289 tweehonderd negenentachtig
5 Daar zal ik in ieder (3) geval zonnig (4) weer hebben.
6 Bert: Ik hoop het voor jou. Maar het ns
helemaal niet zeker:
7 dit jaar is het weer nergens bijzonder mooi.
8 Bovendien lost dat mijn probleem niet op.
9 Hans: Er bestaan toch heel wat mogelijk-
heden, zelfs ais je het land niet verlaat.
10 Bert: Zo veel zijn er niet, naar ik meen.
11 Je kan ze gemakkelijk op de vingers van śen hand tellen (5) : wandelen, lezen, TV-kijken. . .
12 Hans: Dat is al niet zo weinig.
13 Bert: Dacht je dat ik de hele dag kan
blijven lezen ?
14 Hans: Ais je een boeiend boek hebt, is dat
ongetwijfeld mogelijk.
15 Hoofdzaak (6) is je lectuur (7) goed te kiezen.
(wordt vervolgd)
UITSPRAAK
5 zonniHG
6 niEt "sAYk:r
. tAYvAY keik n
7 biEzond:r 9 niEt 'f:rlaat
11 hant'tall:n
12 niEfsoo
14 boaiE:nt
15 hooftsaak
There CII have sunny weather in any case. Bert: I hope so for your sake (for you). But it‘s not at all certain:
7
8 9
10
11
12
13
14
15
this year the weather isn't particularly nice anywhere.
Besides, that doesn't solve my problem.
Hans: Quite a lof of possibilities exist anyway, even if you don’t leave the country.
Bert: There aren't so many. in my opinion.
You can easily count them on the fingers of one hand: walking, reading, watching TV... Hans: That's already not so few.
Bert: Do you think (thought you that) I can keep on reading all day?
Hans: If you have an engrossing book, that’s no doubt possible.
The main thing is to choose your reading materiał well.
(to be continued)
OPMERKINGEN
(3) leder. every; elk: each. No -e is added before a neuter singular noun.
(4) Many adjectives are formed by adding -ig to the noun. Hel geluk (happiness). gelukkig (happy); de moed (courage). moedig (courageous); hel vuur (fire), vurig (fiery/fervent); de honger (hunger), hongerig (hungry).
(5) Hij tell zijn geld: He counts his money. De groep telde twintig mensen: The group numbered twenty people. Ik lei hem onder mijn vrienden: I number him among my friends. U kan erop rekenen: You can count on it. Ik reken niet op haar: I don t count on her.
(6) Dat is maar bijzaak That's just something of secondary importance.
(7) Dat is gemakkelijke lectuur: That s easy reading materiał. Bij het lezen van die briet werd hij kwaad: Upon reading that letter he became angry. Een leesboek: a reading book.
64'“ LES