honderd veertig 140
139 honderd negenendertig
2 Klant : Geef me wat die heer daar bij het raam (2) eet.
3 Baas : Dat is onmogelijk (3) ; die heer zal het zeker niet willen geven.
Shakespeare
4 In een schouwburg ergens in de pro-vincie.
5 Het Nationaal Toneel van Antwerpen speelt Richard III (4), het bekende drama van Shakespeare.
6 Alles gaat goed, totdat (5) men aan de scene van de veldslag (6) komt.
7 Richard III is verslagen en wil vluchten. Hij roept :
8 — Een paard ! Mijn koninkrijk voor een
paard !
9 Een grappenmaker in de zaal vraagt : — Is een ezel ook niet goed ?
10 — Toch wel ! Kom maar op het toneel !
Taxi
11 Een heer wil naar het vliegveld (7) rijden ; hij telefoneert om (8) een taxi.
12 Na tien minuten wachten belt hij op-nieuw (9).
UITSPRAAK
3 zal ":t “sAYk:r shAYkspir (as in English)
5 na(t)syoonaal ... rishaar (as in French) ... b:kend: draama
In Dutch, foreign names are often pronounced as in the original language.
6 all:s‘HGaat‘HGoet ... sAYn: van d: fveltslaHG
7 is‘f:rslaahg:n
8 kooningkreik‘foor
9 AYz:l ook "niet‘HGoet
11 :t "fliEHGfelt
12 belfei opniEoe
2 Customer: Give me what that gentleman there by the window is eating.
3 Patron: That’s impossible; that gentleman will cer-tainly not want to give it.
Shakespeare
4 In a theatre somewhere in the provinces.
5 The National Theatre of Antwerp is playing Richard III, the well-known drama of Shakespeare.
6 Everything goes well, until they come to the battle scene.
7 Richard III is beaten and wants to flee. He cries:
8 — A horse! My kingdom for a horse!
9 A joker (joke maker) in the auditorium asks:
— Will a donkey do as well?
10 — Yes, of course! Just come up on the stage!
Taxi
11 A gentlemant wants to ride to the airport; he phones for a taxi.
12 After waiting ten minutes he rings again.
OPMERKINGEN
(2) One can also say: het venster.
(3) The prefix on- indicates negation (as un- in English). Zeker, onzeker (uncertain); bekend, onbekend (unknown); waar, orwaar (untrue).
(4) Schouwburg: theatre (the building); toneel: theatre (the stage).
(5) Totdat: until; voordat: before; nadat: after. Ik zal terugkomen voordat u weggaat: I II come back before you leave. Nadat hij zijn lessen heett geleerd, kijkt hij naar de televisie: After he has learned his lessons, he watches television.
(6) The battle of Waterloo: de slag bij Waterloo.
(7) Het vliegveld: the airfield; de luchthaven: the airport.
(8) In this context om (which can also mean 'around' or 'about') means 'for'. Hij schrijtt om geld: He is writing [to ask] for money. Ze vraagt om een dokter: She is asking for a doctor.
(9) Weer: again; opnieuw: again. anew.
Neuter nouns: het hotel, het raam, het venster, het toneel, het
drama, het paard, het koninkrijk, het vliegvetd, het vliegtuig.
34-“ LES