Assimil Dutch1

Assimil Dutch1



een (AYn)

It is absolutely essential that you read the preceding introduction before starting!

EERSTE (1ste) LES.

Bent u ziek ?

1    — Goedendag (NI), mevrouw De Vos.

2    — Dag (1), meneer Janssens.

3    Hoe maakt u het (2) ?

4    — Niet heel goed.

5    — Bent (3) u ziek ?

6    — Nee (4), maar mijn vrouw is ziek,

7    mijn dochter is ziek,

8    mijn zoon is ook in bed

UITSPRAAK (pronunciation) [uitspraak) bent"uu ziEk?

1    hgoed:ndaHG m:fvrou d: fvos

The V sound in Dutch is preceded by a slight t sound.

2    daHG nrnAYr yanssens

3    hoe maakt ‘uu het?

In het the h is pronounced only if the word is being empha-sized. One says [het), [h:t] or [:t] depending on the degree of emphasis.

4    niEt hAYI hgoet

At the end ot a word, d is pronounced as t,

5    bent ‘uu zlEk?

6    nAY, maar mein fvrou is"siEk

Here the z in ziek is pronounced as s because it follows an s. This is called assimilation.

7    mein doHGt:r is*slEk

The s in is Is usually pronounced s rather than z as in English!

FIRST LESSON

Are you III?

1    — Good day, Mrs. De Vos.

2    — Hello, Mr. Janssens.

3    How are you (How make you it)?

4    — Not very good.

5    — Are you ill?

6    — No, but my wite is ill,

7    my daughter is ill,

8    my son is also in bed,

OPMERKINGEN (COMMENTS) [opmerking:n)

(1)    Dag is less formal and morę common than goedendag. Dag is also used for good-bye, but then the vowel is lengthened: [da-aHG!]

(2)    For How are you?' one also hears Hoe gaal hel (How goes it)? For ‘How is your son?’ one could say Hoe maakt uw zoon het (How makes your son it)? Hoe gaat het met uw zoon (How goes it with your son)?

(3)    As in English the subject and verb are reversed to form a question. U bent ziek (You are ill). Bent u ziek (Are you ill)?

(4)    One may write nee or neen, but the finał n is not pronounced.

1- LES


Wyszukiwarka

Podobne podstrony:
Assimil Dutch2 3 arie (driE) 9 en mijn schoonmoeder ... 10    — Wat? Is uw (N2) scho
Assimil Dutch3 5 vijf ZINSBOUW iSFNTFNCE STRUCTUREi [zinzboi/ In this seciiop you will be ghrcn eic
Assimil Dutch4 2    — Nee, ik heb geen (2) huis. 3    — Heeft u (3) e
Assimil Dutch5 9 negen irAYng -i B. Vul de ontbrekende woorden in: 2 My automobile >x not vwy go
Assimil Dutch6 4    — Het is meneer De Vos ; 5    hij (3) werkt (4) b
Assimil Dutch7 B. Vu1 de onlbrekende woorden in: 1 Would you repeal that. sir? fWhat say you. sir?!
Assimil Dutch8 15 vi
Assimil Dutch9 17 fen :zAYv B. Vul de ontbrekende woorden in: 1 / nei/ar waich tciemsion. Ik 3 She
Assimil Dutch0 19 negent.eri ir-AYng 0 *
Assimil Dutch1 lrwłlf-t-g AYrrn-:tvwint MCB. Vul de ontbrekende woorden in: Ex.ci.sc me jc jCł nav
Assimil Dutch2 23 drieentwintig (drlEn tvwintHG: 3    — Ja, hij woont hier. 4  
Assimil Dutch4 kin! MG.ZEV6NDE (7de) LESHerhaling en opmerkingen fReview and Comments) 1.  &nb
Assimil Dutch5 29 negenenlwinlig l.nAYbg *
Assimil Dutch6 31 eenendertig lAYn n Ce Srl.UGi12    je bent {5) te (6) nieuwsgierig
Assimil Dutch7 HE fi# dert.HGi ! NEGENDE <9de> LES. Zusters zijn niet vriendeltjk 1  &nb
Assimil Dutch8 ’dert.g :tvel*:n dci H(ii 8    — Je kent iedereen in onze straat (7).
Assimil Dutch9 TtENDE (tOde) LES. Zesde verdieping 1    - Neemt u (1) me niet kwalij
Assimil Dutch0 39 negenenderiig i.iAYhg.ivn/de l MG 6    De naam staat (4} op de de
Assimil Dutch1 ii. vAYrl-HGl B. Vul de ontbrekende woorden in. 1    S>‘e s tatong

więcej podobnych podstron