317 driehonderd zeventien
3 Omdat er geen enkel plaatsje vrij is, rijdt ze door (2) tot de volgende lichten waar ze rechtsomkeert maakt.
4 Een tweede agent, die deze manoeuvrę ziet, wil haar op zijn beurt laten stoppen.
5 Terwijl (3) ze hem voorbij rijdt, roept ze hem toe :
6 — Wacht uw beurt af, alstublieft, uw collega
heeft voorrang.
De vaat wassen
7 In de salon stappen (4) twee dames met een presenteerblad (5) in de richting van de keuken.
8 Op elk presenteerblad staan lege glazen, borden, kopjes, lepeltjes, vorken, enz.
9 Intussen zitten twee heren op hun gemak in een fauteuil (5) te praten en te roken.
10 Lachend kijken ze naar de dames.
11 Maar śśn van de dames zegt ironisch tegen de andere :
12 — Vandaag wordt de vaat (6) niet gewassen.
Dat doet mijn man morgen!
UITSPRAAK
3 engk:l plaatsh: ... reifs:
4 maneuv:r ... op‘sein
5 roept's:
6 alstuubliEft ... kollAYhga hAYft‘foorrang
7 salon ... prezntAYrblat
8 IAYp:lty:s
9 lootuiy
11 IErooniEs
3 Because not a single place is free, she drives on to the following [set of] lights where she turns around.
4 A second officer, who sees this maneuver, wants to have her stop in (his) turn.
5 While she drives past him, she calls to him:
6 — Wait your turn, please, your colleague has priority.
Washing the dishes
7 In the drawing room two women with trays are walking in the direction ot the kitchen.
8 On each tray stand empty glasses, plates, cups, spoons, forks, etc.
9 Meanwhile, two gentleman are sitting comfortably in armchairs talking and smoking.
10 Laughing, they look at the ladies.
11 But one of the ladies says ironically to the other:
12 — Today the dishes won’t be washed. My husband
will do that tomorrow!
OPMERKINGEN
(2) Door used with a verb ot motion indicates continuation ot the action. De Irein gaat door: The train goes on. Ze ging door met haar werk : She went on with her work.
(3) In Dutch a subordinate clause is used where 'while' or ‘when’ and a gerund are used in English. He read while eating: Hij las terwijl hij at. She didn’t say a word when leaving: Toen ze vertrok, zei ze geen woord.
(4) Stappen (to step) is sometimes used in Dutch where 'walk' would be used in English.
(5) Notice that 'tray' and 'armchair' are singular even though each lady has a tray and each man has a chair.
(6) De vaat reters collectively to everything that must be washed after a meal. De vaal wassen: wash the dishes.