53 (2riee'.vijt:'g icrlErn fvelf| MGi
OEFENINGEN A. Vertaal:
1. Sinds wanneer werkt u op dat kantoor ? — 2. Mijn oom is veel rijker dan ik. - 3. Hij haalt zijn papieren uit zijn zak. - 4. Hij verkoopt zijn wagen, wam hij heeft geen geld meer. - 5. Er is altijd veel lawaai in onze straat. - 6. Het is jatnmer dat hij niet meer over Amerika wertelt, — 7. Het begin van het werk is zeker niet gemakkelijk. — 8. Ik weet niet precies wat hij in die winkel deed.
B. Vul de onłbrekende woorden in:
Het ..... me ... u ueel tijd 2 Vo rj«e kiiows nha; tie >i:d 'l-.ttie 3 Star liny (sińce) Ihis week, slie no longer has woik
Hee*t ze .... werk ....
- Maybt
e fpo goir.g tc
OPLOSSING B
1 spijt - dat - verliest. — 2 niemand • wat -deed. - 3 sinds week - geen • meer. - 4 denk • dikwijls - yeduldig. - 5 wanneer -
Ik i denk |
dat , |
het boek |
duur is | |
weet |
het restaurant |
goed | ||
«g |
die wagen |
mooi 1 | ||
1 het tijdschrift |
' |
(36) | ||
Hi, |
denkt |
dat het altijd |
mooi - is | |
ledereen |
uertelt |
interessant | ||
Niemand |
zegt |
zo | ||
De jongen |
gemakkelijk | |||
Mijn vriend |
goed | |||
Ze |
nieuw | |||
slecht 1 |
(126) | |||
:(thcse cxercises Sppo.ar tioring or childish |
o you | |||
20 r.ot neglcct tne |
m: Oniy by |
rcpealing lypieni |
Dutęb. | |
~cr-strochons over and over will |
ihey become tnnuhar to |
13" LES