147 honderd zevenveertig I
- 13 Mijn zuster is op reis. - 14 Hij vraagt altijd om geld. — 15 Ze vragen naar de weg.
7. — Vertaling — 1 I don’t have any idea about it. - 2 l’m waiting for an answer. - 3 Just come in. - 4 l'll help you a little (hand). - 5 Are you coming along with us? - 6 She is amazed about nothing. - 7 He's now among the first ones. - 8 He’s busy (sitting) writing. 9 What's
wrong? — 10 Is that also worth the bother? - 11 He makes a good living. - 12 You ought to stop smoking. —
ZESENDERTIGSTE (36ste) LES.
Slecht weer
1 — Zie je hoe donker de hemel wordt ?
2 We krijgen misschien nog wel regen.
3 — Ik geloof het (1) niet : vanmorgen was
(2) er zon !
4 — Best mogelijk ; maar nu is het weer aan
het veranderen :
5 kijk maar naar de vorm en de kleur van de wolken !
6 — Dat betekent helemaal niets.
7 — In ons land is het altijd hetzelfde :
8 je bent van plan te (3) gaan wandelen en dan begint het opeens te regenen.
9 — Het is niet zo erg :
10 we blijven thuis in plaats van naar het park te gaan.
UITSPRAAK
1 hAYm:l
2 rAYhg:n
3 ik'HG:loo( ... vwas‘:r
7 is':t ... alteit‘:t/selv/d:
8 bent "fan . rAYhg:n:n
9 niEt "soo erHG 10 in plaats‘fan
13 My sister is on a trip. - 14 He’s always asking for money. - 15 They are asking the way.
Go back over the expressions in previous review lessons regularly. They are important because they illustrate idiomatic characteristics ot the language.
1 — Do you see how dark the sky is becoming?
2 Maybe we will still get rain.
3 — l don’t believe so: this morning there was sun!
4 — Quite possibly, but now the weather is changing;
5 just look at the shape and the colour of the clouds!
6 — That means nothing at all.
7 — In our country it's always the same;
8 you are planning to go for a walk and then sud-denly it starts to rain.
8 — Ifs not so bad;
10 we'll stay home instead of going to the park.
weet het niet:
ot het to reter back to something mentioned
plan vroeg te vertrekken: They intend to leave 36’" LES