reserved