32S drlehonderd vi|lentwintig
EENENZEN/ENTIGSTE (71ste) LES Weer een stąp vooruit
1 U bent tot nu toe geregeld blijven ^1) studeren.
2 Het betekent dus dat u weer een belangrijke stąp vooruit (2) bent,
3 en u heeft ongetwijfeld redenen (3) genoeg om over het bereikte resultaat tevreden te zijn.
4 Het spreekt vanzelf dat u nog niet in staat bent alles te zeggen wat u graag zou willen zeggen.
5 We zijn er nochtans van overtuigd (4) dat u zich in Vlaanderen of in Nederland zou kunnen redden (5).
6 In het begin zal u nog een zekeraantal problemen hebben.
7 Best mogelijk krijgt u de indruk dat de mensen te vlug of anders spreken, wat natuurlijk verkeerd (6) is.
UITSPRAAK
1 hg:rAYhg:lt ... stuudAYr:n
3 rAYd:n:n ... rAYzultaat ‘t:vrAYd:n
4 sprAYkt'fanzelf ... hgraaHG‘sou
5 noHGlans'fan oov:rtuiHGt... nAYd:rlant ‘sou
7 naatuurl:k‘f:rkAYrt
1 Till now you have continued to study regularly.
2 So it means that you've taken (you are) another important step forward,
3 and you no doubt have reason enough to be satisfied with the results achieved.
4 It goes without saying that you are not yet able to say everything that you would like to say.
5 Still, we are convinced that you would be able to
\ getłfy in either Flanders or The Netherlands.
6-—^InHbe beginning you will still have a certain num-ber of problems.
7 Quite possibly you will get the impression that people are speaking too fast or differently, which is wrong of course.
OPMERKINGEN
(1) In Dutch, a past participle can never be followed by an infinitive. Instead, two infinitives are used. Ze is niet kunnen komen: She hasn't been able to come. Ik heb laal moelen werken: I have had to work late. Ik heb hen horen vertrek-ken: I have heard them leave.
(2) Achteruit: backwards, in reverse. Hij rijdt achteruil: He backs up (rides backwards). Notę how easily compound nouns are tormed in Dutch: een achteruitkijkspiegel (a rearview mir-
(3) De reden: the reason (singular), de redenen (plural).
(4) De overtuiging: the conviction. Hij heeft ons willen overtul-gen: He wanted to convince us.
(5) Redden: save (from injury, destruction or loss). Zich redden: Save oneself. get along, manage. Ze hebben niets kunnen redden: They were able to save nothing. Ze kan zich met haar Nederiands redden: She can get by with her Dutch.
(6) Distinguish between verkeerd (wrong) and vals (false. torged). Ze gaf een verkeerd antwoord: She gave a wrong answer. Ze hebben de verkeerde baan gevolgd: They followed the wrong road. Hij gal een valse naam: He gave a false name. Vals geld: counterteit money. Een valse Vermeer: a forged Vermeer.
71™ LES